3-153 | 3-153 |
De voorzitter. - De heer Vincent Van Quickenborne, staatssecretaris voor Administratieve Vereenvoudiging, toegevoegd aan de eerste minister, antwoordt.
De heer Lionel Vandenberghe (SP.A-SPIRIT). - Het is jammer dat minister De Gucht niet aanwezig is. Ik wou hem immers zeggen dat ik geen deel uitmaak van het old boy network waarover hij het gisteren in De Morgen had. Ik hoop dat staatssecretaris Van Quickenborne een persoonlijke noot aan het antwoord kan toevoegen, gelet op zijn achtergrond en zijn belangstelling voor de rechten van volkeren.
Reeds in november heb ik een vraag gesteld over de dramatische situatie van de Koerden in Turkije naar aanleiding van de aanslagen en de moorden door de Turkse autoriteiten op 9 november in Şemdinli in de provincie Hakkari. Het waren niet de eerste incidenten, en het zouden helaas niet de laatste zijn. Dat blijkt eens te meer uit een artikel dat vandaag in De Standaard verscheen.
Op vrijdag 2 maart 2006 werden de ouders van Derwich M. Ferho in hun dorp Mizizah nabij Mardin in Turks Koerdistan op gruwelijke wijze vermoord, vermoedelijk door speciale teams van moordcommando's en de dorpswachters. Het bejaarde koppel werd al ongeveer een maand geleden door de Turkse autoriteiten bedreigd; er werd hen gezegd dat hun zonen hun anti-Turkse activiteiten moesten stoppen. Beide zonen zijn als politiek vluchteling erkend en ze zijn intussen Belg geworden. Hun activiteiten beperken zich tot vreedzame politieke en culturele acties. Derwich M. Ferho is directeur van het Koerdische instituut in Brussel, dat zelfs overheidssubsidies ontvangt. Zijn broer Medeni is een beroepsjournalist en schrijver die tevens werkzaam is voor de Koerdische Roj TV.
In zijn antwoord van 24 november stelde de minister: `De situatie in het zuidoosten van Turkije waar het leger en PKK-aanhangers geregeld slaags raken, blijft zorgwekkend. Het is niet uitgesloten dat leden van de Turkse veiligheidsdiensten bij de incidenten betrokken waren.'
Nu is er de moord op de ouders van Derwich M. Ferho.
De Turkse autoriteiten hebben blijkbaar geen interesse in een vreedzame oplossing van de Koerdische kwestie en grijpen naar methodes die enkel kunnen omschreven worden als staatsterrorisme. Het kan toch niet dat de Turkse staat, een kandidaat-lidstaat voor de toetreding tot de Europese Unie, zich dergelijke activiteiten kan veroorloven?
In het antwoord op mijn vraag van 24 november verwees minister De Gucht naar de rol die België en de Europese Unie zullen spelen in het toezicht op de naleving door Turkije van de politieke criteria van Kopenhagen. Is het niet onze plicht als EU-lidstaat om vragen te stellen bij dergelijke gebeurtenissen?
Zal België druk uitoefenen op Turkije om een objectief onderzoek in te stellen teneinde de daders van deze moord op te sporen en te bestraffen? Zo ja, welke acties zal de minister concreet ondernemen?
Momenteel worden lokale mensenrechtenorganisaties als IHD, die de zaak willen onderzoeken, door de Turkse overheid tegengewerkt. Zal minister De Gucht aandringen op meer vrijheid voor deze organisaties zodat zij hun werk kunnen doen. Mensenrechtenorganisaties moeten ook worden betrokken bij het onderzoek om de transparantie te vergroten.
Is de Europese Unie voldoende kritisch ten aanzien van Turkije? Zo ja, oefent de Europese Unie dan voldoende druk uit op Turkije, wetende dat dergelijke aanslagen heel geregeld plaatsvinden?
Zal minister De Gucht erop toezien dat Turkije de criteria van Kopenhagen strikt toepast voordat Turkije lid kan worden van de Europese Unie?
De heer Vincent Van Quickenborne, staatssecretaris voor Administratieve Vereenvoudiging, toegevoegd aan de eerste minister. - Ik lees het antwoord van minister De Gucht.
Ik ben van mening dat men moet opletten al te snel een uitspraak te doen over deze afschuwelijke gebeurtenis. Ik geef er de voorkeur aan te wachten tot het onderzoek van de lokale veiligheidsinstanties is afgerond om meer te vernemen over de omstandigheden van en de beweegredenen voor dit misdrijf. Volgens de eerste gegevens is de hypothese van een doodseskader niet erg geloofwaardig, maar is het niet uitgesloten dat het misdrijf het werk is van `dorpswachten'. Dat systeem van dorpswachten werd trouwens reeds aan de kaak gesteld door de EU, maar ook in Turkije zelf, en werd reeds gedeeltelijk afgeschaft.
De toestand in het zuidoosten van Turkije blijft voor de EU en haar lidstaten een punt van bezorgdheid. De situatie wordt nauwgezet gevolgd in de periodieke verslagen van de Commissie.
De moedige toespraak die eerste minister Erdoğan op 12 augustus jongstleden hield in Diyarbakir, toen hij toegaf dat de Staat in het verleden fouten heeft begaan en hij het bestaan van een Koerdenvraagstuk erkende, leidde jammer genoeg niet tot concrete acties.
Op sociaal-economisch gebied werd in de regio weinig vooruitgang geboekt. Sinds de afkondiging van het einde van het bestand in juni 2004 door de PKK is de veiligheidssituatie erop achteruit gegaan.
Toch zijn de NGO's en andere onafhankelijke actoren het erover eens dat de Turkse autoriteiten zich beter gedragen. Ook kan niet worden ontkend dat op het gebied van mensenrechten en democratie de jongste jaren op tal van punten vooruitgang werd geboekt.
Hoe dan ook lijkt het mij van het grootste belang dat dit dossier niet gebruikt wordt voor een blame game en dat met al te voorbarige conclusies niet in de kaart wordt gespeeld van extreme Koerdische bewegingen.
Ik volg de ontwikkelingen in deze zaak en wordt regelmatig geïnformeerd door onze post ter plaatse.
De heer Lionel Vandenberghe (SP.A-SPIRIT). - Het antwoord van november lijkt me bevredigender te zijn dan het huidige.
Mijn vraag wil de minister ertoe aanzetten bij de Turkse ambassade aan te dringen op een objectief onderzoek, gelet op de rol van de dorpswachten. Volgens de pers zou hij dat al hebben gedaan, maar daarbij moeten ook mensenrechtenorganisaties worden betrokken.
De minister spreekt over een verbetering op het vlak van mensenrechten, maar daar is moeilijk geloof aan te hechten, want uit aanwijzingen blijkt dat de situatie sinds november verslechterd is. Vergeten we ook niet dat de moord is gepleegd in een dorp in de bergen, waar ingevolge de vlucht voor armoede en de slechte economische toestand nog slechts een beperkt aantal gezinnen wonen.
Bijgevolg dring ik er nogmaals op aan dat de minister blijvend aandacht schenkt aan de situatie van de Koerden in Turkije.