3-1341/5

3-1341/5

Belgische Senaat

ZITTING 2005-2006

15 FEBRUARI 2006


Voorstel van resolutie betreffende het imago van vrouwen en mannen in reclame


TEKST AANGENOMEN DOOR DE COMMISSIE VOOR DE FINANCIËN EN VOOR DE ECONOMISCHE AANGELEGENHEDEN


De Senaat,

A. Overwegende dat reclame niet altijd gelijkheid tussen vrouwen en mannen als waarde hanteert; dat zij vaak clichés bevat en een verkeerd beeld schetst van de plaats en de rol van vrouwen en mannen in onze samenleving.

B. Overwegende dat almaar meer reclameboodschappen een beeld van de vrouw ophangen dat totaal in tegenspraak is met de realiteit in ons land.

C. Overwegende dat de reclame een beeld van vrouwen toont dat velen vernederend en onterend vinden en dat bovendien de menselijke waardigheid kan aantasten, met beelden die aanzetten tot geweld tegen vrouwen of tot discriminatie op basis van geslacht.

D. Overwegende dat reclame als massamedium en de toenemende mediatisering veel invloed hebben op het gedrag van de consumenten.

E. Overwegende dat een individu in een ontwikkeld land thans elke dag naar schatting zowat 2500 keer geconfronteerd wordt met een reclameboodschap.

F. Overwegende dat in 2003 38 % van het totale aantal klachten dat bij de Jury voor Ethische Praktijken inzake Reclame werd ingediend, klachten waren inzake aanstootgevende reclame. Fatsoenlijkheid wordt dus een steeds belangrijker criterium. Dat bevestigt dat het publiek steeds gevoeliger wordt voor het respect voor de menselijke waardigheid in reclame.

G. Overwegende dat het niet doelmatig is systematisch wetgevend op te treden omdat onze strafwetgeving dan te log wordt en dat het aanbeveling verdient een evenwicht te vinden tussen vrije meningsuiting, creativiteit en respect voor de menselijke waardigheid.

H. Overwegende dat de doelstelling erin bestaat te komen tot een werkzame synergie tussen de professionele reclamemakers en de consumenten.

I. Overwegende dat bedrijven wel moeten kunnen inspelen op de noden en behoeften van de markt, maar dat ze dat moeten doen op een manier die het welzijn van de consumenten en het algemeen welzijn respecteert of bevordert.

J. Overwegende dat de reclame moet kaderen in een ethische code die de gelijkheid tussen vrouwen en mannen en de menselijke waardigheid respecteert.

K. Gelet op het feit dat de Universele Verklaring voor de rechten van de mens het non-discriminatiebeginsel bevat en verkondigt dat alle mensen vrij en gelijk in waardigheid en in rechten zijn geboren en dat eenieder aanspraak heeft op alle daarin genoemde rechten en vrijheden, zonder enig onderscheid van welke aard ook, waaronder begrepen ieder onderscheid naar geslacht,

L. Gelet op het feit dat de artikelen 10 en 11bis van de Grondwet expliciet de gelijkheid tussen mannen en vrouwen erkennen.

M. Er voorts op wijzend dat artikel 23 van de Grondwet het recht op een menswaardig leven waarborgt.

N. Gelet op het Verdrag voor de uitbanning van alle vormen van discriminatie van de vrouw, aangenomen op 18 december 1979 door de algemene Vergadering van de Verenigde Naties, dat vaak wordt voorgesteld als het internationaal handvest voor de vrouwenrechten, en op het Facultatief Protocol dat bepaalt dat vrouwen wier rechten geschonden zijn en die de rechtsmiddelen in eigen land hebben uitgeput, hun zaak aanhangig kunnen maken bij het Comité voor de uitbanning van de discriminatie van vrouwen. Gelet op artikel 5 van dit Verdrag dat de verdragsluitende staten vraagt dat zij hun modellen en schema's voor sociocultureel gedrag van mannen en vrouwen wijzigen, om een einde te maken aan praktijken gebaseerd op de stereotype rol of de ondergeschiktheid of meerderwaardigheid van het ene of het andere geslacht.

O. Wijzend op de verklaring en het actieprogramma van de Vierde Wereldvrouwenconferentie in Peking in september 1995 waarin « Vrouwen en Media » een thema is in de aanbevelingen en die wijst op het belang van het uitwerken van professionele principes en gedragscodes alsook van andere vormen van zelfregulering om een niet-stereotype afschildering van vrouwen te bevorderen, met respect voor de vrije meningsuiting.

P. Wijzend op de resolutie van de Raad van de Europese Unie van 5 oktober 1995 inzake de benadering van het man/vrouw-beeld in de reclame en de media en wijzend op de resolutie van het Europees Parlement over de discriminatie van de vrouw in de reclame, aangenomen op 16 november 1997, die het beginsel van de vrije meningsuiting bevestigt maar er tegelijk op wijst dat reclameboodschappen en de media de menselijke waardigheid niet mogen schenden noch mogen discrimineren op basis van geslacht.

Q. Wijzend op de International Code of Advertising Practice van de Internationale Kamer van Koophandel, waar in de artikelen 4.1 en 4.3 staat « Advertisements should not condone any form of discrimination, including that based upon race, national origin, religion, sex or age, nor should they in any way undermine human dignity » en « Advertisements should not appear to condone or incite violence, nor to encourage unlawful or reprehensible behaviour ».

Vraagt de regering :

1. Het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen de opdracht te geven een diepgaand onderzoek te verrichten naar het beeld van vrouwen en mannen in de reclame.

1.1. Dat onderzoek moet gevoerd worden in het kader van de maatschappelijke plicht om geweld te voorkomen en te strijden tegen discriminatie van vrouwen en mannen. Alle betrokkenen zoals bijvoorbeeld de professionele reclamemensen (adverteerders, communicatiebureaus, vertegenwoordigers van de perswereld, de televisie en de affichage), vertegenwoordigers uit de maatschappij (van de vrouwenraden, NGO's, ...) en regelingsorganen, worden uitgenodigd om deel te nemen aan de uitvoering van dat onderzoek.

1.2. Teneinde de rechten van de persoon te beschermen en het non-discriminatiebeginsel te versterken, moet het verslag van dat onderzoek concrete voorstellen bevatten voor een betere regeling van de bestaande relaties tussen de verschillende spelers en voor meer begrip en bewustzijn, indien nodig via een actualisering van de geldende wet- en regelgeving.

1.3. Op basis van dat onderzoek moet een bundel richtlijnen worden opgesteld inzake de afbeelding van vrouwen en mannen in reclame. Deze richtlijnen moeten de reclamemakers kunnen helpen bij het uitdenken van positieve beelden van mannen en vrouwen en bij het uitbannen van elke vorm van discriminatie op grond van het geslacht.

2. Het zelfregulerende mechanisme, uitgewerkt samen met de Jury voor Ethische Praktijken inzake Reclame (JEP), te versterken :

2.1. Door de JEP uit te nodigen uitermate opmerkzaam te zijn om te voorkomen dat reclamebeelden of -boodschappen worden verspreid die te beschouwen zijn als een aanzet tot discriminatie van personen of groepen personen op basis van hun geslacht dan wel vermeende of werkelijke seksuele voorkeur.

2.2. Door de vertegenwoordigers van de consumenten erbij te betrekken, samen met de adverteerders, de reclamebureaus en de media opdat het middenveld daadwerkelijk over inspraak en daadkracht beschikt.

2.3. Door het dwingende karakter van haar beslissingen te versterken, bijvoorbeeld via het invoeren van strenge straffen.

2.4. door op basis van resultaten van het onderzoek bedoeld in punt 1, en de permanente analyse vanwege het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen aanbevelingen te formuleren teneinde reclame te voeren die overeenstemt met de duurzame ontwikkeling en een meer ethische visie van onze samenleving.

3. Het informeren en de bewustmaking van de burger-consument zodanig te organiseren dat het publieke debat op gang komt en vormen van samenwerking mogelijk te maken tussen de beroepslui, de verenigingen en de burgers.

3.1. In het verlengde van de campagnes van NGO's tegen seksisme, een reclamecampagne uit te werken om discriminatie en geweld aan de kaak te stellen, op initiatief van de overheid en gefinancierd door de reclamemakers zelf.

3.2. Een groen telefoonnummer, een e-mailadres en een postadres ter beschikking te stellen opdat het publiek reclame kan melden waarin een beeld van mannen of vrouwen wordt geschetst dat de menselijke waardigheid schendt.

3.3. Te zorgen voor een officiële trofee die de reclamemakers kunnen toekennen aan hun collega's, en voor een publieksprijs om reclame te belonen die breekt met de seksistische clichés.

4. Vooraf overleg te plegen met de deelgebieden die, via hun bevoegdheden, met name in de audiovisuele sector, ook betrokken partij zijn.