3-1405/3

3-1405/3

Belgische Senaat

ZITTING 2005-2006

19 JANUARI 2006


Voorstel van bijzondere wet tot aanpassing van diverse bepalingen aan de nieuwe benaming van het Vlaams Parlement, het Waals Parlement, het Parlement van de Franse Gemeenschap, het Brussels Hoofdstedelijk Parlement en het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap


VERSLAG

NAMENS DE COMMISSIE VOOR DE INSTITUTIONELE AANGELEGENHEDEN UITGEBRACHT DOOR

DE HEREN HAPPART EN H. VANDENBERGHE


I. INLEIDING

Het voorliggende voorstel van bijzondere wet werd ingediend in de Senaat op 21 oktober 2005. Het wetsvoorstel « tot aanpassing van diverse wetten die een aangelegenheid regelen als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet aan de nieuwe benaming van de wetgevende vergaderingen van de gemeenschappen en de gewesten » (stuk nr. 3-1423/1) en het wetsvoorstel « tot aanpassing van diverse wetten die een aangelegenheid regelen als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet aan de nieuwe benaming van de wetgevende vergaderingen van de gemeenschappen en de gewesten » (stuk nr. 3-1424/1) werden ingediend in de Senaat op 8 november 2005.

De plenaire vergadering van de Senaat nam het voorstel van bijzondere wet en de twee andere wetsvoorstellen in overweging op respectievelijk 27 oktober en 10 november 2005 en zond de voorstellen telkens nog dezelfde dag over naar de Commissie voor de Institutionele Aangelegenheden.

Bij schrijven van 18 november 2005 verzocht de voorzitter van de Senaat het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap een advies uit te brengen over het voorstel van bijzondere wet en de bovenvermelde wetsvoorstellen, overeenkomstig artikel 78 van de wet van 31 december 1983 betreffende de institutionele hervormingen van de Duitstalige Gemeenschap.

Op 21 december 2005 deed de voorzitter van het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap het advies toekomen aan de Senaat. Dit advies gaat als bijlage bij dit verslag.

De commissie heeft het voorstel van bijzondere wet, tezamen met de twee andere wetsvoorstellen, besproken tijdens haar vergaderingen van 12 en 19 januari 2006.

Tijdens de vergadering van 12 januari 2006 werden de heren Jean-Marie Happart en Hugo Vandenberghe aangewezen als rapporteurs. Op deze vergadering werd de algemene bespreking gehouden en werd het advies van het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap besproken.

Op de vergadering van 19 januari 2006 werden de amendementen van de heren Berni Collas en Paul Wille besproken en werd er gestemd.

II. INLEIDENDE UITEENZETTING DOOR DE INDIENSTER VAN HET VOORSTEL VAN BIJZONDERE WET, MEVROUW LIZIN

Het voorstel van bijzondere wet strekt ertoe, tezamen met de twee andere wetsvoorstellen nrs. 3-1423/1 en 3-1424/1, om de in de Grondwet ingevoerde nieuwe terminologie betreffende de deelstaatparlementen in te voeren in de wetgeving, en dit zowel in de bijzondere wetten als in de gewone wetten.

De Grondwet werd hiertoe reeds aangepast ingevolge de aanneming door Kamer en Senaat van een voorstel van de heer De Croo, Kamervoorzitter, tot wijziging van de terminologie van de Grondwet (stuk Kamer, nr. 51 1326/1). Na aanneming door Kamer en Senaat, werd dit ontwerp bekrachtigd op 25 februari 2005 (EN NIET op 25 juni 2005, zoals verkeerdelijk is vermeld in de memorie van toelichting bij het voorstel van bijzondere wet) en afgekondigd op 11 maart 2005.

Het voorstel van bijzondere wet beoogt de nieuwe terminologie in te voeren in de bijzondere wetten en in artikel 32 van de gewone wet van 9 augustus 1980, wat ook bij bijzondere wet dient te gebeuren.

Van dat laatste wordt trouwens gebruik gemaakt om de verwijzingen naar de gemeenschaps- en gewestexecutieven, die nog in die bepaling voorkomen, te vervangen door een verwijzing naar de gemeenschaps- en gewestregeringen.

II. ALGEMENE BESPREKING

De commissie neemt kennis van het advies dat het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap uitbracht op 21 december 2005 (1) .

De heer Collas dient amendementen in die de legislatieve vertaling beogen van het advies van het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap.

Een meerderheid van de commissie is van oordeel dat enkel de technisch-juridische amendementen, die betrekking hebben op de terminologie stricto sensu, in aanmerking kunnen worden genomen.

De amendementen die verder gaan, zoals bijvoorbeeld het amendement nr. 2 (stuk Senaat, nr. 3-1405/2) van de heer Collas dat voorstelt om de gewone wet van 9 augustus 1980 aan te vullen zodat uitdrukkelijk in een vertegenwoordiging van de Duitstalige Gemeenschap in de overlegcommissie wordt voorzien, zouden volgens een meerderheid in de commissie beter worden ingetrokken en het voorwerp uitmaken van een apart in te dienen wetsvoorstel.

De heer Collas verklaart zich akkoord met deze werkwijze.

III. ARTIKELSGEWIJZE BESPREKING EN STEMMINGEN

Artikel 1

Dit artikel wordt zonder verdere bespreking eenparig aangenomen door de 9 aanwezige leden.

Artikel 2

De heer Collas dient amendement nr. 1 in dat ertoe strekt in de Nederlandse tekst van het A) van dit artikel telkens het woord « Duitse » te vervangen door het woord « Duitstalige ». Het betreft een wetgevingstechnische aanpassing.

Amendement nr. 1 van de heer Collas wordt eenparig aangenomen door de 9 aanwezige leden.

Het aldus geamendeerde artikel 2 wordt eenparig aangenomen door de 9 aanwezige leden.

Artikelen 3 tot en met 22

De artikelen 3 tot en met 22 worden zonder verdere bespreking eenparig aangenomen door de 9 aanwezige leden.

Artikel 22bis (nieuw)

De heer Collas dient amendement nr. 2 in dat ertoe strekt te remediëren aan de rechtsonzekerheid met betrekking tot de vertegenwoordiging van de Duitstalige Gemeenschap in de overlegcommissie bij belangenconflicten.

Op verzoek van de commissie trekt de heer Collas zijn amendement nr. 2 in en zal hij terzake een apart wetsvoorstel voorbereiden.

Artikel 23

Artikel 23 wordt zonder verdere bespreking eenparig aangenomen door de 9 aanwezige leden.

IV. STEMMING OVER HET GEHEEL

Het geamendeerde voorstel van bijzondere wet in zijn geheel wordt aangenomen met 8 stemmen bij 1 onthouding.


Vertrouwen werd geschonken aan de rapporteurs voor het uitbrengen van dit verslag.

De rapporteurs, De voorzitter,
Jean-Marie HAPPART.
Hugo VANDENBERGHE.
Anne-Marie LIZIN.

BIJLAGE

PARLEMENT VAN DE DUITSTALIGE GEMEENSCHAP

NEDERLANDSE VERTALING

Gemotiveerd advies over de volgende voorstellen van wet : — Voorstel van bijzondere wet ter aanpassing van verschillende bepalingen aan de nieuwe benaming van het Waalse Parlement, van het Vlaamse Parlement, van het Franse Gemeenschapsparlement, van het Parlement van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest evenals van het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap, — Voorstel van wet ter aanpassing van verschillende bepalingen, die een in artikel 77 van de Grondwet aangehaalde aangelegenheid regelen, aan de nieuwe benaming van de wetgevende vergaderingen van de Gemeenschappen en de Gewesten, — Voorstel van wet ter aanpassing van verschillende bepalingen, die een in artikel 78 van de Grondwet aangehaalde aangelegenheid regelen, aan de nieuwe benaming van de wetgevende vergaderingen van de Gemeenschappen en de Gewesten

I. ALGEMEEN ADVIES

Het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap juicht de voor advies voorgelegde (bijzondere) wetgevende initiatieven toe :

— Enerzijds worden daardoor de (bijzondere) wetten met de terminologie in overeenstemming gebracht, die door de grondwetswijzigingen van juli 2004 en februari 2005 werd ingevoerd.

— Anderzijds is de benaming « Parlement« niet alleen voor de burger gemakkelijker te begrijpen, maar verduidelijkt zij ook op internationaal niveau, dat het hier gaat over een instelling met wetgevende macht.

II. OPMERKINGEN VAN TECHNISCH-LEGISLATIEVE AARD

Op basis van een zorgvuldige tekstanalyse formuleert het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap enkele technisch-legislatieve opmerkingen bij de aan het parlement voorgelegde voorstellen van wet, die het aan de federale wetgever in dit advies wil voorleggen.

A. Opmerkingen bij het voorstel van bijzondere wet ter aanpassing van verschillende bepalingen aan de nieuwe benaming van het Waalse Parlement, van het Vlaamse Parlement, van het Franse Gemeenschapsparlement, van het Parlement van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest evenals van het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap

Artikel 2

Het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap wijst erop dat het van mening is dat in de Nederlandse tekst de onder art. 2 letter A) aangehaalde woordvolgorde « de Raad van de Duitse Gemeenschap » en « het Parlement van de Duitse Gemeenschap » telkens door de woordvolgorde « de Raad van de Duitstalige Gemeenschap » en « het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap » zouden moeten worden vervangen.

Hoofdstuk XI — Aanpassing van de gewone wet van 9 augustus 1980

Het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap herinnert aan zijn gemotiveerd advies van 17 april 2001, waarin het op de rechtsonzekerheid met betrekking tot de vertegenwoordiging van de Duitstalige Gemeenschap in de overlegcommissie bij belangenconflicten wijst en een adequate aanpassing wenst van de desbetreffende wetten ter verzekering van een juridisch volkomen duidelijk beschermde vertegenwoordiging (zie bijlage I).

De betreffende juridische onzekerheid is volgens het parlement ontstaan door het feit dat het op 5 mei 1993 ingevoegde artikel 143, § 3, van de grondwet de bijzondere wetgever belast (1) met de regeling van de procedure betreffende het bijleggen van belangenconflicten en de bijzondere wetgever bij de uitvoering van deze bepaling op 7 mei 1999 een passende nieuwe regeling heeft uitgevoerd (vgl. de huidige versie van artikel 32 van de gewone wet van 9 augustus 1980 over institutionele hervormingen). Deze nieuwe regeling voorziet echter geen uitdrukkelijke vertegenwoordiging van de Duitstalige Gemeenschap in de overlegcommissie, indien er belangenconflicten te behandelen zijn, die betrekking hebben op het Parlement of de regering van de Duitstalige Gemeenschap. Tot nu toe was een dergelijke vertegenwoordiging door artikel 67 van de wet van 31 december 1983 over institutionele hervormingen voor de Duitstalige Gemeenschap gegarandeerd, maar er kan worden uitgegaan van het feit dat deze bepaling door de bovengenoemde grondwetswijziging en het daarop aannemen van de bijzondere wet van 7 mei 1999 nietig is geworden.

(1) In dit verband moet erop worden gewezen dat artikel 143 van de grondwet een overgangsbepaling bevat, op grond van dewelke de gewone wet van 9 augustus 1980 voor de hervorming van de instellingen tot nader order van toepassing blijft en alleen door een bijzondere wet kan worden gewijzigd. Voor artikel 67 van de wet van 31 december 1983 werd daaren- tegen geen overeenkomstige overgangsregeling voorzien.

Het onderhavige voorstel van bijzondere wet zou volgens het parlement kunnen worden gebruikt om de gewone wet van 9 augustus 1980 zodanig aan te vullen, dat uitdrukkelijk een vertegenwoordiging van de Duitstalige Gemeenschap in de overlegcommissie is voorzien, indien de behandelde belangenconflicten haar parlement en regering betreffen. Aan de op dit ogenblik gangbare praktijk, waarbij de minister-president van de regering de Duitstalige Gemeenschap bij belangenconflicten in de overlegcommissie met beslissende stem vertegenwoordigt, zou zodoende een volkomen duidelijke juridische basis worden verleend; de situatie zoals zij door bovengenoemd artikel 67 van de wet van 31 december 1983 was voorzien, zou opnieuw tot stand gebracht zijn.

B. Opmerkingen bij het voorstel van wet ter aanpassing van verschillende bepalingen, die een in artikel 77 van de Grondwet aangehaalde aangelegenheid regelen, aan de nieuwe benaming van de wetgevende vergaderingen van de gemeenschappen en de gewesten

Artikel 5

Het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap wijst erop dat het van mening is dat de onder artikel 5, nr. 3, aangehaalde wijziging van artikel 211, § 3, lid 1, van het Kieswetboek door volgende aanpassingen zou moeten worden aangevuld :

In de Franse tekst : « et le mot « Conseil » par le mot « Parlement » ».

In de Nederlandse tekst : « en de woorden,raadsfractie » door de woorden « parlementsfractie » ».

Het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap wijst erop dat het van mening is dat in de Franse versie van de onder nr. 5, letter b), aangehaalde wijziging het laatste woord « Conseil » door het woord « Parlement » zou moeten worden vervangen.

Artikel 12

Het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap wijst erop dat het van mening is dat de in de Franse tekst onder artikel 12, nr. 2, aangehaalde wijziging zou moeten luiden als volgt :

« au § 3, modifié par la loi du 16 juin 1989, le mot « Conseil » est remplacé par le mot « Parlement » ».

Hoofdstuk IV — Aanpassing van de wet van 31 december 1983

Het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap wijst erop dat in de wet van 31 december 1983 over institutionele hervormingen voor de Duitstalige Gemeenschap enkele formele correcties zouden kunnen worden aangebracht om de tekst aan de op dit ogenblik geldende juridische toestand aan te passen.

De volgende voorstellen tot aanpassing zouden volgens het parlement in het voorstel van wet moeten worden opgenomen :

— In artikel 14 van de wet van 31 december 1983 zou de verwijzing naar artikel 31ter van de bijzondere wet door een verwijzing naar artikel 31ter, §§ 1 en 2, kunnen worden vervangen. Door deze aanpassing wordt uitgesloten dat ook artikel 31ter, § 1bis, van de bijzondere wet wordt toegepast op de Duitstalige Gemeenschap; de toepassing van deze bepaling is feitelijk overbodig, omdat artikel 14bis van de wet van 31 december 1983 reeds een vrijwel identieke regeling bevat.

— In de artikelen 4, 10bis, lid 1, nr. 2, 54bis, 56 en 83 van de wet van 31 december 1983 zouden de verwijzingen naar de Grondwet aan de nieuwe nummering van de artikelen kunnen worden aangepast, zoals deze door de coördinatie van de Grondwet van 17 februari 1994 werd uitgevoerd.

— Artikel 67 : zie de opmerking bij hoofdstuk XI van het voorstel van bijzondere wet.

— In artikel 78 van de wet van 31 december 1983 heeft de verplichting, aan het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap alle ontwerpen voor wijziging van wetten en besluiten met verordeningskarakter voor advies voor te leggen, die op het Duitse taalgebied worden toegepast en die betrekking hebben op het taalgebruik in het onderwijs aan de door de overheid opgerichte, gesubsidieerde of erkende onderwijsinstellingen, geen zin meer, omdat aan de Duitstalige Gemeenschap de bevoegdheid werd overgedragen voor de regeling van het taalgebruik in het onderwijs door de grondwetswijziging van 20 mei 1997. De overeenkomstige passage zou bijgevolg uit artikel 78 kunnen worden geschrapt.

— Artikel 79 : zie de opmerking bij artikel 40 van het voorstel van wet.

Artikel 34

Het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap wijst erop dat het van mening is dat de in de Nederlandse tekst aangehaalde wijziging door de volgende wijziging zou moeten worden aangevuld :

« 3º het woord « hij » wordt telkens door het woord « het » vervangen. »

Bovendien wijst het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap erop, dat de in artikel 67, § 1, van de wet van 31 december 1983 aangehaalde verwijzing naar artikel 31 van de gewone wet door de volledige omschrijving van de vermelde wet zou moeten worden vervangen om alle misverstanden te vermijden. De volgende wijziging zou kunnen worden voorzien :

Franse tekst : « 3º les mots « loi ordinaire » sont remplacés par les mots « loi ordinaire du 9 août 1980 de réformes institutionnelles » »;

Nederlandse tekst : « 4º de woorden « gewone wet » worden vervangen door de woorden « gewone wet van 9 augustus 1980 tot hervorming der instellingen » ».

Voor het overige verwijst het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap naar de bij Hoofdstuk XI van het voorstel van bijzondere wet geformuleerde, principiële opmerking.

Artikel 40

Het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap wijst erop dat het op basis van de wijziging van artikel 130, § 1, van de Grondwet van 20 mei 1997 bevoegd is voor de regeling van het taalgebruik voor het onderwijs in de door de overheid opgerichte, gesubsidieerde of erkende instellingen. In uitvoering van deze bevoegdheid heeft het parlement, door het decreet van 19 april 2004 over het verschaffen en het gebruik van de taal in het onderwijs, onder andere de wet van 30 juli 1963 over de taalregeling in het onderwijs opgeheven.

De beschreven feitelijke toedracht heeft volgens het parlement tot gevolg, dat artikel 79 van de wet van 31 december 1983 over institutionele hervormingen voor de Duitstalige Gemeenschap nietig is geworden en bijgevolg zou moeten worden opgeheven.

Hoofdstuk VI

Het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap wijst erop dat het van mening is dat artikel 4bis, §§ 1, 2 en 4 van de wet van 4 juli 1989 over de beperking en controle van de verkiezingsuitgaven voor de verkiezingen van de Federale Kamers en over de financiering en de open boekhouding van de politieke partijen eveneens zou moeten worden aangepast.

Artikel 89

Het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap wijst erop dat het van mening is dat ook artikel 6, § 2, lid 4, van de wet van 6 juli 1990 ter regeling van de modaliteiten voor de verkiezing van de Raad van de Duitstalige Gemeenschap moet worden aangepast en dat bijgevolg in artikel 89, nr. 2, letter b) de verwijzing naar lid 2 zou moeten worden geschrapt.

Artikel 96

Het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap wijst erop dat het van mening is dat de in artikel 96, nr. 3, van het voorstel van wet aangehaalde wijziging lid 5 (en niet lid 6) van artikel 22 van de wet van 6 juli 1990 betreft en dat eveneens de in artikel 96, nr. 4, aangehaalde wijziging lid 11 (en niet lid 12) betreft.

Artikel 98bis (nieuw)

Het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap wijst erop dat artikel 26, § 2, lid 6, van de wet van 6 juli 1990 het begrip « Executieve » bevat en dat het van mening is dat daarom een nieuwe bepaling in het voorstel van wet zou moeten worden opgenomen, die dit begrip door het begrip « Regering » vervangt.

Artikel 101bis (nieuw)

Het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap wijst erop dat artikel 46, lid 2, van de wet van 6 juli 1990 het begrip « Executieve » bevat en dat het van mening is dat daarom een nieuwe bepaling in het voorstel van wet zou moeten worden opgenomen, die dit begrip door het begrip « Regering » vervangt.

Artikel 109

Het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap wijst erop dat het van mening is dat

— de in artikel 109, nr. 3, aangehaalde wijziging lid 3 en 4 (en niet alleen lid 3) van artikel 53 van de wet van 6 juli 1990 betreft,

— de in artikel 109, nr. 4, van het voorstel van wet aangehaalde wijziging lid 5 (en niet lid 4) betreft evenals

— de in artikel 109, nr. 5, aangehaalde wijziging lid 6 (en niet lid 5) betreft.

Artikel 192

Het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap wijst erop dat het van mening is dat in de Franse tekst van artikel 192, nr. 4, letter b), de verwijzing naar lid 2 niet correct is en daarom zou moeten worden geschrapt.

Artikel 193

Het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap wijst erop dat het van mening is dat in de Franse tekst van artikel 193, nr. 6, letter c), de woorden « lesdits conseils » door de woorden « desdits conseils » zouden moeten worden vervangen.

Artikel 194

Het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap wijst erop dat het van mening is dat in de Franse tekst van artikel 194 de woordvolgorde « Conseil régional wallon, du Conseil flamand, du Conseil de la Région de Bruxelles-Capitale et du Conseil » en « Parlement wallon, du Parlement flamand, du Parlement de la Région de Bruxelles-Capitale et du Parlement » telkens door de woordvolgorde « Conseil régional wallon, le Conseil flamand, le Conseil de la Région de Bruxelles-Capitale et le Conseil » en « Parlement wallon, le Parlement flamand, le Parlement de la Région de Bruxelles-Capitale et le Parlement » zouden moeten worden vervangen.

Artikel 196

Het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap wijst erop dat het van mening is dat in de Franse tekst van artikel 196, nr. 3, letter a), punt i), de woorden « l'élection du Conseil de l'élection de Bruxelles-Capitale » door de woorden « l'élection du Conseil de Bruxelles-Capitale » zouden moeten worden vervangen.

Ontbrekende wetten

Het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap wijst erop dat het van mening is dat ook de wet van 26 juni 2004 ter uitvoering en completering van de wet van 2 mei 1995 over de verplichting een lijst van de mandaten, ambten en beroepen evenals een vermogensverklaring te deponeren, zou moeten worden gewijzigd om met de verandering van « Raad van de Duitstalige Gemeenschap » in « Parlement van de Duitstalige Gemeenschap » rekening te houden (zie artikel 6, lid 1, nr. 5, artikel 7, § 2, artikel 8, §§ 2 en 3).

In dit verband herinnert het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap bovendien aan de voorstellen tot wijziging, die het met betrekking tot de bovengenoemde wet van 26 juni 2004 heeft geformuleerd en aan de voorzitter van de Kamer van volksvertegenwoordigers in een schrijven van 8 juni 2005 heeft meegedeeld (zie Bijlage II).

Deze voorstellen tot wijziging zijn er allemaal samen op gericht om voor de mandatarissen van de Duitstalige Gemeenschap dezelfde regels te voorzien, die voor de mandatarissen van de andere Gemeenschappen werden vastgelegd.

C. Opmerkingen bij het voorstel van wet ter aanpassing van verschillende bepalingen, die een in artikel 78 van de Grondwet aangehaalde aangelegenheid regelen, aan de nieuwe benaming van de wetgevende vergaderingen van de gemeenschappen en de gewesten

Artikel 26

Het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap wijst erop dat het van mening is dat in de Nederlandse tekst de woordvolgorde « Gewestparlementen » door de woordvolgorde « Gemeenschapsparlementen » zou moeten worden vervangen.


Bijlage I

17 april 2001 Gemotiveerd advies betreffende het voorontwerp van wet tot wijziging van de wet van 31 december 1983 tot hervorming der instellingen voor de Duitstalige Gemeenschap

Uittreksel

[...]

II. Opmerkingen van principiële aard

[...]

7. De Raad van de Duitstalige Gemeenschap wijst op de juridische onzekerheid betreffende de vertegenwoordiging van de Duitstalige Gemeenschap in het overlegcomité bij belangenconflicten die op haar betrekking hebben : Het is immers zo dat, ingevolge de goedkeuring van de bijzondere wet van 7 mei 1999 tot wijziging van artikel 32 van de gewone wet van 9 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, de correcte toepassing van artikel 67 van de wet van 31 december 1983 tot hervorming der instellingen voor de Duitstalige Gemeenschap in vraag wordt gesteld.

De Raad van de Duitstalige Gemeenschap wenst dat de wetten in kwestie dienovereenkomstig worden aangepast, zodat de belangen van de Duitstalige Gemeenschap worden gevrijwaard op de wijze die was voorzien nog voor de bedoelde bijzondere wet van 7 mei 1999 was goedgekeurd (zie ook nr. 8 c) van de opmerkingen betreffende de wetgevingstechniek).

[...]

III. Opmerkingen betreffende de wetgevingstechniek

[...]

8. Andere noodzakelijke aanpassingen

[...]

c) Vertegenwoordiging van de Duitstalige Gemeenschap bij belangenconflicten

Met het oog op de omzetting van de onder II. nr. 7 geformuleerde wens, acht de Raad van de Duitstalige Gemeenschap het noodzakelijk dat artikel 31 van de gewone wet van 9 augustus 1980 tot hervorming der instellingen via bijzondere wetten wordt aangevuld zodat de vertegenwoordiging van de Duitstalige Gemeenschap in het overlegcomité bij belangenconflicten, die betrekking hebben op de Raad of op de regering, door de minister-President van de Duitstalige Gemeenschap gewaarborgd blijft. Verder kan in dit geval artikel 67 van de bovenvermelde wet van 31 december 1983 worden opgeheven.


Annexe II

Eupen, le 8 juin 2005.

Monsieur le Président de la Chambre des Représentants H. DE CROO

1008 BRUXELLES

Unser Zeichen: d2/st/3814 Ihr Ansprechpartner: Stephan Thomas

Tel.: 087/59 07 51 E-Mail: [email protected]

Concerne: liste des mandats et déclarations de patrimoine

Monsieur le Président,

Cher collègue,

Faisant suite à votre courrier du 26 mai 2005, je vous transmets en annexe les projets d'amendements à la proposition de loi modifiant la loi du 2 mai 1995 relative à l'obligation de déposer une liste de mandats, fonctions et professions et une déclaration de patrimoine et la loi du 26 juin 2004 exécutant et complétant la loi du 2 mai 1995 relative à l'obligation de déposer une liste de mandats, fonctions et professions et une déclaration de patrimoine (doc. 51 — 1398/001) qui traduisent les observations formulées par le Parlement de la Communauté germanophone.

Je vous signale en outre que le Parlement de la Communauté germanophone avait organisé une séance d'information à l'attention de toutes les personnes de la région de langue allemande concernées par l'obligation de déposer une déclaration sur les mandats et le patrimoine.

Lors de cette réunion, il est apparu que l'application de l'article 3 de la loi ordinaire du 2 mai 1995 (déclaration de patrimoine) aux mandataires locaux suscite pas mal de discussions de sorte qu'une précision de cette disposition pourrait éventuellement être envisagée dans le cadre de la proposition susmentionnée.

Je vous prie d'agréer, Monsieur le Président, l'expression de ma considération distinguée.

L. SIQUET

Président du Parlement de la Communauté germanophone

Annexes: 1

Doc 51 1398/001

Proposition de loi modifiant la loi du 2 mai 1995 relative à l'obligation de déposer une liste de mandats, fonctions et professions et une déclaration de patrimoine et la loi du 26 juin 2004 exécutant et complétant la loi du 2 mai 1995 relative à l'obligation de déposer une liste de mandats, fonctions et professions et une déclaration de patrimoine.

Propositions d'amendements (faisant suite aux observations du Parlement de la Communauté germanophone)

No 1

Art 1erbis (nouveau)

Insérer un article 1erbis, libellé comme suit:

« Article 1erbis. — L'article 1er, no 11, de la loi du 2 mai 1995 relative à l'obligation de déposer une liste de mandats, fonctions et professions et une déclaration de patrimoine, modifié par la loi du 26 juin 2004, est complété comme suit:

« on entend par fonctionnaires généraux, les agents revêtus de l'un des grades des rangs 16 et 17 ou d'un rang équivalent; »

Justification

Par l'insertion de cette précision, l'amendement assure le parallélisme avec ce qui est prévu pour les autres Communautés (cf. article 1er, no 3, de la loi spéciale du 2 mai 1995).

No 2

Art. 2

Compléter cet article par un no 15, libellé comme suit:

« 15. administrateurs des sociétés commerciales dont la Communauté germanophone est l'actionnaire majoritaire. »

Justification

La proposition de loi ne contient aucune référence aux sociétés dont la Communauté germanophone serait l'actionnaire majoritaire. Il faut rappeler à cet égard que les mandats relevant de la Communauté germanophone sont réglés par loi ordinaire (et non pas par loi spéciale). Il s'ensuit que la disposition actuellement contenue dans l'article 2 de la proposition de loi spéciale modifiant la loi spéciale du 2 mai 1995 relative à l'obligation de déposer une liste de mandats, fonctions et professions et une déclaration de patrimoine et la loi spéciale du 26 juin 2004 exécutant et complétant la loi spéciale du 2 mai 1995 relative à l'obligation de déposer une liste de mandats, fonctions et professions et une déclaration de patrimoine (doc. 51-1397/001) n'est pas applicable aux sociétés relevant de la Communauté germanophone.

Afin d'assurer le parallélisme avec ce qui est prévu pour les autres Communautés, il est donc nécessaire de compléter la présente proposition de loi par une disposition équivalente.

No 3

Art. 2bis (nouveau)

Insérer un article 2bis, libellé comme suit:

« Art. 2bis. — À l'article 5 de la loi du 26 juin 2004 exécutant et complétant la loi du 2 mai 1995 relative à l'obligation de déposer une liste de mandats, fonctions et professions et une déclaration de patrimoine, sont apportées les modifications suivantes:

1L'alinéa suivant est inséré entre les alinéas 1er et 2:

« Dans le courant du mois de janvier de chaque année, la liste des organismes d'intérêt public sur lesquels la Communauté germanophone exerce la tutelle [et des sociétés commerciales dont la Communauté germanophone est actionnaire majoritaire] est adressée à la Cour des comptes par le fonctionnaire désigné à cette fin par le président du gouvernement de la Communauté germanophone.

Le président avise la Cour des comptes de cette désignation. Pour l'établissement de la liste susmentionnée, il est tenu compte de la situation de l'année précédente. »

2o L'alinéa 2, devenu l'alinéa 3, est remplacé par la disposition suivante:

« S'ils ne s'acquittent pas de cette obligation ou s'en acquittent avec retard, les fonctionnaires, visés aux alinéas précédents, sont passibles d'une amende de cent euros à mille euros. »

Justification

L'article 5 de loi ordinaire du 26 juin 2004 ne contient aucune obligation de communication en ce qui concerne les organismes d'intérêt public sur lesquels la Communauté germanophone exerce la tutelle et qui sont mentionnés à l'article 1er, no 10, de la loi du 5 mai 1995 (à la différence de ce qui est prévu à l'article 5 de la loi spéciale du 26 juin 2004).

L'amendement comble cette lacune en stipulant que le président du gouvernement de la Communauté germanophone doit désigner un fonctionnaire qui assure la communication, à la Cour des comptes, de la liste des organismes d'intérêt public dépendant de la Communauté (cf. no 1er). [À titre complémentaire, l'obligation de communication est par ailleurs étendue aux sociétés commerciales dont la Communauté germanophone est actionnaire majoritaire.]

Le fonctionnaire désigné par le président du gouvernement de la Communauté germanophone est passible des mêmes amendes que celles applicables au fonctionnaire désigné par le premier ministre du gouvernement fédéral (cf. no 2).

No 4

Art. 3

Compléter cet article par un no 16, libellé comme suit:

« 16. le président du conseil d'administration de toute société commerciale dont la Communauté germanophone est actionnaire majoritaire. »

Justification

Voy. la justification de l'amendement no 2.

No 5

Art. 3bis (nouveau)

Insérer un article 3bis, libellé comme suit:

« Art. 3bis. — Dans l'article 7, § 2, alinéa 2, de la même loi, la 2e phrase est remplacée par la phrase suivante:

« Si l'affaire est soumise par un membre du gouvernement de la Communauté germanophone, par un membre du Parlement de la Communauté germanophone ou par une personne visée aux nos 10, 11, 13 [et 15] de l'article 1er de la loi du 2 mai 1995 et qui relève de la Communauté germanophone, elle est examinée par une commission de suivi composée de membres de ce Parlement. »

Justification

Les affaires des personnes qui relèvent de la Communauté germanophone (autres que les membres de son gouvernement et de son Parlement) devront être examinées par la commission de suivi instituée auprès de la Chambre des représentants en vertu de la 3e phrase de l'actuel article 7, § 2, alinéa 2, de la loi du 26 juin 2004. Concrètement, il s'agit des dirigeants des organismes d'intérêt public sur lesquels la Communauté germanophone exerce la tutelle (cf. article 1er, no 10, de la loi du 2 mai 1995), des fonctionnaires généraux du ministère de la Communauté germanophone (cf. article 1er, no 11, de la loi du 2 mai 1995) ainsi que des chefs de cabinet et chefs de cabinet adjoints du gouvernement de la Communauté germanophone (cf. article 1er, no 13, de la loi du 2 mai 1995). [En cas d'adoption de l'amendement no 2, il faudrait sans doute ajouter les administrateurs des sociétés commerciales dont la Communauté germanophone est l'actionnaire majoritaire (cf. article 1er, no 15, de la loi du 2 mai 1995).]

Afin d'assurer le parallélisme avec ce qui est prévu pour les autres Communautés, il est indiqué que les affaires de ces personnes soient jugées — non pas par la commission de suivi de la Chambre des représentants — mais par celle instaurée par le Parlement de la Communauté germanophone. Cette solution correspond en outre plus à la structure fédérale de l'État belge.


(1) Zie bijlage bij dit verslag.