3-1527/1 | 3-1527/1 |
25 JANUARI 2006
Met de implementatie van de zogenaamde Bologna-verklaring is het hoger onderwijs in volle ontwikkeling en expansie. Resultaten van die evolutie zijn onder andere de invoering van een bachelor/master-structuur, de vorming van associaties tussen hogescholen en universiteiten, aandacht voor het levenslang leren, ...
« Life long learning » is sociaal en maatschappelijk gezien één van de belangrijke aandachtspunten in die hele operatie. In dit kader past het ook de link te leggen naar het « betaald educatief verlof » (BEV).
In het licht van de flexibilisering van het hoger onderwijs bestaat de mogelijkheid de opleidingen ook in afstandsonderwijs aan te bieden.
Per definitie houdt dit in dat het aantal (verplichte) contacturen zeer beperkt is.
In een gewijzigde onderwijscontext — waar « leren » niet enkel meer via ex-cathedra-onderricht geschiedt, maar ook via bijvoorbeeld open en afstandsonderwijs — rijzen er problemen met de wijze waarop het BEV is geregeld. De toekenning ervan is niet meer aangepast aan de moderne ontwikkelingen op het onderwijsveld.
De wetgeving bepaalt dat enkel de uren effectieve aanwezigheid in de cursussen in aanmerking komen voor de bepaling van het recht op educatief verlof.
Die regeling stelt de hogescholen en de studenten in het bijzonder voor problemen : indien zij opleidingen wensen aan te bieden of te volgen via open en afstandsonderwijs hebben ze geen recht op BEV. Toch zijn de meeste van dergelijke opleidingen qua studieprogramma en -omvang (1500 tot 1800 uren/jaar) en studiebelasting even hoog als het programma aangeboden in het « gewone » opleidingskader.
De ervaring leert dat mensen die een dergelijke opleidingsvorm verkiezen dit doorgaans doen omwille van werk- of familiale omstandigheden. De combinatie van werk, gezin en studie is immers een extra belastende factor.
Het zou voor vele studenten meer dan wenselijk zijn mochten zij wel een beroep kunnen doen op BEV.
Voor studenten die zich voorbereiden op de examens bij de Examencommissie van de gemeenschappen, waar ook geen « controle » op de aanwezigheid in de cursussen mogelijk is, voorziet van artikel 116, § 3, van het koninklijk besluit van 3 mei 1990 tot uitvoering van de wet van 10 juni 1993 in de mogelijkheid van educatief verlof door de voorbereiding op en het afleggen van examens voor de centrale examencommissie als beroepsopleiding te beschouwen.
Tevens werd de mogelijkheid inzake opleidingen die geen regelmatige aanwezigheid van de betrokkenen impliceren open gelaten; hier bepaalt de Koning de normen inzake nauwgezetheid waaraan de werknemer moet voldoen.
Voor de studenten die in principe geen enkel lesuur aanwezig zijn, is dus een uitzondering gemaakt. Zij hebben recht op maximaal een aantal verlofuren dat gelijk is aan driemaal de wekelijkse arbeidsduur.
Naar analogie hiervan moet het mogelijk zijn dat ook de studenten die zich inschrijven voor een opleiding via afstandsonderwijs, het stelsel van betaald educatief verlof kunnen genieten.
Er zij tevens aangestipt dat het aangehaalde artikel 7 van de wet ook stipuleert dat stages in principe niet in aanmerking komen voor BEV.
De directie Betaald Educatief Verlof is immers van oordeel dat voor stages — in het verlengde van de opleiding en cursussen — slechts educatief verlof kan worden opgenomen op basis van het resterende saldo dat niet werd opgenomen voor de gevolgde opleiding.
Heel wat opleidingen in het hoger onderwijs omvaten echter een vrij ruime stageperiode. Ook studenten open en afstandsonderwijs moeten die volbrengen. Momenteel lopen zij die stage meestal tijdens hun verlofdagen van en/of op het werk.
Een regeling waarbij deze verplichte stage in rekening wordt gebracht bij de bepaling van de duur van het educatief verlof dringt zich op.
De ervaring leert dat mensen die kiezen voor afstandsonderwijs dit meestal doen omwille van werk- of familiale omstandigheden. De combinatie werk, studie en gezin is een extra-belastende factor waarmee studenten-werknemers te kampen hebben.
Studenten die recht hebben op BEV kunnen dit in principe enkel doen gelden voor het aantal effectieve uren aanwezigheid. Stages zijn hierbij uitgesloten.
Uit de brochure van de directie BEV (p. 17) blijkt dat die instelling van oordeel is dat wanneer de stage in het verlengde ligt van een opleiding die een aantal cursusuren omvat, BEV kan worden opgenomen tot het einde van de stageperiode, maar alleen op basis van het resterende saldo dat niet werd opgenomen voor de gevolgde opleiding.
Studenten die een afstandsopleiding volgen moeten evenzeer als reguliere studenten stage volbrengen. Het normaal geldende berekeningsmechanisme kan op hen echter niet toegepast worden. Een ander berekeningsmechanisme is hier noodzakelijk.
Onderscheid aantal uren BEV tussen bachelor/master-opleidingen aan de universiteit en aan de hogescholen
Artikel 111, § 1, van de wet bepaalt dat wie een beroepsopleiding volgt per jaar maximum 120 uren verlof kan verwerven.
Paragraaf 5 van hetzelfde artikel stelt dat voor een werknemer die een opleiding volgt die leidt tot een diploma afgeleverd door een Belgische universiteit of een met de Belgische universiteiten gelijkgestelde inrichting, het maximum aantal uren op 180 wordt vastgesteld.
In het kader van het Structuurdecreet hoger onderwijs zou dit betekenen dat wie een academische bachelor- of een master-opleiding volgt aan de universiteit recht heeft op 180 uren per jaar. Wie dezelfde opleiding volgt aan een hogeschool of een professionele bachelor-opleiding volgt, heeft maar recht op 120 uren.
Het lijkt logisch die discrepantie te bannen.
Recht op BEV bij voorbereiding assessment in het kader van de erkenning van eerder verworven competenties
Artikel 109, § 1, 7bis, bepaalt dat als beroepsopleiding beschouwd wordt de voorbereiding en het afleggen van examens georganiseerd door de gefedereerde overheden in het kader van een systeem van (h)erkenning of certificering van verworven competenties, volgens de toepassingsmodaliteiten vastgesteld door de Koning.
Die uitvoeringsbepalingen zijn alsnog niet vastgelegd, maar uit de brochure van de directie BEV (p. 12, punt 8bis) blijkt dat die zouden geïnspireerd zijn op de specifieke bestaande regelen van de Examencommissie Vlaamse Gemeenschap.
Het flexibiliseringsdecreet voorziet erin dat op het niveau van de associaties validerende instanties worden opgericht die op basis van eerder verworven competenties bekwaamheidsbewijzen kunnen uitreiken.
Het is wenselijk dat studenten, die zich voorbereiden op een assessmentprocedure bij een validerende instantie, ook recht hebben op BEV, tenzij die instanties nu reeds onder de term « gefedereerde overheden » zouden vallen.
Wouter BEKE. |
Artikel 1
Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet
Art. 2
In artikel 109, § 1, van de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen, laatst gewijzigd bij koninklijk besluit van 10 augustus 2005, wordt een 7ºter ingevoegd, luidende als volgt :
« 7ºter. — Het volgen van, de voorbereiding op, het afleggen van examens en de verplichte stages in het kader van open- en afstandsonderwijs en de voorbereiding van een assessmentprocedure bij een validerende instantie waarbij op basis van eerder verworven competenties bekwaamheidsbewijzen kunnen worden uitgereikt, onder voorbehoud van bijzondere toepassingsregels die de Koning vaststelt; »
Art. 3
Artikel 111, § 5, van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 10 juni 1993 en het koninklijk besluit van 28 maart 1995, wordt vervangen als volgt :
« § 5. — Voor de werknemer die een opleiding volgt die leidt tot een diploma van academische of professionele bachelor of master, afgeleverd door een Belgische universiteit of hogeschool of een met de Belgische universiteiten of hogescholen gelijkgestelde inrichting, wordt het maximum aantal uren op 180 vastgesteld. »
23 december 2005.
Wouter BEKE. |