3-142 | 3-142 |
Mevrouw Sabine de Bethune (CD&V). - Op de diplomatieke dagen kondigde de minister van Ontwikkelingssamenwerking aan dat de lijst van de partnerlanden zou worden aangepast aan `de geopolitieke evolutie van de wereld en aan de doelstellingen van het buitenlands beleid'. Op basis van objectieve criteria zou een analyse worden gemaakt van het nut van de aanwezigheid van België in bepaalde landen en van de nadelen van onze afwezigheid in andere. De minister verklaarde ook gewonnen te zijn voor een thematische en geografische concentratie.
Verwonderlijk pleit de minister voor een aanpassing op grond van de geopolitiek en de doelstellingen van het buitenlands beleid. Het was misschien beter geweest als de minister had verklaard een aanpassing te doen op grond van de armoedegraad, ontwikkelingsrelevantie en de doelstellingen van het ontwikkelingsbeleid.
De wet betreffende de internationale samenwerking bepaalt in artikel 3: "De Belgische internationale samenwerking heeft als hoofddoel de duurzame menselijke ontwikkeling, te realiseren door middel van armoedebestrijding, op basis van het concept `partnerschap' en met inachtneming van de criteria voor ontwikkelingsrelevantie." Het begrip `partnerschap' wordt in dezelfde wet verder toegelicht. De vraag is in welke mate de wet in die zin zal toegepast worden in het proces van heroriëntatie van de partnerlanden.
In deze legislatuur werden er al zes partnerlanden geschrapt, alsook de Ontwikkelingsgemeenschap voor Zuidelijk Afrika.
Welke uitgangspunten hanteert de minister inzake de keuze van de partnerlanden? Op basis van welke objectieve criteria zal de evaluatie door DGOS gebeuren?
Wil de minister zich ook engageren in nieuwe partnerlanden?
Wanneer wordt de nieuwe lijst met partnerlanden bekendgemaakt?
Wordt overleg gepleegd met de betrokken landen? Worden nog andere actoren om advies gevraagd of betrokken bij de beslissing?
De heer Armand De Decker, minister van Ontwikkelingssamenwerking. - Tijdens mijn toespraak op de diplomatieke dagen op 6 september jongstleden heb ik inderdaad herhaald dat ik veel waarde hecht aan geografische en thematische concentratie. Ze is een voorwaarde voor onze geloofwaardigheid en doeltreffendheid. Die twee doelstellingen hebben bij mijn aantreden als minister ook mijn beslissing geïnspireerd om de lijst van de partnerlanden, die in 2003 net was ingekort, niet te wijzigen. Ik wilde de continuïteit verzekeren. Er werd destijds kritiek geuit op het schrappen van bepaalde landen van de lijst van partnerlanden, omdat geen enkel objectief criterium die schrapping rechtvaardigde, tenzij het de bedoeling was het aantal partners te beperken.
Geen enkele situatie is echter definitief. Daarom wil ik, na meer dan een jaar in mijn huidige functie, de resultaten van de beslissing van november 2003 evalueren. Ik heb DGOS gevraagd die evaluatie uit te voeren, uiteraard op basis van de wet van 1999, maar ook op basis van internationale normen en aanbevelingen zoals deze uit de peer review die de DAC van de OESO voor België in oktober jongstleden heeft uitgevoerd.
Er moet ook rekening worden gehouden met de geopolitieke evolutie in de wereld. Onze ontwikkelingssamenwerking in Afghanistan of ten voordele van de Palestijnen in het Nabije Oosten zijn duidelijk geïnspireerd door deze bezorgdheid.
De evolutie van de jongste jaren heeft overigens aangetoond dat ons ontwikkelingsbeleid niet los kan worden gezien van de vraagstukken van veiligheid, migratie en internationale handel, noch van de evolutie van het binnenlands beleid van andere staten, bijvoorbeeld inzake goed bestuur. Daarom verwijs ik naar het buitenlands beleid van ons land. We leggen de klemtoon op bepaalde partnerlanden in Centraal-Afrika op grond van zuiver objectieve criteria, maar ook vanuit de politieke wil om meer hulp te bieden aan landen waarmee we een historische band hebben en die een bijzondere plaats bekleden in ons buitenlands beleid.
Bovendien stellen we vast dat bepaalde landen sneller vooruitgaan dan andere. Sommige staan op het punt om een niveau te bereiken waarop ze zullen worden uitgesloten van de lijst van ontwikkelingslanden van de DAC. We moeten ook rekening houden met die positieve evolutie. De hulp die wij bieden, zal binnenkort in bepaalde gevallen niet meer gerechtvaardigd zijn en in andere gevallen niet meer aangepast aan de nieuwe realiteit. Voor die landen zullen we vanaf nu de klemtoon moeten leggen op andere mechanismen, zoals budgettaire steun. Waar zich een grote dispariteit in de regionale ontwikkeling aftekent, moeten we de regionale samenwerkingsprogramma's laten voorgaan op de bilaterale.
Tot daar enkele overwegingen die de evaluatie die ik heb aangekondigd, volkomen rechtvaardigen.
Als basiscriteria gebruiken we de wet van 1999 en de internationale verplichtingen of aanbevelingen, met name de Millenniumdoelstellingen, die de rode draad doorheen ons beleid blijven.
We zijn nog maar pas met de reflectieoefening begonnen en ik kan dus nog niet aangeven of we de lijst van partnerlanden zullen wijzigen. De evaluatie heeft uitsluitend betrekking op de 18 landen waar de BTC instaat voor onze programma's van directe bilaterale samenwerking. Er werd nog geen enkele beslissing genomen en nog geen enkele bindende timing opgesteld. Ik wil geen enkele optie uitsluiten, maar eventuele wijzigingen in de lijst zullen niettemin zeer beperkt blijven. De reflectie zal vooral betrekking hebben op nieuwe begeleidings- en ondersteuningsmechanismen voor landen die een nieuw stadium van hun ontwikkeling doormaken, en op mechanismen die de klemtoon leggen op de steun aan de regionale samenwerking, waar die mogelijk of gepast blijkt.
Mevrouw Sabine de Bethune (CD&V). - Een aantal overwegingen van de minister kan ik bijtreden. Hij heeft gelijk dat bepaalde landen evolueren en op termijn van de lijst kunnen verdwijnen. Dat is dan natuurlijk een teken van succes. Terecht houdt de minister rekening met de regionale samenwerking en dat wordt blijkbaar een trend. Ik noteer dat er nog geen enkele beslissing werd genomen en dat hij zeer behoedzaam te werk zal gaan.
Persoonlijk pleit ik niet voor een uitbreiding van de lijst van partnerlanden. Ook al hebben wij ons ertoe verbonden om de begroting van ontwikkelingssamenwerking te laten stijgen, toch zullen onze middelen beperkt blijven. Met de - beperkte - middelen van onze bilaterale samenwerking moeten we focussen op landen waar we onze kritische massa kunnen verhogen en waar we duurzame investeringen kunnen waarborgen. Zodoende kan België een ernstige partner blijven voor sub-Saharaans Afrika, waar we expertise hebben opgebouwd en waar we als klein Europees land het verschil kunnen maken.
Dat belet niet dat ons land in uitzonderlijke omstandigheden, zoals in het geval van een tsunami, een punctuele inspanning kunnen leveren. De betrokken landen moeten daartoe echter niet op de lijst van partnerlanden worden opgenomen.