3-1361/1 | 3-1361/1 |
23 SEPTEMBER 2005
De regering onderwerpt vandaag aan uw goedkeuring de « Algemene Samenwerkingsovereenkomst » ondertekend te Durban op 8 juli 2002, en de « Overeenkomst tot regeling van de technische bijstand », ondertekend te Pretoria op 18 oktober 2002, betreffende de internationale samenwerking tussen België en Zuid-Afrika.
Deze « Algemene Samenwerkingovereenkomst » en de « Overeenkomst tot regeling van de technische bijstand » betreffen exclusief de ontwikkelingssamenwerking en zijn derhalve overeenkomsten met een exclusief federaal karakter.
1. Achtergrond en ontstaan van de Algemene Overeenkomsten
Nadat Zuid-Afrika één van de 25 partnerlanden voor de Belgische ontwikkelingssamenwerking was geworden werd onmiddellijk werk gemaakt van de goedkeuring van de Algemene Overeenkomsten. Op 30 augustus 2001 wordt tijdens de Gemengde Commissie een « Indicative development Co-operation Programme » opgesteld en ondertekend. Op 8 juli 2002 en 18 oktober 2002 werden de 2 Algemene Overeenkomsten door beide landen ondertekend.
Geschiedenis van de coöperatie van Zuid-Afrika met België
Op 16 maart 1995 tekende België en Zuid-Afrika een « Memorandum of Understanding » waarmee de directe bilaterale samenwerking geformaliseerd werd. In het kader van dit Memorandum zou België over een periode van 3 jaar (1995-1997) een bedrag van 450 miljoen frank aan projecten toewijzen. Na het verlopen van deze periode kwamen beide partners overeen om een algemene overeenkomst uit te werken. De onderhandelingen werden doorkruist door de hervorming van de Belgische ontwikkelingssamenwerking en op het einde van 2000 weer opgenomen.
Op aanvraag van Zuid-Afrika werd de overeenkomst opgesplitst in twee delen :
1. een algemene overeenkomst waarin het beleidskader, de samenwerkingsmodaliteiten en het onderlinge partnerschap worden vastgelegd
2. een algemene overeenkomst betreffende de technische bijstand, waarin de rechten en plichten van de technische bijstand worden vastgelegd.
Deze gang van zaken werd met de juridische diensten van het ministerie van Buitenlandse Zaken besproken en door deze goedgekeurd.
Bij Koninklijk Besluit van 26 juni 2000 besliste België om Zuid-Afrika op te nemen als één van de bilaterale partnerlanden. Op 7 november 2003 besliste de Ministerraad om Zuid-Afrika te behouden tussen de 18 bilaterale concentratielanden (koninklijk besluit van 26 januari 2004).
De Wet betreffende de Belgische internationale samenwerking
Met deze wet gaf België een wettelijk kader aan zijn internationaal samenwerkingsbeleid. De wet werd op 25 mei 1999 door de Kamer van volksvertegenwoordigers goedgekeurd en verscheen in het Belgisch Staatsblad van 1 juli 1999. Onder meer beperkt de wet de bilaterale samenwerking tot maximum 25 partners, landen of regionale organisaties van landen, geselecteerd op basis van de zeven criteria die de wet voorschrijft.
Zuid-Afrika maakt deel uit van deze bilaterale partners.
De Zuid-Afrika regering ontwierp strategieën voor sociaal-economische ontwikkeling en armoedebestrijding. Zuid-Afrika integreerde de beste ervaringen van de afgelopen jaren in nationale sectorale ontwikkelingsstrategieën. Daarin worden sociale basisnoden en de verbetering van het overheidsbestuur benadrukt.
Donoren beoordelen deze strategieën op een positieve wijze en menen dat het nuttig is het beleid van de regering rechtstreeks te steunen.
België sluit zich aan bij dat standpunt. Ter informatie, kan gezegd woorden dat de laatste Belgische programmeringszending in Zuid-Afrika plaats had op 30 augustus 2001 en tot het besluit kwam om het Belgisch samenwerkingsbeleid te concentreren op :
— Gezondheidszorg,
— Veiligheid en justitie,
— Landhervorming,
— Steun voor het « New African Initiative » (een gedetailleerd ontwikkelingsproject voor de economische en sociale heropleving van Afrika) ondertussen NEPAD geworden.
De voorstellen van deze zending werden opgenomen in een Indicatief Samenwerkingsprogramma (ISP) lopende over de periode van het jaar 2001 tot 2005.
Het « Algemene Samenwerkingsakkoord » betreffende de internationale samenwerking tussen België en Zuid-Afrika werd ondertekend te Durban op 8 juli 2002, en de « Overeenkomst tot regeling van de technische bijstand », te Pretoria op 18 oktober 2002, door de vertegenwoordigers van beide regeringen.
2. Doel en inhoud van de algemene Overeenkomst
Het doel van dit kaderakkoord is onze samenwerkingsrelatie met Zuid-Afrika op een juridische en verdragsrechterlijke basis te gronden.
Hierbij worden een aantal fundamentele beginselen centraal gesteld :
— het respect van de mensenrechten en armoedebestrijding,
— de ontwikkeling en de versterking van de democratie,
— bestrijding van elke vorm van discriminatie op sociaal-, etnisch-, religieus- of gender gebied,
— de bescherming en de vrijwaring van het leefmilieu.
De bepalingen van dit kaderakkoord bepalen de essentiële kenmerken die de bilaterale samenwerking tussen België en Zuid-Afrika zal hebben :
— betreffende de sectoren waarin de Belgische hulp zal gebruikt worden :
— de versterking van institutionele en management capaciteiten door een grotere rol aan het lokale management en de lokale uitvoering toe te vertrouwen;
— het verzekeren van een technische en financiële leefbaarheid na de beëindiging van de Belgische steun;
— het gebruik maken van een doelmatig en doeltreffend uitvoeringsplan met de leiding van de interventie zo dicht mogelijk bij de doelgroep.
— betreffende de transsectorale thema's die de Belgische hulp zal ondersteunen :
— de gelijkheid van rechten en kansen voor mannen en vrouwen,
— de zorg voor het leefmilieu,
— en de sociale economie.
Ten slotte schept dit akkoord het kader dat de concretisering van de samenwerkingsrelaties tussen België en Zuid-Afrika mogelijk maakt. Die concretisering zal gebeuren via het afsluiten van Bijzondere Overeenkomsten die de tenuitvoerlegging van projecten en programma's organiseren.
Om redenen van doeltreffendheid, geloofwaardigheid en juridische zekerheid is het aangewezen om, zoals gebeurd is bij de goedkeuring van het « Memorandum of Understanding » met Zuid-Afrika, in artikel 3 van het ontwerp van wet te stellen dat de getekende Bijzondere Overeenkomsten
— na hun ondertekening aan het Parlement zullen medegedeeld worden;
— volkomen gevolg zullen hebben op de datum die zij zullen bepalen.
Zij zullen dus geen afzonderlijk voorwerp uitmaken van een parlementaire goedkeuring.
Aangezien het Parlement zal ingelicht zijn, zal het zijn bevoegdheden kunnen laten gelden.
Het afsluiten van die Bijzondere Overeenkomsten is toevertrouwd aan de minister die de Internationale Samenwerking onder zijn bevoegdheid heeft.
Op 28 juli 2005 heeft de Raad van State zijn advies gegeven met betrekking tot het voorontwerp van wet houdende instemming met de volgende internationale akten :
1º Algemene Samenwerkingsovereenkomst tussen de regering van het Koninkrijk België en de regering van de Republiek Zuid-Afrika, ondertekend te Durban op 8 juli 2002,
2º Overeenkomst tot regeling van de technische bijstand tussen de regering van het Koninkrijk België en de regering van de Republiek Zuid-Afrika, ondertekend te Pretoria op 18 oktober 2002. (Advies nr. 38.760/2/V).
Ten gevolge van het advies van de Raad van State werd het ontwerp van wet aangevuld met een artikel 4, dat als volgt luidt :
« Art. 4. — De bijzondere overeenkomsten gesloten op basis van artikel 5 van de algemene Samenwerkingsovereenkomst zullen de uitvoeringsmodaliteiten bepalen van de interventies voorzien door haar artikel 2.
Deze bijzondere overeenkomsten zullen gesloten worden door de minister van Ontwikkelingssamenwerking of door een andere persoon die te dien einde werd gemachtigd; zij zullen medegedeeld worden aan het Parlement meteen na hun ondertekening en zij zullen volkomen gevolg hebben op de datum die zij zullen bepalen. »
De bijzondere overeenkomsten worden niet noodzakelijk door de minister van Ontwikkelingssamenwerking ondertekend.
De minister van Buitenlandse Zaken,
Karel DE GUCHT.
De minister van Ontwikkelingssamenwerking,
Armand DE DECKER.
Koning der Belgen,
Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen,
Onze Groet.
Op de voordracht van Onze minister van Buitenlandse Zaken en van Onze minister van Ontwikkelingssamenwerking,
Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Onze minister van Buitenlandse Zaken en Onze minister van Ontwikkelingssamenwerking zijn ermee belast het ontwerp van wet, waarvan de tekst hierna volgt, in Onze naam aan de Wetgevende Kamers voor te leggen en bij de Senaat in te dienen :
Artikel 1
Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.
Art. 2
De Algemene Samenwerkingsovereenkomst tussen de Regering van het Koninkrijk België en de Regering van de Republiek Zuid-Afrika, ondertekend te Durban op 8 juli 2002, zal volkomen gevolg hebben.
Art. 3
De Overeenkomst tot regeling van de technische bijstand tussen de Regering van het Koninkrijk België en de Regering van de Republiek Zuid-Afrika, ondertekend te Pretoria op 18 oktober 2002, zal volkomen gevolg hebben.
Art. 4
De bijzondere overeenkomsten gesloten op basis van artikel 5 van de Algemene Samenwerkingsovereenkomst zullen de uitvoeringsmodaliteiten bepalen van de interventies voorzien door haar artikel 2.
Deze bijzondere overeenkomsten zullen gesloten worden door de minister van Ontwikkelingssamenwerking of door een andere persoon die te dien einde werd gemachtigd; zij zullen medegedeeld worden aan het Parlement meteen na hun ondertekening en zij zullen volkomen gevolg hebben op de datum die zij zullen bepalen.
Gegeven te Brussel, 17 september 2005.
ALBERT
Van Koningswege :
De minister van Buitenlandse Zaken,
Karel DE GUCHT.
De minister van Ontwikkelingssamenwerking,
Armand DE DECKER.
ALGEMENE SAMENWERKINGSOVEREENKOMST
tussen de Regering van het Koninkrijk België en de Regering van de Republiek Zuid-Afrika.
PREAMBULE
De Regering van het Koninkrijk België, hierna « België » genoemd, en de Regering van de Republiek Zuid-Afrika, hierna « Zuid-Afrika genoemd », gezamenlijk hierna de « Partijen » en afzonderlijk de « Partij »genoemd,
ZIJN VASTBESLOTEN om hun partnerschaps- en samenwerkingsrelaties intensiever te maken en wensen deze relaties te ontwikkelen op basis van wederzijds respect, van de soevereiniteit en van de gelijkheid van de beide Naties, van het streven naar een ontwikkeling die duurzaam en harmonieus is en waar alle geledingen van hun bevolkingen, inzonderheid de minst gegoeden in hun landelijke en stedelijke zones baat bij hebben,
MENEN dat het belangrijk is om voor hun samenwerking een politiek en juridisch kader op te stellen dat op dialoog en gedeelde verantwoordelijkheid gebaseerd is;
IN OVEREENKOMST met de Grondwet van beide Partijen;
ZIJN HET VOLGENDE OVEREENGEKOMEN :
Artikel 1
Voorwerp van de Overeenkomst
De onderhavige Overeenkomst wil het politieke, institutionele en juridische kader vastleggen van de ontwikkelingssamenwerking tussen de beide Partijen.
Artikel 2
Doelstellingen van de ontwikkelingssamenwerking
(1) Deze samenwerking tussen de Partijen wil prioritair de duurzame menselijke ontwikkeling bevorderen, binnen het kader van hun respectieve wetten en rekening houdend met hun internationale verplichtingen alsook met de Overeenkomsten tussen de Europese Unie en de Republiek van Zuid-Afrika.
(2) Voor de doelstelling van (1) zal de samenwerking zich vooral richten op :
(a) Bestrijding van de armoede
(b) promoten van het partnerschap tussen de bevolking van het Koninkrijk België en de bevolking van de Republiek Zuid-Afrika;
(c) bevordering van de democratie, de rechtstaat, de rol van de burgerlijke maatschappij en van goed bestuur
(d) bevordering van het respect voor de menselijke waardigheid, de vrijheden en rechten van de Mens met inbegrip van de milieurechten;
(e) bestrijding van alle vormen van discriminatie op basis van sociale, etnische, godsdienstige, filosofische of geslachtsgebonden gronden
(3) De Partijen nemen zich voor nauw samen te werken om te komen tot een transparant, verantwoord en integer aanwenden van de publieke inkomsten en tot het elimineren van alle mogelijkheden tot corruptie binnen de internationale samenwerking.
Artikel 3
Indicatief Ontwikkelingssamenwerkingsprogramma
(1) De samenwerking tussen de Partijen zal concreet vorm krijgen in de indicatieve samenwerkingsprogramma's die in gemeenschappelijk akkoord door de in artikel 4 bedoelde gemengde Commissie worden vastgelegd.
(2) De doelstellingen van die indicatieve samenwerkingsprogramma's zullen in overeenstemming zijn met de ontwikkelingsplannen van Zuid-Afrika en met de in artikel 2 vermelde doelstellingen.
(3) De indicatieve samenwerkingsprogramma's zullen zich situeren binnen gemeenschappelijk prioritair genoemde sectoren en thema's en zullen bovendien letten op —
(a) Het versterken van de institutionele en beheerscapaciteiten, waarbij een groeiende rol aan lokaal beheer en uitvoering wordt toegekend;
(b) Het verzekeren van de technische en financiële leefbaarheid na de stopzetting van de Belgische inbreng; en
(c) Het gebruiken van een doeltreffende en efficiënte uitvoeringswijze, waarbij de doelgroepen zo nauw mogelijk bij de besluitvorming worden betrokken.
Artikel 4
Gemengde Commissie
(1) Een gemengde Commissie met vertegenwoordigers van de beide partijen zal —
(a) de in artikel 3 bedoelde indicatieve samenwerkingsprogramma's bepalen en valideren, en
(b) zal de uitvoering ervan volgen en evalueren, om ze eventueel waar nodig bij te sturen.
(2) De gemengde Commissie zal ten minste éénmaal jaarlijks op hoog ambtelijk niveau samenkomen, of als één van de Partijen erom vraagt, afwisselend in het Koninkrijk België en in de Republiek Zuid-Afrika.
Artikel 5
Samenwerkingsprestaties
(1) De indicatieve samenwerkingprogramma's zullen concreet vorm krijgen door specifieke samenwerkingsprestaties. Binnen elke samenwerkingsprestatie zal de Belgische bijdrage uit één — of een combinatie — van de volgende samenwerkingsvormen bestaan : technische samenwerking, opleidings- of studieactiviteit, schenkingen in natura of in geld, waaronder meer bepaald leningen, het nemen van participaties, schuldverlichtingen.
(2) Elke samenwerkingsprestatie zal voorbereid, gepland en uitgevoerd worden volgens een geïntegreerde beheerscyclus die op de doelstellingen gericht is en uit 4 fasen zal bestaan : identificatie, formulering, uitvoering en evaluatie.
(3) De identificatie van elke samenwerkingsprestatie zal het resultaat zijn van een overlegprocedure tussen de Partijen. Zuid-Afrika zal de eindverantwoordelijkheid voor de identificatie dragen.
(4) Teneinde te waarborgen dat elke samenwerkingsprestatie aan de capaciteiten en aan de behoeften van de begunstigden aangepast is, zal er een strikt participatieve benadering worden gehanteerd. Daartoe zullen er plaatselijk gemengde overlegstructuren worden opgezet.
(5) Een bijzondere Overeenkomst die de beide Partijen vóór de start van de uitvoeringsfase zullen sluiten, zal de juridische basis van elke samenwerkingsprestatie vormen.
(6) De bijzondere Overeenkomst uit (5) zal met verwijzing naar de betrokken samenwerkingsprestatie, en naargelang de gekozen uitvoeringswijze, op zijn minst de volgende elementen bevatten :
(a) de doelstellingen;
(b) de mechanismen en termijnen voor de uitvoering;
(c) eventueel de regels voor de aanwending en de overdracht van fondsen;
(d) eventueel de regels voor het verwerven en de overdracht van uitrustingen;
(e) de rechten, de verantwoordelijkheden en de verplichtingen van alle Partijen;
(f) de modaliteiten voor de rapportage, de opvolging en de controle;
(g) de kenmerken en referentietermen van de lokale gemengde overlegstructuur voor die bepaalde samenwerkingsprestatie
Artikel 6
Uitvoeringsorganen
(1) Voor de algemene uitvoering van deze overeenkomst zal Zuid-Afrika vertegenwoordigd worden door het ministerie van Financiën. Het ministerie van Financiën laat via diplomatieke weg aan het Koninkrijk België weten welke organen de uitvoerders worden van het Indicatieve Ontwikkelingssamenwerkingsprogramma vermeld in artikel 3.
(2) (a) Voor de algemene uitvoering van de onderhavige Overeenkomst wordt België vertegenwoordigd door de Ambassade van België in Pretoria. Binnen die ambassade wordt de Attaché voor Internationale Samenwerking belast met de kwesties over de ontwikkelingssamenwerking.
(b) In principe zal België de uitvoering van haar verplichtingen in de formulerings- en de uitvoeringsfase, bedoeld in artikel 5 (2), exclusief toevertrouwen aan de « Belgische Technische Coöperatie » (BTC), een naamloze vennootschap van Belgisch publiek recht met een sociaal oogmerk.
België zal met BTC overeenkomsten afsluiten waarin de BTC zich ertoe verbindt om de in artikel 5 (5) bedoelde bijzondere akkoorden na te leven.
(3) Als de aard van de samenwerkingsprestaties het vereist, kan de uitvoering ervan door de minister die voor samenwerking bevoegd is of door de BTC aan gespecialiseerde instellingen worden toevertrouwd.
(4) In bepaalde gevallen en mits kennisgeving van de Belgische Attaché voor Internationale Samenwerking in Zuid-Afrika, zal men BTC met de identificatie van een samenwerkingsprestatie kunnen belasten.
Artikel 7
Voorrechten en immuniteiten
Voorrechten en immuniteiten van het personeel zullen bepaald worden in de Overeenkomst tot regeling van de technische bijstand tussen de regering van de Republiek Zuid-Afrika en de regering van het Koninkrijk België.
Artikel 8
Controle en evaluatie
De Partijen zullen alle nodige administratieve en budgettaire maatregelen treffen om de doelstellingen van de bijzondere Overeenkomsten die uit de onderhavige Algemene Overeenkomst voortvloeien, te bereiken.
Daartoe zullen de Partijen, samen of apart, zowel intern als extern de controles en evaluaties uitvoeren die ze nodig achten. Elk van de Partijen zal de Andere echter wel op de hoogte brengen van de controles en evaluaties die ze apart zou willen voeren.
Artikel 9
Geschillen
(1) De geschillen die met betrekking tot de interpretatie, de toepassing en/of de uitvoering van onderhavige Overeenkomst kunnen ontstaan met inbegrip van het bestaan, geldigheid of beëindiging van de overeenkomst zullen via bilaterale onderhandelingen worden opgelost.
(2) Voor de geschillen waarvoor door onderhandelingen niet tot een oplossing kan gekomen worden, kan elke Partij deze geschillen tussen de Partijen aan een laatste en bindende arbitrage, in overeenstemming met de door het Permanent Hof voor Arbitrage aangenomen Optionele Regels voor Arbitrage tussen twee Staten, die van kracht zijn op de datum van indiening van het geschil bij het Arbitrage Hof voorleggen. Het aantal scheidsrechters zal drie bedragen.
Artikel 10
Notificaties en wijzigingen
(1) Alle notificaties en mededelingen over de uitvoering van deze Algemene Overeenkomst en de hieruit voortvloeiende bijzondere Overeenkomsten zullen, tenzij anders bepaald, aan elke Partij medegedeeld worden via diplomatieke weg.
(2) Deze Overeenkomst kan gewijzigd worden met wederzijdse toestemming van de Partijen via een uitwisseling van brieven langs diplomatieke weg.
Artikel 11
Inwerkingtreding en opzegging
(1) De onderhavige Overeenkomst zal in werking treden op de datum van de notificatie van de Partijen, via diplomatieke weg, waarop de laatste Partij aan de Andere zal betekend hebben dat de voor de inwerkingtreding vereiste grondwettelijke procedures voltooid zijn. Deze Overeenkomst zal op die datum het Memorandum van Overeenkomst van 16 maart 1995 vervangen.
(2) De onderhavige Overeenkomst wordt voor een periode van 5 jaar gesloten vanaf de datum van ondertekening. Hierna zal haar geldigheidsperiode verlengd worden voor een volgende periode van 5 jaar, tenzij zij 6 maand voor de vervaldatum van de vorige periode via diplomatieke weg wordt opgezegd.
(3) Elk van de beide Partijen kan de overeenkomst op elk moment per kennisgeving aan de Andere opzeggen via de diplomatieke kanalen; de opzegging gaat zes maanden later in.
(4) De samenwerkingsprestaties die op de datum van de inwerkingtreding van de onderhavige Overeenkomst lopen, zullen echter worden verder gezet overeenkomstig de bepalingen die in de akkoorden omtrent die prestaties voorzien zijn.
TEN BLIJKE WAARVAN de beide Partijen, door hun regering gemachtigd, de onderhavige Overeenkomst hebben getekend en gezegeld in twee originele exemplaren, elk in het Engels waarbij alle versies evenwaardig zijn.
GEDAAN te Durban, op 8 juli 2002.
OVEREENKOMST
tot regeling van de technische bijstand tussen de Regering van het Koninkrijk Belgie en de Regering van de Republiek Zuid-Afrika.
PREAMBULE
De regering van het Koninkrijk België, hierna « België » genoemd, en de regering van de Republiek Zuid-Afrika, hierna « Zuid-Afrika » genoemd, gezamenlijk hierna de « Partijen » en afzonderlijk de « Partij » genoemd;
BEVESTIGEN de vriendschappelijke relaties tussen beide Partijen en hun bevolkingen;
IN GEDACHTEN HOUDEND dat respect voor democratische principes en voor de algemene principes van de internationale wetgeving alsook voor mensenrechten, de leidende principes achter de ontwikkelingssamenwerking tussen de twee landen zijn;
WENSEN samen te werken in de betrachting de ontwikkelingsprocessen te steunen door projecten en programma's en, aansluitend op de inspanningen van Zuid-Afrika, om hiervoor het juridische en administratieve kader voor het inzetten van personeel en voor het invoeren van hulpmiddelen van het Koninkrijk België naar de Republiek Zuid-Afrika te bepalen;
IN OVEREENKOMST met de Grondwet van beide Partijen;
ZIJN HET VOLGENDE OVEREENGEKOMEN :
Artikel 1
Definities
In deze Overeenkomst betekend « Personeel » personen houdende diplomatieke of dienstpaspoorten, niet de Zuid-Afrikaanse nationaliteit hebbende en niet resident zijnde van de Republiek Zuid-Afrika, en die zijn :
(a) tewerkgesteld door België, of
(b) tewerkgesteld door ondernemingen of instituten met welke de Partijen een overeenkomst hebben afgesloten voor de uitvoering van een project of programma, of
(c) tewerkgesteld door Zuid-Afrika als topexperts en voor welke België voorgesteld en Zuid Afrika aanvaard heeft dat zij tewerkgesteld worden door projecten of programma's.
« Personen ten laste » zijn de echtgeno(o)t(e) van een personeelslid, elk kind onder de 21 jaar, elk ongehuwd kind tussen de leeftijd van 21 en 23 jaar fulltime studerende in een onderwijsinstelling, en elk ongehuwd kind, dat tengevolge van een fysieke of mentaal handicap in de onmogelijkheid verkeert om voor zichzelf te zorgen, en dat deel uitmaakt van het huishouden van een personeelslid of dat deel uitmaakt van het huishouden van een lid van de familie gedurende zijn/haar bezoek aan de Republiek Zuid-Afrika
« Projecten en Programma's » betekenen ontwikkelingsactiviteiten in de Republiek Zuid-Afrika, geheel of gedeeltelijk, gefinancierd voor België; inbegrepen het volgende
(a) tewerkstelling van personeel
(b) materiaal zoals goederen, basisproducten, machines en uitrusting : en
(c) financiële bronnen of immaterieel recht
Artikel 2
Administratieve Procedures
De administratieve procedures zullen beheerd worden door de overeenkomsten tussen de partijen.
Artikel 3
Privileges van het Personeel
(1) Zuid-Afrika zal —
(a) het personeel vrijstellen van alle belastingen of andere fiscale lasten slaande op de verloningen aan hen betaald door België;
(b) het personeel en de personen ten laste vrijstellen van betaling op invoer- en douane taksen, en andere fiscale belastingen, inbegrepen meerwaarde belasting op nieuwe en gebruikte huishoud- en persoonlijke goederen, ingevoerd in de Republiek Zuid-Afrika binnen de zes maanden vanaf hun aankomst, welke periode in speciale gevallen kan verlengd worden : aangenomen dat deze goederen bij het vertrek uit de Republiek Zuid-Afrika heruitgevoerd zullen worden of binnen een periode overeengekomen met Zuid-Afrika, in welk geval de goederen ook vrij van uitvoertaksen zijn.
(c) het personeel vrijstellen van betaling van import — en douanebelasting en andere fiscale lasten, inbegrepen meerwaardebelasting op professionele uitrusting gebruikt voor ontwikkelingssamenwerkingsaktiviteiten en geïmporteerd in de Republiek Zuid-Afrika gedurende de periode van hun aanstelling;
(d) Voorzieningen treffen voor taksvrije import van twee motorvoertuigen in het geval van gehuwde personeelsleden en één motorvoertuig in geval van alleenstaande personeelsleden, binnen de zes maanden vanaf hun aankomst in de Republiek Zuid-Afrika, welke periode mag uitgebreid of vernieuwd worden in speciale gevallen, onderworpen aan heruitvoer van het voertuig na het beëindigen van de dienstperiode, of als het voertuig verkocht wordt aan niet gelijkaardig bevoorrechte personen, op voorwaarde dat deze verkoop getakseerd zal worden voor de geschatte waarde van het voertuig op het ogenblik van de verkoop. Indien een voertuig beschadigd zou worden en economisch onherstelbaar blijkt, zullen maatregelen genomen worden voor de import of levering van een ander voertuig onder dezelfde voorwaarden die regel waren voor het origineel voertuig;
(e) Vrijstelling van het personeel en hun personen ten laste van nationale dienstplichten
(f) Assistentie verlenen voor het personeel en hun personen ten laste bij het bekomen van alle veiligheidsvergunningen en andere toegangs- en exitvergunningen;
(g) Vergemakkelijken van de uitgifte van visa, toelatingen en vergunningen nodig voor het personeel om hun werk uit te voeren in het project of de programma's vermeld in deze overeenkomst. België zal daartegen op voorhand, via de diplomatieke kanalen, aan Zuid-Afrika een lijst overmaken met de identiteit van het personeel en de personen ten laste
(h) In tijden van nationale of internationale crisis genieten het personeel en de personen ten laste dezelfde repatriërings- en evacuatie faciliteiten als de staf van diplomatieke missies, zoals bepaald door de Verdrag van Wenen inzake het diplomatiek verkeer;
(i) Geen geld — of wisselrestricties opleggen op buitenlandse fondsen ingevoerd in de Republiek Zuid-Afrika door het personeel of de personen ten laste voor persoonlijk gebruik; fondsen overgemaakt op persoonlijke rekeningen binnen de Republiek Zuid-Afrika door personeel of hun personen ten laste zal ter hunner beschikking blijven, de afrekeningen van deze rekeningen zijn vrij transfereerbaar : op voorwaarde dat de rekeningen uitsluitend gevoed werden door buitenlandse bronnen; zoniet zal de rekening onderworpen worden aan normale wisselcontroleprocedures.
(2) Zuid-Afrika zal er zorg voor dragen dat het personeel en de personen ten laste op dezelfde gelijkwaardige wijze behandeld worden als het ontwikkelingspersoneel van andere landen of internationale organisaties.
Artikel 4
Immuniteiten
(1) Zuid-Afrika verleent immuniteit voor rechtsvervolging voor daden, nalatigheden of woorden, gesproken of geschreven, aan personeel in het kader van hun officiële functie.
(2) Voor de toepassing van dit artikel, indien Zuid-Afrika er om vraagt, zal België Zuid-Afrika voorzien van administratieve of juridische bijstand nodig voor een bevredigende oplossing van elk geschil dat mocht rijzen.
(3) Het personeel zal zich houden aan de van toepassing zijnde wetten in de Republiek Zuid-Afrika.
Artikel 5
Prestatie van het Personeel
(1) Zuid-Afrika kan op elk ogenblik, na raadpleging van België, het recht laten gelden om te vragen personeel terug te roepen wiens gedrag onvoldoende blijkt. Na raadpleging van Zuid-Afrika heeft België altijd het recht om personeel terug te roepen. In dit geval zal België op aanvraag van Zuid-Afrika er alles aan doen om het personeel adequaat te vervangen.
(2) Het personeel zal de taken uitvoeren zoals overeengekomen door de Partijen. Wat de dagelijkse taken van een project of een programma betreft, zal het personeel in nauw contact blijven met de verantwoordelijke organen voor de uitvoering van het project, en zal zich houden aan de operationele instructies van deze autoriteiten.
(3) Zuid-Afrika zal het personeel alle mogelijke hulp bieden dat het normaal nodig heeft voor de uitvoering van zijn taken.
Artikel 6
Arrestatie, opsluiting van Personeel
(1) Niettegenstaande de rechten en plichten van België en Zuid-Afrika onder internationale consulaire akkoorden, zal Zuid-Afrika via diplomatieke weg direct België er van op de hoogte brengen indien personeel of personen ten laste zijn gearresteerd, opgesloten, in voorhechtenis of in bewaring genomen.
(2) Alle berichten van personeel of personen ten laste die zijn gearresteerd, opgesloten, in voorhechtenis of in bewaring genomen, zullen onverwijld aan België via diplomatieke weg medegedeeld worden.
(3) Vertegenwoordigers van België zal het recht gegeven worden om te bezoeken, spreken en corresponderen met het personeel of hun personen ten laste die zijn gearresteerd, opgesloten, in voorhechtenis of anders in bewaring genomen en om maatregelen te nemen voor de juridische vertegenwoordiging van het personeel of hun personen ten laste.
Artikel 7
Hulpbronnen voor de projecten
(1) Rekening houdend met de van toepassing zijnde Zuid-Afrikaanse wetgeving, zal Zuid-Afrika in verband met de door België geleverde hulpbronnen vermeld in de specifieke Overeenkomsten :
(a) België vrijstellen voor betaling of verplichting van alle in- en uitvoerlasten en andere officiële lasten, inbegrepen belasting op toegevoegde waarde op import.
(b) België vrijstellen van alle verboden en beperkingen op import en export, met uitzondering van zaken waar publieke gezondheid en veiligheid zulke verboden en beperkingen noodzakelijk maken.
(c) Een prompte en veilige oplevering, verscheping, verwerking, afhandeling, transfer alsook opslag en verdergaand transport verzekeren,
(d) Alle nodige maatregelen nemen en procedures opstellen met betrekking tot schadeclaims voor gedeeltelijk of totaal verlies of beschadiging van elke zending van de hulpbronnen, en België hiervan direct op de hoogte te stellen, en
(e) de registratie vergemakkelijken van motorvoertuigen ingevoerd in de Republiek Zuid-Afrika.
(2) België zal Zuid-Afrika prompt op de hoogte stellen van de plaatsing van de hulpbronnen, vermeld in (1).
(3) De materiele hulpbronnen nodig voor de uitvoering van een programma of project en geleverd door België, zijn bestemd voor de publieke diensten van Zuid-Afrika en blijven eigendom van Zuid-Afrika, tenzij anders overeengekomen.
(4) Op het einde van een project of programma zullen België en Zuid-Afrika in overleg over een andere bestemming voor de overdracht van de eigendom beslissen, indien dit zich voordoet.
Artikel 8
Geschillen
(1) De geschillen die tussen de Partijen ontstaan uit de interpretatie of de toepassing van de onderhavige Overeenkomst zullen via overleg of onderhandelingen tussen de Partijen worden opgelost.
(2) Voor de geschillen waarvoor door onderhandelingen niet tot een oplossing kan gekomen worden, zoals voorzien in (1), kan elke Partij de geschillen tussen de Partijen voorleggen aan een laatste en bindende arbitrage, in overeenstemming met de door het Permanent Hof voor Arbitrage Optionele Regels voor Arbitrage tussen twee Staten, zoals van kracht zijnd op de datum van indiening van het geschil bij het Hof. Het aantal scheidsrechters zal drie bedragen.
Artikel 9
Inwerkingtreding, wijziging en opzegging
(1) De onderhavige Overeenkomst zal in werking treden op de datum van notificatie door de Partijen, via diplomatieke weg, waarop de laatste Partij aan de Andere zal betekend hebben dat de voor de inwerkingtreding vereiste grondwettelijke procedures voltooid zijn.
(2) De Overeenkomst kan altijd geamendeerd worden bij wederzijdse overeenkomst tussen beide Partijen door uitwisseling van brieven via diplomatieke weg tussen beide Partijen.
(3) Deze overeenkomst blijft in werking tenzij schriftelijk beëindigd door een van de Partijen via de diplomatieke kanalen; de opzegging gaat zes maanden later in.
De samenwerkingsprestaties die op de datum van de inwerkingtreding van de onderhavige Overeenkomst lopen, zullen worden verder gezet tot de beëindiging van de akkoorden omtrent die prestaties. Ingeval projecten en programma's verderlopen na de beëindiging, zal deze Overeenkomst van toepassing zijn.
TEN BLIJKE WAARVAN de beide Partijen, door hun regering gemachtigd, de onderhavige Algemene Overeenkomst hebben getekend en gezegeld in twee originele exemplaren, elk in het Engels waarbij alle versies gelijkelijk authentiek zijn.
GEDAAN te Pretoria, op 18 oktober 2002.
Voorontwerp van wet houdende instemming met de volgende internationale akten :
1º Algemene Samenwerkingsovereenkomst tussen de Regering van het Koninkrijk België en de Regering van de Republiek Zuid-Afrika, ondertekend te Durban op 8 juli 2002;
2º Overeenkomst tot regeling van de technische bijstand tussen de Regering van het Koninkrijk België en de Regering van de Republiek Zuid-Afrika, ondertekend te Pretoria op 18 oktober 2002.
Artikel 1
Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.
Art. 2
De Algemene Samenwerkingsovereenkomst tussen de Regering van het Koninkrijk België en de Regering van de Republiek Zuid-Afrika, ondertekend te Durban op 8 juli 2002, zal volkomen gevolg hebben.
Art. 3
De Overeenkomst tot regeling van de technische bijstand tussen de Regering van het Koninkrijk België en de Regering van de Republiek Zuid-Afrika, ondertekend te Pretoria op 18 oktober 2002, zal volkomen gevolg hebben.
38.760/2/V
De RAAD VAN STATE, afdeling wetgeving, tweede vakantiekamer, op 11 juli 2005 door de Minister van Buitenlandse Zaken verzocht hem, binnen een termijn van dertig dagen, van advies te dienen over een voorontwerp van wet « houdende instemming met de volgende internationale akten :
1º algemene Samenwerkingsovereenkomst tussen de Regering van het Koninkrijk België en de Regering van de Republiek Zuid-Afrika, ondertekend te Durban op 8 juli 2002,
2º Overeenkomst tot regeling van de technische bijstand tussen de Regering van het Koninkrijk België en de Regering van de Republiek Zuid-Afrika, ondertekend te Pretoria op 18 oktober 2002 »,
heeft op 28 juli 2005 het volgende advies gegeven :
Aangezien de adviesaanvraag ingediend is op basis van artikel 84, § 1, eerste lid, 1º, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, zoals het is vervangen bij de wet van 2 april 2003, beperkt de afdeling Wetgeving overeenkomstig artikel 84, § 3, van de voornoemde gecoördineerde wetten haar onderzoek tot de rechtsgrond van het voorontwerp, de bevoegdheid van de steller van de handeling en de te vervullen voorafgaande vormvereisten.
Wat deze drie punten betreft, geeft het ontwerp aanleiding tot de volgende opmerkingen.
Bevoegdheid van de federale overheid
Artikel 6ter, eerste lid, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen schrijft voor :
« Onderdelen van de ontwikkelingssamenwerking worden vanaf 1 januari 2004 overgeheveld in zoverre ze betrekking hebben op de gemeenschaps- en gewestbevoegdheden »,
maar zoals de Raad van State heeft opgemerkt in zijn advies 35.915/VR, dat op 23 oktober 2003 is verstrekt, volgt uit het tweede lid van de voornoemde bepaling, alsmede uit de parlementaire voorbereiding ervan dat ze slechts een beginselverklaring inhoudt zodat de federale overheid, bij gebrek aan een bijzondere wet die de bevoegdheidsoverdracht nader concretiseert, haar huidige bevoegdheid terzake ook na 1 januari 2004 behoudt (1) .
Bijgevolg komt de exclusieve bevoegdheid om het thans onderzochte verdrag te sluiten nog steeds toe aan de Koning en aan de federale wetgevende vergaderingen (Grondwet, artikel 167, § 2).
Voorafgaande instemming met de specifieke akkoorden bepaald in de algemene Overeenkomst
1. Artikel 5, §§ 5 en 6, van de algemene Overeenkomst luidt als volgt :
« § 5. Een specifieke Overeenkomst die de beide Partijen vóór de start van de uitvoeringsfase zullen sluiten, zal de juridische basis van elke samenwerkingsprestatie vormen.
§ 6. De specifieke Overeenkomst uit § 5 zal met verwijzing naar de betrokken samenwerkingsprestatie en naargelang de gekozen samenwerkingswijze, op zijn minst de volgende elementen bevatten :
a) de doelstellingen;
b) de mechanismen en termijnen voor de uitvoering;
c) eventueel de regels voor de aanwending en de overdracht van fondsen;
d) eventueel de regels voor het verwerven en de overdracht van uitrustingen;
e) de rechten, de verantwoordelijkheden en de verplichtingen van alle Partijen;
f) de modaliteiten voor de rapportage, de opvolging en de controle;
g) de kenmerken en referentietermen van de lokale gemengde overlegstructuur voor die bepaalde samenwerkingsprestatie. »
In de memorie van toelichting gevoegd bij de aan de Raad van State gerichte adviesaanvraag staat te lezen :
« Om redenen van doeltreffendheid, geloofwaardigheid en juridische zekerheid is het aangewezen, zoals gebeurd is bij de goedkeuring van het « Memorandum of Understanding » met Zuid-Afrika, in artikel 3 van het ontwerp van wet te stellen dat de getekende Bijzondere Overeenkomsten
— na hun ondertekening aan het Parlement zullen medegedeeld worden;
— volkomen gevolg zullen hebben op de datum die zij zullen bepalen.
Zij zullen dus geen afzonderlijk voorwerp uitmaken van een parlementaire goedkeuring. Aangezien het Parlement zal ingelicht zijn, zal het zijn bevoegdheden kunnen laten gelden.
Het afsluiten van die Bijzondere Overeenkomsten is toevertrouwd aan de minister die de Internationale Samenwerking onder zijn bevoegdheid heeft. »
Het aan de Raad van State voorgelegde voorontwerp van wet bevat geen artikel 3 dat, zoals hierboven is aangegeven, volgens de stellers van het voorontwerp zou zijn ingegeven door het precedent dat bepaaldelijk wordt gevormd door de wet van 11 april 1999 houdende instemming met het Memorandum van Overeenkomst over de ontwikkelingssamenwerking tussen het Koninkrijk België en de Republiek Zuid-Afrika, ondertekend te Brussel op 16 maart 1995, waarvan artikel 3 als volgt luidt :
« De bijzondere vergelijken gesloten op basis van artikel 6 van dit Memorandum zullen de uitvoeringsmodaliteiten bepalen van de interventies voorzien door zijn artikel 3, en dit binnen de budgettaire beperkingen bepaald door zijn artikel 7.
Deze bijzondere vergelijken zullen gesloten worden door de minister die de Ontwikkelingssamenwerking onder zijn bevoegdheden heeft; zij zullen medegedeeld worden aan het Parlement meteen na hun ondertekening en zij zullen volkomen gevolg hebben op de datum die zij zullen bepalen. »
2. Er kan worden aanvaard dat de wetgevende kamers onder sommige voorwaarden voorafgaandelijk instemmen met een verdrag; wil een zodanige voorafgaande instemming bestaanbaar zijn met artikel 167, § 2, van de Grondwet, dan moeten de wetgevende kamers nochtans de grenzen kennen waarbinnen die instemming wordt verleend (2) .
In het onderhavige geval is de strekking van de specifieke overeenkomsten voldoende afgebakend in de algemene Overeenkomst.
Teneinde de vergaderingen in staat te stellen een standpunt in te nemen ter zake van de inhoud van de specifieke overeenkomsten, moet evenwel een tekst analoog met die van artikel 3, tweede lid, van de voornoemde wet van 11 april 1999 worden ingevoegd in het dispositief van het voorontwerp van wet (3) , wat overigens conform het voornemen geuit in de memorie van toelichting zou zijn.
De tekst moet dienovereenkomstig worden aangevuld.
3. Artikel 190 van de Grondwet bepaalt dat alleen de wetgever bevoegd is om de vorm te bepalen waarin wetten en verordeningen moeten worden bekendgemaakt willen ze verbindend zijn. Volgens het Hof van Cassatie is die grondwetsbepaling naar analogie toepasselijk op internationale akten. Het Hof heeft immers beschikt dat bepaalde verdragen niet aan particulieren konden worden tegengeworpen zolang ze niet integraal in het Belgisch Staatsblad waren bekendgemaakt.
De voorafgaande instemming met specifieke overeenkomsten die zou voortvloeien uit de ontworpen wet levert geen afwijking op van de verplichting die volgt uit artikel 190 van de Grondwet en uit artikel 8 van de wet van 31 mei 1961 betreffende het gebruik der talen in wetgevingszaken, het opmaken, bekendmaken en inwerkingtreden van wetten en verordeningen, te weten dat die specifieke overeenkomsten in het Belgisch Staatsblad moeten worden bekendgemaakt willen ze aan particulieren kunnen worden tegengeworpen (4) .
Slotopmerkingen
1. In het opschrift en in de artikelen 2 en 3 schrijve men overeenkomstig de in beide verdragen gebruikte terminologie « gedaan te ... » in plaats van « ondertekend te ... ».
2. De goed te keuren verdragen zijn naar luid van het opschrift ervan een « Algemene Samenwerkingsovereenkomst tussen de regering van het Koninkrijk België en de regering van de Republiek Zuid-Afrika » en een « Overeenkomst tot regeling van de technische bijstand tussen de regering van het Koninkrijk België en de regering van de Republiek Zuid-Afrika ».
Ofschoon in het opschrift en in de artikelen 2 en 3 van het voorontwerp het opschrift van de overeenkomsten letterlijk moet worden overgenomen, wordt nogmaals erop gewezen dat verdragen weliswaar worden gesloten door de bevoegde regeringen, maar dat zij dat doen namens de rechtspersonen waarvan zij de uitvoerende macht zijn of voor wie zij optreden. De verdragsluitende partijen zijn hier dan ook het Koninkrijk België en de Republiek Zuid-Afrika (5) .
3. In de overeenkomsten wordt de persoon die voor België heeft ondertekend niet bij name genoemd.
De kamer was samengesteld uit :
De heer Y. KREINS, kamervoorzitter;
De heer P. LIÉNARDY en mevrouw M. BAGUET, staatsraden;
Mevrouw A.-C. VAN GEERSDAELE, griffier.
Het verslag werd uitgebracht door de heer J. REGNIER, eerste auditeur-afdelingshoofd.
De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst werd nagezien onder toezicht van de heer J. JAUMOTTE, staatsraad.
De griffier, | De voorzitter, |
A.-C. VAN GEERSDAELE. | Y. KREINS. |
(1) Advies 35.915/VR, op 23 oktober 2003 verstrekt over het voorontwerp van decreet « inzake ontwikkelingseducatie » (Vl. parl., zitting 2003-2004, nr. 2044/1, blz. 33 tot 41).
(2) Zie inzonderheid advies 26.355/9, op 2 juli 1997 verstrekt over het voorontwerp dat de wet van 11 april 1999 is geworden, alsmede de geciteerde jurisprudentie (Stuk Senaat, zitting 1998-1999, 1-1168/1, blz. 13-14); advies 37.900/VR, op 25 januari 2005 verstrekt over een voorontwerp van wet houdende mstemming met de wijzigingen aan de Overeenkomst inzake de Internationale Organisatie voor Satellietcommunicatie « INTELS AT », aangenomen te Washington op 17 november 2000 (Stuk Senaat, zitting 2004-2005, 3-1259/1, blz. 23-35); advies 37 954-37 970-37 977-37.978/AV, op 15 februari 2005 verstrekt over een voorontwerp van decreet « houdende instemming met het Verdrag tot vaststelling van een Grondwet voor Europa en de Slotakte, ondertekend in Rome op 29 oktober 2004 » (37.954/AV); een voorontwerp van ordonnantie « houdende instemming met het Verdrag tot vaststelling van een Grondwet voor Europa, en met de Slotakte, gedaan te Rome op 29 oktober 2004 » (37.970/AV); een voorontwerp van ordonnantie « houdende instemming met het Verdrag tot vaststelling van een Grondwet voor Europa, en met de Slotakte, gedaan te Rome op 29 oktober 2004 » (37.977/AV); een voorontwerp van wet « houdende instemming met het Verdrag tot vaststelling van een Grondwet voor Europa, en met de Slotakte, gedaan te Rome op 29 oktober 2004 » (37.978/AV) (Stuk Senaat, zitting 2004-2005, 3-1091/1, blz. 526-546).
(3) Dit was reeds de teneur van het voornoemde advies 26.355/9 en van tal van latere adviezen (zie bijvoorbeeld het voornoemde advies 37.900/VR).
(4) Zie in die zin bijvoorbeeld het voornoemde advies 37.900/VR en de geciteerde jurisprudentie.
(5) Zie onder meer advies 34.039/4, gegeven op 19 november 2002 over een voorontwerp dat ontstaan heeft gegeven aan de wet van 13 mei 2003 houdende instemming met de Overeenkomst tussen de regering van het Koninkrijk België en de regering van het Koninkrijk Noorwegen inzake het leggen van de « Norfra » gaspijpleiding op het Belgische continentaal plat, en de Bijlagen 1, 2 en 3, ondertekend te Brussel op 20 december 1996 (Stuk Senaat, 2002/2003, nr. 1417, blz. 46) en advies 34.352/4, gegeven op 19 november 2002, over een voorontwerp dat ontstaan heeft gegeven aan de ordonnantie van 13 februari 2003 « houdende instemming met de Overeenkomst tussen de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie, enerzijds, en de regering van de Republiek Belarus, anderzijds, inzake de wederzijdse bevordering en bescherming van investeringen, opgemaakt te Brussel op 9 april 2002 (Gedr. St., BHR, 2002-2003, nr. A-380/1, blz. 5).