3-1407/1 | 3-1407/1 |
21 OKTOBER 2005
Sinds een dertigtal jaren kent het consumentenrecht een diepgaande ontwikkeling.
Talrijke wetgevingsinitiatieven hebben ertoe geleid dat de verhoudingen tussen verkopers en consumenten in ruime mate geregeld zijn, hetzij door algemene, hetzij door bijzondere regels.
De wet kan evenwel niet alle toestanden regelen die zich in het voortdurend toenemend aantal verhoudingen tussen verkopers en consumenten kunnen voordoen.
Om die reden zijn er spontaan nieuwe vormen van regulering tot stand gekomen, die complementair zijn aan de bestaande mogelijkheden. Het gaat bijvoorbeeld om handvesten, gedragscodes, enz. In bepaalde gevallen zijn ze dankzij hun soepelheid, snelheid en specificiteit heel efficiënt gebleken om duidelijk omschreven doelstellingen te bereiken.
Die normaliseringsmechanismen, op inspraak gerichte privé-initiatieven, hebben duidelijke voordelen (1) :
— ze zijn voor de detailhandel beter geschikt dan een reglementering;
— ze zijn soepeler met het oog op wijzigingen en kunnen gemakkelijker geamendeerd worden;
— omdat ze rechtstreekse inspraak verzekeren van de belanghebbende partijen vanaf het ogenblik dat de regel geformuleerd wordt, kunnen ze ervoor zorgen dat de aangenomen bepalingen beter in acht worden genomen;
— ze zijn als een contract opgevat en impliceren een onderhandelingsproces dat veel rechtmatiger en verkieslijker is dan de mechanismen van zelfdiscipline die tot stand zijn gekomen, beheerd en bewaakt worden alleen door de vertegenwoordigers van de ondernemingen (gedragscode inzake reclame en verkoop op afstand, het proces voor de standaardisering van industriële producten en consumptieproducten, enz.);
— tot slot kunnen ze zorgen voor een experimentele fase of een nuttig overgangsstadium in het proces van totstandkoming, ontwikkeling en toepassing van de rechtsregels.
De rechtszekerheid en de legitimiteit zelf van die akkoorden en de efficiëntie ervan vergen echter krijtlijnen opdat ze tot stand kunnen worden gebracht, erover kan worden onderhandeld en ze kunnen worden gesloten.
Het bestaan van die krijtlijnen kan er in hoge mate voor zorgen dat de huidige nadelen van die manier van conflictregeling worden verholpen : het gebrek aan bekendheid van die akkoorden, het uitblijven van een effectieve sanctie wanneer die akkoorden niet in acht worden genomen, het gebrek aan vrijwillige deelname van de beroepsorganisaties, enz.
Dit wetsvoorstel strekt ertoe de collectieve consumptieakkoorden de vereiste krijtlijnen te geven, opdat ze kunnen worden uitgewerkt, opdat erover onderhandeld kan worden, opdat ze gesloten en toegepast kunnen worden.
Daartoe put het inspiratie uit de praktijk die de jongste jaren in de Raad voor het Verbruik werd ingesteld en die geleid heeft tot de totstandkoming van gedragsregels voor de beroepsorganisaties inzake reclame voor kinderfeesten of inzake bankmarketing voor jongeren.
Die regels moeten worden beschouwd als een uiting van loyauteit die moet bestaan in de verhouding tussen consumenten en professionals. Wanneer ze niet in acht worden genomen kan dat worden beschouwd als een met de eerlijke handelsgebruiken strijdige daad (artikel 93 en 94 van de wet betreffende de handelspraktijken) en als dusdanig worden bestraft.
Die interpretatie sluit aan bij die van de Europese Commissie, die in haar mededeling over de follow-up van het Groenboek over de Consumentenbescherming in de Europese Unie het volgende stelt : « Om te beginnen moet in elke algemene verplichting het niet-nakomen van een vrijwillige verbintenis van een bedrijf tegenover de consument hetzij als een misleidende, hetzij als een oneerlijke handelspraktijk worden aangemerkt. »
Artikel 1
Dit artikel bevat de gebruikelijke bepaling betreffende de grondwettelijke bevoegdheidsgrond.
Artikel 2
In de wet van 14 juli 1991 betreffende de handelspraktijken en de voorlichting en bescherming van de consument wordt een hoofdstuk 7bis ingevoegd, met als titel « Collectieve consumptieakkoorden ».
Het bleek immers logisch onderhavig voorstel in de handelspraktijkenwet in te voegen, omdat het de belangrijkste tekst is die de essentie van de verhoudingen tussen verkopers en consumenten regelt.
Het is in die wet dat de norm van loyauteit is opgenomen, die tot dusver de grondslag is geweest voor de toepassing van de collectieve akkoorden.
Artikel 3
Artikel 94ter
Dit artikel definieert nauwkeurig de diverse begrippen die in dit voorstel worden gebruikt.
De definitie van « beroepsorganisatie » en van « consumentenorganisatie » bedoelt een antwoord te geven op de bezorgdheid van de instellingen van beide sectoren in verband met de representativiteit.
Artikel 4
Artikel 94quater
De collectieve consumptieakkoorden moeten alle consumptieverhoudingen tussen verkopers en consumenten regelen.
Het staat aan de actoren, zoals ze in artikel 94ter, 2º en 3º gedefinieerd worden, de essentiële bestanddelen van het gewenste akkoord vast te leggen. Die bestanddelen kunnen te maken hebben met de algemene voorwaarden, de wijze van commercieel promoten, de vereisten inzake kwaliteit, gelijkvormigheid en veiligheid van de voor consumptie aangeboden producten en diensten.
Er moet speciaal aandacht worden besteed aan de manier waarop de consument wordt geïnformeerd (artikel 94septies en octies), alsook aan de regeling van de geschillen rond de toepassing van het consumptieakkoord (artikel 94novies).
Het collectieve akkoord moet, behalve het onderwerp, bepalen hoe het praktisch wordt toegepast, hoe het eventueel kan worden herzien of verlengd alsook hoe het kan worden opgezegd.
Artikel 5
Artikel 94quinquies
De collectieve consumptieakkoorden moeten worden beschouwd als een bijkomende bescherming van de consument.
Het ligt dan ook voor de hand dat die akkoorden niet mogen afwijken van de bepalingen van de bestaande wetten en reglementen wanneer ze voor de consument minder gunstige regels instellen.
Artikel 6
Artikel 94sexies
De bevoegdheid van de Raad voor het Verbruik om over de consumptieakkoorden te onderhandelen, zoals dat in onderhavig wetsvoorstel overwogen wordt, wordt thans algemeen erkend.
Dat orgaan, dat in 1964 werd opgericht en dat paritair is samengesteld uit de representatieve organisaties van consumenten en vaklui (vertegenwoordigers van de productie, de distributie en de middenstand), blijkt de ideale plaats om over collectieve consumptieakkoorden te onderhandelen en ze te sluiten.
De beslissing om de onderhandelingen aan te vatten, alsook om een akkoord te sluiten, moet echter door elke organisatie die lid is van die Raad afzonderlijk worden genomen.
Het is mogelijk dat een akkoord geldt voor consumenten- of beroepsorganisaties die niet in de Raad voor het Gebruik vertegenwoordigd zijn. In dat geval bestaat de mogelijkheid dat men zich individueel bij de gesloten akkoorden aansluit.
Artikel 7
Artikel 94septies
Het is van essentieel belang dat het publiek geïnformeerd wordt over het bestaan en de inhoud van de consumptieakkoorden. Ze moeten daarom in het Belgisch Staatsblad worden bekendgemaakt.
Om efficiënt te zijn moet die informatie ook worden aangevuld met andere maatregelen van bekendmaking, zoals bepaald in artikel 94 octies.
Artikel 8
Artikel 94octies
Dit artikel voorziet in de minimale bekendmaking van de akkoorden, door middel van affichering en de vermelding van het akkoord in de documenten die aan de consument worden gegeven.
Tevens moet het akkoord bepalen hoe het bekend zal worden gemaakt.
Artikel 10
Artikel 94novies
Het niet in acht nemen van de collectieve consumptieakkoorden moet worden bestraft en de geschillenregeling moet worden georganiseerd.
De aanbeveling van de Europese Commissie van 4 april 2001 met betrekking tot de beginselen voor de buitengerechtelijke organen die bij de consensuele beslechting van consumentengeschillen betrokken zijn moet hierbij als basis worden gebruikt.
Er wordt een afwijking van de artikelen 17 en 18 van het Gerechtelijk Wetboek ingesteld om de consumentenorganisaties de mogelijkheid te bieden een vordering van collectief belang in te leiden wanneer een collectief consumptieakkoord geschonden wordt.
Het doel van die vordering moet het herstel zijn van de schade veroorzaakt door wie de algemene consumentenbelangen schaadt, maar moet niet uit een groepsvordering (« class action ») bestaan.
Artikel 11
Artikel 94decies
Dankzij de toepassing bij koninklijk besluit van een collectief consumptieakkoord op een hele sector kan men enerzijds de consumenten meer rechtszekerheid bieden en anderzijds alle ondernemingen en alle verkopers gelijk behandelen.
Wanneer een dergelijk akkoord bij koninklijk besluit algemeen bindend wordt verklaard, wordt aan de Commissie voor Onrechtmatige Bedingen en eventueel aan de Commissie voor Milieu-etikettering en Milieureclame een advies gevraagd.
De Commissie voor Onrechtmatige Bedingen is een adviesorgaan dat werd opgericht in de schoot van de Raad voor het Verbruik. Haar hoofdopdracht bestaat in het geven van adviezen en aanbevelingen omtrent bedingen en voorwaarden in overeenkomsten gesloten tussen verkopers en consumenten. Het is haar taak te waken over de billijkheid van de contractuele bedingen.
De Commissie voor Milieu-etikettering en Milieureclame van haar kant gaat enerzijds na of milieubewuste consumenten niet worden bedrogen door reclamecampagnes die gebaseerd zijn op bedrieglijke milieuargumenten en geeft anderzijds duidelijke richtlijnen aan de producenten over de grenzen waarbinnen zij die milieuargumenten mogen gebruiken om hun producten aan te prijzen.
Artikel 12
Indien een akkoord bij koninklijk besluit algemeen bindend wordt verklaard, kunnen de sancties bepaald in artikel 102 van de Handelspraktijkenwet worden toegepast.
Joëlle KAPOMPOLÉ. Olga ZRIHEN. |
Artikel 1
Deze wet regelt een aangelegenheid zoals bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.
Art. 2
In de wet van 14 juli 1991 betreffende de handelspraktijken en de voorlichting en bescherming van de consument wordt een hoofdstuk 7bis ingevoegd, met als titel « Collectieve consumptieakkoorden » en dat bestaat uit de artikelen 94ter tot 94decies.
Art. 3
In dezelfde wet wordt een artikel 94ter ingevoegd, luidende :
« Art. 94ter. — Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder :
1º producten : niet alleen de lichamelijke roerende zaken, maar ook de onroerende zaken, de rechten en verplichtingen;
2º consumentenorganisatie : vereniging met als doel het verdedigen van de consumentenbelangen, in zoverre ze vertegenwoordigd is in de Raad voor het Gebruik of ze erkend is aan de hand van criteria die de minister die de Economie onder zijn bevoegdheid heeft, bij koninklijk besluit heeft vastgesteld.
3º beroepsorganisatie : vereniging met als doel het verdedigen van de beroepsbelangen, van alle sectoren of van één bepaalde sector, in zoverre ze vertegenwoordigd is in de Raad voor het Gebruik of in de Hoge Raad voor de Zelfstandigen en de KMO, dan wel erkend is aan de hand van criteria die de minister die de Economie onder zijn bevoegdheid heeft, bij koninklijk besluit heeft vastgesteld.
4º collectief consumptieakkoord : akkoord dat gesloten wordt tussen, enerzijds één of meer consumentenorganisaties en anderzijds één of meer beroepsorganisaties, dat de verhoudingen regelt tussen verkopers en consumenten in verband met producten of diensten, dan wel producten- of dienstencategorieën. ».
Art. 4
In dezelfde wet wordt een artikel 94quater ingevoegd, luidende :
« Art. 94quater. — De collectieve consumptieakkoorden kunnen betrekking hebben op de algemene contractvoorwaarden die aan de consumenten zullen worden aangeboden, op de informatie die hun zal worden verstrekt, de wijze van commercieel promoten, de vereisten inzake kwaliteit, gelijkvormigheid en veiligheid van producten en diensten en de wijze waarop consumentengeschillen worden beslecht.
Het collectief consumptieakkoord legt het toepassingsgebied vast, de datum van inwerkingtreding en de looptijd ervan.
Het collectief consumptieakkoord geldt niet voor de reeds geldende contracten, tenzij anders is bepaald en op voorwaarde dat het contract gunstiger is voor de consument.
Het collectief consumptieakkoord voorziet in eventuele regels voor herziening en verlenging ervan.
Het voorziet ook in de voorwaarden voor de opzegging door alle partijen die het ondertekend hebben of ertoe zijn toegetreden of door één partij daarvan, alsook in de opzeggingstermijn, die niet korter mag zijn dan zes maanden.
Een akkoord dat wordt opgezegd door een partij die het heeft ondertekend of ertoe is toegetreden, blijft gelden voor de andere partijen die het hebben ondertekend of ertoe zijn toegetreden, indien onder hen ten minste een consumentenorganisatie en een beroepsorganisatie overblijft.
De opzegging heeft geen gevolg voor de contracten die werden gesloten terwijl het akkoord van kracht was. ».
Art. 5
In dezelfde wet wordt een artikel 94quinquies ingevoegd, luidende :
« Art. 94quinquies. — De bepalingen van de collectieve consumptieakkoorden die minder gunstig zijn voor de consument dan die van de geldende wetten en reglementen, zijn verboden en van rechtswege nietig. ».
Art. 6
In dezelfde wet wordt een artikel 94sexies ingevoegd, luidende :
« Art. 94sexies. — Over de collectieve consumptieakkoorden wordt onderhandeld bij de Raad voor het Gebruik en ze worden er gesloten en ondertekend, hetzij op initiatief van een of meer consumentenorganisatie of van een of meer beroepsorganisaties, hetzij op verzoek van de minister die de Economie onder zijn bevoegdheid heeft.
Elke consumentenorganisatie of elke beroepsorganisatie die een collectief consumptieakkoord niet ondertekend heeft, kan later toetreden. Elke verkoper die niet door dergelijk akkoord gebonden is, kan individueel toetreden. De toetreding moet aan de ondertekenaars worden bekendgemaakt.
Het collectief consumptieakkoord bindt de ondertekenende of toegetreden beroepsorganisaties, de verkopers die van deze organisaties lid zijn alsook de toegetreden verkopers ten opzichte van alle consumenten.
Bij het secretariaat van de Raad voor het Gebruik wordt een specifieke cel ingesteld om het secretariaat te verzekeren van de collectieve consumptieakkoorden en om er een register van bij te houden. ».
Art. 7
In dezelfde wet wordt een artikel 94septies ingevoegd, luidende :
« Art. 94septies. — Het collectief consumptieakkoord wordt in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt.
Elke wijziging, verlenging of opzegging van een collectief consumptieakkoord wordt in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt. ».
Art. 8
In dezelfde wet wordt een artikel 94octies ingevoegd, luidende :
« Art. 94octies. — De Raad voor het Verbruik en de organisaties die een collectief consumptieakkoord hebben ondertekend of die ertoe zijn toegetreden, lichten de consumenten daarover in.
De verkopers die aan een akkoord gebonden zijn, alsook de verkopers die ertoe zijn toegetreden, lichten de consumenten daarover in, door middel van aanplakking of door het akkoord te vermelden op de documenten die aan de consumenten worden gegeven.
De wijze waarop de informatie wordt verstrekt, wordt in het akkoord vastgelegd. Ze kan door de Koning nader worden bepaald.
De verkopers die aan een akkoord gebonden zijn en de verkopers die ertoe zijn toegetreden, bezorgen eenieder die daarom vraagt gratis de tekst van het akkoord. ».
Art. 9
In dezelfde wet wordt een artikel 94novies ingevoegd, luidende :
« Art. 94novies. — De ondertekenaars van een collectief consumptieakkoord en zij die ertoe zijn toegetreden, zien erop toe dat de toepassing ervan in acht wordt genomen.
Het akkoord voorziet in de behandeling van klachten door een buitengerechtelijk orgaan dat belast wordt met de beslechting van geschillen overeenkomstig de Aanbeveling van de Europese Commissie van 4 april 2001 met betrekking tot de beginselen voor de buitengerechtelijke organen die bij de consensuele beslechting van consumentengeschillen betrokken zijn.
In afwijking van de bepalingen van de artikelen 17 en 18 van het Gerechtelijk Wetboek, kunnen de consumentenorganisaties en de beroepsorganisaties die collectieve consumptieakkoorden ondertekend hebben of die ertoe zijn toegetreden, bij schending daarvan in rechte optreden om hun statutair bepaalde collectieve belangen te verdedigen. »
Art. 10
In dezelfde wet wordt een artikel 94decies ingevoegd, luidende :
« Art. 94decies. — Op voorstel van de minister die de Economie onder zijn bevoegdheid heeft, kan de Koning een volledige sector de toepassing opleggen van een collectief consumptieakkoord waarvan het toepassingsgebied nationaal is.
Vooraleer hij een besluit krachtens het voorgaande lid voorstelt, consulteert de minister de Raad voor het Gebruik. Hij stelt de termijn vast binnen welke het advies wordt uitgebracht. Na het verstrijken van die termijn is geen advies meer vereist.
De algemene contractvoorwaarden die in de collectieve consumptieakkoorden worden bepaald, moeten vooraf voor advies worden voorgelegd aan de Commissie voor Onrechtmatige Bedingen. Zij moet haar advies binnen drie maanden geven. Na het verstrijken van deze termijn is geen advies meer vereist.
Indien de collectieve consumptieakkoorden voorwaarden vastleggen voor etikettering of reclame over de gevolgen voor het milieu van het product of de dienst, dan moeten die vooraf voor advies worden voorgelegd aan de Commissie voor Milieu-etikettering en Milieureclame. Deze moet haar advies binnen drie maanden geven. Na het verstrijken van die termijn is geen advies meer vereist. ».
Art. 11
Artikel 95, eerste lid, van dezelfde wet wordt aangevuld met de woorden « alsook op zijn uitvoeringsbesluiten ».
Art. 12
In artikel 102, eerste lid, van dezelfde wet, wordt een punt 9 toegevoegd, luidende :
« 9. van de besluiten ter uitvoering van artikel 94decies. »
Art. 13
Deze wet treedt in werking op de eerste dag van de derde maand na die waarin ze is bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.
13 juli 2005.
Joëlle KAPOMPOLÉ. Olga ZRIHEN. |
(1) Propositions pour une loi générale sur la protection des consommateurs, Rapport de la Commission d'Étude pour la Réforme du Droit de la Consommation, Brussel, ministerie van Economische Zaken, 1995, blz. 345 en volgende.