3-127

3-127

Sénat de Belgique

Annales

JEUDI 13 OCTOBRE 2005 - SÉANCE DE L'APRÈS-MIDI

(Suite)

Demande d'explications de M. Jan Steverlynck au ministre de l'Économie, de l'Énergie, du Commerce extérieur et de la Politique Scientifique sur «l'abaissement éventuel du taux maximum pour les assurances-vie individuelles» (nº 3-1011)

M. le président. - M. Peter Vanvelthoven, secrétaire d'État à l'Informatisation de l'État, adjoint au ministre du Budget et des Entreprises publiques répondra au nom de M. Marc Verwilghen, ministre de l'Économie, de l'Énergie, du Commerce extérieur et de la Politique scientifique.

De heer Jan Steverlynck (CD&V). - Recentelijk maakten zowel De Standaard als De Tijd gewag van een mogelijke aanpassing van de gewaarborgde minimale rente op groepsverzekeringen door de minister van Pensioenen. De verzekeraars zijn vragende partij om zowel de minimumrente op groepsverzekeringen als de maximumrente op levensverzekeringen te verlagen. Beide bedragen 3,75%, terwijl de langetermijnrente die de verzekeraars via hun beleggingen kunnen verdienen, momenteel schommelt rond 3%.

De verzekeraars kunnen weliswaar de gewaarborgde minimumrente op individuele levensverzekeringen onder de maximumrente plaatsen. Ze maken van die mogelijkheid ook effectief gebruik. Bij de meeste verzekeraars bedraagt die gewaarborgde rentevoet momenteel nog maar 2,5 à 2,75%. In de sector heerst er echter commerciële druk om het verschil tussen de maximale en de gehanteerde rentevoet zo laag mogelijk te houden.

Daarom hebben de verzekeraars aangedrongen op een verlaging van de maximale rentevoet, die in de huidige marktomstandigheden niet meer als realistisch wordt aangezien. Als mogelijk alternatief wordt een variabele gewaarborgde intrestvoet gesuggereerd, die evolueert naargelang de situatie op de financiële markten en die zou worden vastgelegd door de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen (CBFA) in plaats van door een politieke beslissing.

Volgens de pers lijkt de minister van Economie gehoor te willen geven aan de vraag uit de verzekeringssector. De minister van Pensioenen gaf ook te kennen dat beide rentevoeten van elkaar zouden kunnen worden losgekoppeld, zodat een verlaging van de maximumrente voor individuele levensverzekeringen tot de mogelijkheden behoort.

Hoe verklaart de minister dat de maximale rente op individuele levensverzekeringen en dus ook de minimale rente voor groepsverzekeringen afhangt van een politieke beslissing, die niet noodzakelijk rekening houdt met de evolutie op de financiële markten?

Zal de maximumrente voor de individuele levensverzekering in de toekomst losgekoppeld worden van de gewaarborgde minimumrente van groepsverzekeringen? Indien ja, op welke termijn? Worden de verzekeraars bij het overleg betrokken? Zo ja, op welke manier? Wat zijn de resultaten van de besprekingen en hoe zal de minister ze verwerken in zijn verdere beslissingen?

Welke concrete rol ziet de minister weggelegd voor de CBFA bij de bepaling van de minimumrentevoet voor groepsverzekeringen en/of de maximumrente voor individuele levensverzekeringen?

De heer Peter Vanvelthoven, staatssecretaris voor Informatisering van de Staat, toegevoegd aan de minister van Begroting en Overheidsbedrijven. - De koninklijk besluiten van 14 november 2003 betreffende de levensverzekeringsactiviteit en de wet van 13 maart 2003 betreffende de aanvullende pensioenen maken de Koning bevoegd voor het vastleggen van de rentevoet.

De Controledienst voor de verzekeringen heeft de minister van Economie vanaf 1999 jaarlijks schriftelijk verzocht om de rentevoet te verlagen. Op 12 juni 2003 heeft de Controledienst de huidige eerste minister, die toen regeringsformateur was, schriftelijk verzocht om zelf belast te worden met het vastleggen van die rentevoet. Het Internationaal Monetair Fonds heeft er in zijn jongste assessment op aangedrongen om die vastlegging over te laten aan een onafhankelijke en technisch competente instantie. Het IMF benadrukt dat zuiver politieke beslissingen ter zake niet wenselijk zijn.

In Luxemburg legt het Commissariat aux Assurances, de tegenhanger van de Belgische CBFA, de rentevoet vast. Het Luxemburgse CAA heeft op 18 februari 2005 de rentevoet verlaagd tot 2,25%. Over de loskoppeling van de maximumrente voor de individuele levensverzekering van de gewaarborgde minimumrente voor groepsverzekeringen is tot op vandaag geen beslissing genomen.

Er heeft overleg plaatsgevonden met de verzekeringssector, de verbruikers en de CBFA. De verzekeraars en de verbruikers hebben dat dossier al bij het begin van de regeerperiode spontaan bij minister Verwilghen aangekaart. Hun standpunten zijn niet identiek. De verbruikers pleiten voor een volledige liberalisering, in die zin dat geen maximumrente meer zou worden vastgelegd. De verzekeraars pleiten voor overheveling van de politieke beslissingsmacht naar een neutrale, objectieve en technisch competente instantie. Zij sluiten zich als dusdanig aan bij de aanbeveling van het IMF. Om die redenen lijkt de CBFA, als toezichthoudende autoriteit op de financiële sector, de instelling bij uitstek om de rentevoet vast te leggen.

De heer Jan Steverlynck (CD&V). - De Controledienst voor de Verzekeringen, (CDV), voorganger van de CBFA, was vragende partij om daarbij te worden betrokken.

In een interview met de heer Michel Flamée, huidig ondervoorzitter van de CBFA en verantwoordelijke voor de verzekeringsactiviteiten, las ik gisteren dat het CBFA-Directiecomité vindt dat de beslissingen over die rentevoet het best door de politieke overheid worden genomen. Dat standpunt staat lijnrecht tegenover de aanbeveling van het IMF en tegenover het verzoek van de verzekeraars dat de minister trouwens genegen was. Er zullen blijkbaar nog wat afspraken moeten worden gemaakt, vooraleer de minister een definitieve beslissing kan nemen.

(M. Hugo Vandenberghe, vice-président, prend place au fauteuil présidentiel.)