3-1350/1

3-1350/1

Belgische Senaat

ZITTING 2004-2005

23 SEPTEMBER 2005


Wetsontwerp houdende instemming met de Algemene Samenwerkingsovereenkomst tussen het Koninkrijk België en de Republiek Benin, ondertekend te Cotonou op 25 april 2002


INHOUD

  • Memorie van toelichting
  • Wetsontwerp
  • Algemene Samenwerkingsovereenkomst tussen het Koninkrijk België en de Republiek Benin
  • Voorontwerp van wet
  • Advies van de Raad van State

  • MEMORIE VAN TOELICHTING


    De regering legt heden de algemene Overeenkomst betreffende de internationale samenwerking tussen België en Benin, ondertekend te Cotonou op 25 april 2002, ter goedkeuring voor.

    Deze algemene Overeenkomst betreft exclusief de ontwikkelingssamenwerking en is dus exclusief een federale Overeenkomst.

    1. Ontstaan en voorgeschiedenis van het Verdrag

    Wet inzake de Belgische internationale samenwerking

    Met deze wet heeft België zijn beleid inzake internationale samenwerking voorzien van een wettelijk kader. De wet werd op 25 mei 1999 door de Kamer van volksvertegenwoordigers goedgekeurd en verscheen in het Belgisch Staatsblad op 1 juli 1999.

    Met het oog op een groter effect van de verstrekte hulp, legt de wet onder andere een tweevoudige concentratie op. Er is een beperking in geografische zin (maximum 25 partnerlanden) en in sectorale en thematische zin (beperkt aantal sectoren en sectoroverschrijdende thema's).

    Benin is een van de partnerlanden waarmee België werkt in het kader van de bilaterale directe samenwerking.

    In de artikelen 7 en 8 van de wet worden vijf prioritaire sectoren opgegeven :

    — basisgezondheidszorg met inbegrip van reproductieve gezondheidszorg;

    — onderwijs en vorming;

    — landbouw en voedselzekerheid;

    — basisinfrastructuur;

    — conflictpreventie en maatschappijopbouw.

    Deze worden aangevuld met drie sectoroverschrijdende thema's :

    — het op een evenwichtige wijze rechten en kansen geven aan vrouwen en mannen;

    — de zorg voor het leefmilieu;

    — de sociale economie.

    Overzicht van de Belgische samenwerking met Benin

    In het begin van de jaren '90 werden in het kielzog van de « Conférence nationale » en het ontstaan van de democratie in Benin en in het kader van de directe bilaterale samenwerking, verschillende projecten in de steigers gezet. In 1998 besloten beide partijen op de eerste Gemengde Commissie tot een geografische concentratie (de departementen Mono, Couffo, Atacora en Donga) en een sectorale concentratie (met name de prioritaire sectoren en sectoroverschrijdende thema's die in de latere wet inzake de samenwerking zouden voorkomen).

    De tweede Gemengde Commissie tussen beide landen had in Brussel plaats in mei 2004. Een Indicatief Samenwerkingsprogramma (ISP) werd door Benin en door België gezamenlijk aangenomen. Dit programma bepaald de ontwikkelingsdoelstellingen die tegelijkertijd de Beninese ontwikkelingsplannen als de prioriteiten van de directe Belgische bilaterale samenwerking onderschrijven. Benin heeft vanaf nu recht op een « Document de Stratégie de Réduction de la Pauvreté » (DSRP), waarin de gezamenlijke bijdragen van de donors ingepast worden.

    Beide partijen zijn overeengekomen op de Departementen van Mono, Couffo, Atacora en Donga als geografische concentraties voor de Belgische hulp te behouden en om hun inspanningen te richten op de prioritaire sectoren van a) landbouw en de voedselzekerheid b) de gezondheidszorgen en c) de maatschappijopbouw. Om de interventies in deze sectoren uit te kunnen voeren werd een bedrag van 30 miljoen euro voorgesteld voor nieuwe vastleggingen tussen juli 2004 en juni 2007.

    Op 26 januari 1999 werd in Brussel de eerste algemene samenwerkingsovereenkomst tussen België en Benin ondertekend. Deze beoogde een versterking van de sociale, menselijke en culturele ontwikkeling en de economische vooruitgang van Benin.

    Op 25 april 2002 werd in Cotonou de tweede algemene Samenwerkingsovereenkomst ondertekend. Deze overeenkomst volgt de in de wet van 1999 uitgezette koers en bevat onder meer de prioritaire sectoren en thema's van de bilaterale directe samenwerking (bovengenoemde artikelen 7 en 8 van de wet).

    De Overeenkomst bepaalt dat de Gemengde Commissie om de drie jaar afwisselend in Brussel en Cotonou bijeenkomt om de lopende steun te beoordelen en de programma's voor de komende drie jaar vast te leggen.

    Benin kan zich goed vinden in een samenwerking die in de projecten plaatsmaakt voor een specifieke benadering die stoelt op participatie en medeverantwoordelijkheid.

    België is een van de 10 belangrijke donoren, naast de Wereldbank, de EU, Denemarken, de VS en Frankrijk.

    De uitvoering van de projecten en programma's wordt toevertrouwd aan de BTC.

    2. Opzet en inhoud van de algemene Overeenkomst

    Met deze kaderovereenkomst wil België de algemene samenwerkingsbetrekkingen met Benin een juridische grondslag geven in overeenstemming met het verdragenrecht.

    Er wordt vertrokken vanuit een aantal basisbeginselen :

    — de eerbiediging van de mensenrechten;

    — de ontwikkeling en bestendiging van de democratie

    — de gelijke behandeling van vrouwen en mannen

    — milieubescherming en milieubehoud

    — de eerbiediging van de algemene beginselen en de fundamentele rechten in het arbeidsmilieu.

    Deze kaderovereenkomst bepaalt het eigene van de toekomstige bilaterale samenwerking tussen België en Benin :

    — voor de sectoren waar Belgische hulp wordt verstrekt :

    — basisgezondheidszorg met inbegrip van reproductieve gezondheidszorg;

    — onderwijs en vorming;

    — landbouw en voedselzekerheid;

    — basisinfrastructuur;

    — conflictpreventie en maatschappijopbouw

    — voor de sectoroverschrijdende thema's waarvoor België ondersteunening verleent

    — het op een evenwichtige wijze rechten en kansen geven aan vrouwen en mannen;

    — de zorg voor het leefmilieu;

    — en de sociale economie.

    De Overeenkomst vormt ook het kader waarbinnen de krijtlijnen van de samenwerkingsbetrekkingen tussen België en Benin worden aangegeven. De samenwerking wordt dan verder ingevuld met Bijzondere Overeenkomsten die de uitvoering van de projecten en programma's regelen. Het sluiten van bijzondere overeenkomsten ressorteert onder de minister die bevoegd is voor internationale samenwerking.

    Met het oog op doeltreffendheid, geloofwaardigheid en rechtszekerheid is het raadzaam om, zoals ook voor het « Memorandum of understanding » met Zuid-Afrika het geval was, in artikel 3 van het wetsontwerp te bepalen dat de ondertekende Bijzondere Overeenkomsten :

    — na ondertekening ter kennis van het Parlement worden gebracht

    — van kracht worden op de in de overeenkomst vastgestelde datum.

    Er is dus geen afzonderlijke parlementaire goedkeuring vereist omdat door de kennisgeving het Parlement zijn rechten kan doen gelden.

    Op 28 juli 2005 heeft de Raad van State zijn advies gegeven met betrekking tot het voorontwerp van wet houdende instemming met de algemene Samenwerkingsovereenkomst tussen het Koninkrijk België en de Republiek Benin, ondertekend te Cotonou op 25 april 2002 (Advies nr. 38.758/2/V).

    Ten gevolge van het advies van de Raad van State werd het ontwerp van wet aangevuld met een artikel 3, dat als volgt luidt :

    « Art. 3. De bijzondere overeenkomsten gesloten op basis van artikel 6 van deze Overeenkomst zullen de uitvoeringsmodaliteiten bepalen van de interventies voorzien door haar artikel 3.

    Deze bijzondere overeenkomsten zullen gesloten worden door de minister van Ontwikkelingssamenwerking of door een andere persoon die te dien einde werd gemachtigd; zij zullen medegedeeld worden aan het Parlement meteen na hun ondertekening en zij zullen volkomen gevolg hebben op de datum die zij zullen bepalen. »

    De bijzondere overeenkomsten worden niet noodzakelijk door de minister van Ontwikkelingssamenwerking ondertekend.

    De minister van Buitenlandse Zaken,

    Karel DE GUCHT.

    De minister van Ontwikkelingssamenwerking,

    Armand DE DECKER.


    WETSONTWERP


    ALBERT II,

    Koning der Belgen,

    Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen,

    Onze Groet.

    Op de voordracht van Onze minister van Buitenlandse Zaken en van Onze minister van Ontwikkelingssamenwerking,

    Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

    Onze minister van Buitenlandse Zaken en Onze minister van Ontwikkelingssamenwerking zijn ermee belast het ontwerp van wet, waarvan de tekst hierna volgt, in Onze naam aan de Wetgevende Kamers voor te leggen en bij de Senaat in te dienen :

    Artikel 1

    Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.

    Art. 2

    De Algemene Samenwerkingsovereenkomst tussen het Koninkrijk België en de Republiek Benin, ondertekend te Cotonou op 25 april 2002, zal volkomen gevolg hebben.

    Art. 3

    De bijzondere overeenkomsten gesloten op basis van artikel 6 van deze Overeenkomst zullen de uitvoeringsmodaliteiten bepalen van de interventies voorzien door haar artikel 3.

    Deze bijzondere overeenkomsten zullen gesloten worden door de minister van Ontwikkelingssamenwerking of door een andere persoon die te dien einde werd gemachtigd; zij zullen medegedeeld worden aan het Parlement meteen na hun ondertekening en zij zullen volkomen gevolg hebben op de datum die zij zullen bepalen.

    Gegeven te Brussel, 17 september 2005.

    ALBERT

    Van Koningswege :

    De minister van Buitenlandse Zaken,

    Karel DE GUCHT.

    De minister van Ontwikkelingssamenwerking,

    Armand DE DECKER.


    VERTALING

    ALGEMENE SAMENWERKINGSOVEREENKOMST

    tussen het Koninkrijk België en de Republiek Bénin

    Het Koninkrijk België en de Republiek Benin

    Hierna te noemen « de Partijen »

    Vastbesloten het partnerschap en de samenwerking uit te breiden, die ze wensen uit te bouwen op grond van wederzijds respect, soevereiniteit en gelijkheid van beide Partijen, het streven naar een duurzame en harmonieuze ontwikkeling die alle lagen van hun bevolking ten goede komt en in het bijzonder de meest hulpbehoevenden.

    Herbevestigend hun gehechtheid aan :

    — de beginselen van het Handvest van de Verenigde Naties, aan de democratische waarden en de mensenrechten zoals deze worden erkend in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens en op de Wereldconferentie over de Mensenrechten, georganiseerd in Wenen in juni 1993;

    — het 20/20-concept aangenomen op de Wereldtop van Kopenhagen over Sociale Ontwikkeling in maart 1995;

    — de algemene verklaring van de Internationale Arbeidsorganisatie over de fundamentele principes en rechten met betrekking tot werk, aangenomen door de Internationale Arbeidsconferentie in juni 1998 in Genève;

    — de waardigheid en de waarde van de mens, mannen en vrouwen, actoren en begunstigden van ontwikkeling, die overeenkomstig de aanbevelingen van de in Beijing in september 1995 georganiseerde vierde Wereldconferentie over Vrouwen, dezelfde rechten hebben;

    — de bescherming en het behoud van het milieu alsmede aan de uitvoering van Agenda 21 aangenomen tijdens de Vergadering van de Verenigde Naties over Milieu en Ontwikkeling, georganiseerd in Rio de Janeiro in juni 1992;

    — de ACS-EG-Partnerschapsovereenkomst, ondertekend in Cotonou op 23 juni 2000;

    Overtuigd dat deze beginselen de wezenlijke grondslag vormen voor het samenwerkingsverband tussen beide Staten,

    Gelet op het belang een politiek en juridisch kader af te bakenen voor de samenwerking gestoeld op dialoog en gedeelde verantwoordelijkheid in het beheersproces van de Benino-Belgische samenwerking,

    ZIJN HET VOLGENDE OVEREENGEKOMEN :

    Artikel 1

    Doel

    Deze Algemene Overeenkomst heeft ten doel een politiek, institutioneel en juridisch kader af te bakenen voor de directe bilaterale samenwerking die tussen de Partijen wordt overeengekomen.

    Artikel 2

    Doelstellingen van de directe bilaterale samenwerking

    Deze samenwerking heeft als prioritaire doelstelling de duurzame menselijke ontwikkeling te bevorderen. Te dien einde, beoogt ze de armoede te bestrijden, het partnerschap tussen de volkeren van de Partijen te bevorderen, de democratie, de rechtsstaat, de rol van de civiele samenleving en een goed bestuur aan te moedigen, het respect voor de waardigheid, de vrijheden en de rechten van de mens te bevorderen alsmede alle vormen van discriminatie op grond van sociale, etnische, religieuze overwegingen of op grond van sekse te bestrijden.

    Artikel 3

    Prioritaire sectoren en thema's

    De directe bilaterale samenwerking tussen de Partijen is toegespitst op één of meerdere sectoren als :

    1) eerstelijnsgezondheidszorg, met inbegrip van reproductieve gezondheidszorg;

    2) onderwijs en vorming;

    3) landbouw en voedselzekerheid;

    4) basisinfrastructuur;

    5) conflictpreventie en versterking van de maatschappij;

    en op volgende transsectorale thema's :

    1) herijking van de rechten en kansen van vrouwen en mannen;

    2) bescherming van het milieu;

    3) sociale economie.

    Artikel 4

    Indicatieve samenwerkingsprogramma's

    Aan deze samenwerking zal gestalte worden gegeven in de vorm van indicatieve samenwerkingsprogramma's die in gezamenlijk overleg door de Gemengde Commissie als bedoeld in artikel 5, worden bekrachtigd of vastgelegd.

    De doelstellingen van deze programma's liggen in het verlengde van de doelstellingen van de ontwikkelingsplannen van de Republiek Benin alsmede van die als vermeld in artikel 2.

    De indicatieve samenwerkingsprogramma's behelzen de sectoren en thema's als vastgelegd in artikel 3. Ze beogen dat :

    — De institutionele- en beheerscapaciteiten worden uitgebreid en het lokale beheer en de lokale uitvoering een grotere rol krijgen toebedeeld;

    — De technische en financiële leefbaarheid na stopzetting van de Belgische steunverlening wordt zeker gesteld;

    — Een doelmatige en doeltreffende uitvoeringsmethode wordt gehanteerd en de doelgroepen zo nauw mogelijk worden betrokken bij de besluitvorming.

    Artikel 5

    Gemengde Commissie

    Een Gemengde Commissie samengesteld uit vertegenwoordigers van beide Partijen zal de indicatieve samenwerkingsprogramma's als bedoeld in artikel 4 bekrachtigen en definiëren. Ze zal de tenuitvoerlegging ervan opvolgen en evalueren om ze, in voorkomend geval, bij te sturen.

    De Gemengde Commissie komt ten minste éénmaal om de drie jaar op ministerieel niveau bijeen. Op verzoek van één van de Partijen gebeurt zulks elk jaar op een passend niveau van vertegenwoordiging, beurtelings in België en in Benin.

    Artikel 6

    Samenwerkingsprestaties

    § 1. Aan de indicatieve samenwerkingsprogramma's wordt gestalte gegeven in de vorm van bijzondere samenwerkingsprestaties. De bijdrage van het Koninkrijk België aan elke samenwerkingsprestatie kan omvatten : steun op basis van technische samenwerking, opleiding of studie, giften in natura of in speciën waaronder met name begrotingssteun, leningen, participaties, schuldverlichting of een combinatie hiervan.

    § 2. Elke samenwerkingsprestatie wordt voorbereid, gepland en uitgevoerd volgens een geïntegreerde beheerscyclus afgestemd op de doelstellingen en bestaande uit vier fasen : identificatie, formulering, uitvoering en evaluatie.

    § 3. De identificatie van elke samenwerkingsprestatie gebeurt na overleg tussen de Partijen.

    De eindverantwoordelijkheid voor de identificatie berust bij de Republiek Benin.

    § 4. Met betrekking tot elke samenwerkingsprestatie wordt gekozen voor een strikt participatieve benadering teneinde zeker te stellen dat ze is afgestemd op de capaciteiten en de noden van de begunstigden.

    Te dien einde zullen gemengde bilaterale lokale overlegstructuren in het leven worden geroepen.

    § 5. Vóór de aanvang van de uitvoeringsfase vormt een tussen beide Partijen gesloten bijzondere overeenkomst de rechtsgrondslag van elke samenwerkingsprestatie.

    Naar gelang van de in aanmerking genomen wijze van samenwerking, verstrekt deze met name toelichting over :

    — de doelstellingen;

    — de mechanismen en uitvoeringstermijnen;

    — in voorkomend geval, de gebruiksvoorschriften en de overdracht van fondsen;

    — in voorkomend geval, de aankoopvoorschriften en de overdracht van uitrusting;

    — de rechten, verantwoordelijkheden en verplichtingen van alle betrokkenen;

    — de modaliteiten inzake de opstelling van verslagen, de follow-up en de controle;

    — de eigenschappen en opdrachtbeschrijving van de gemengde lokale overlegstructuur voor deze samenwerkingsprestatie.

    Artikel 7

    Uitvoeringsorganen

    1) Voor de uitvoering van deze Overeenkomst wijst de Republiek Benin de Minister belast met Internationale Samenwerking aan.

    2) Wat de algehele uitvoering van deze Overeenkomst betreft, wordt het Koninkrijk België vertegenwoordigd door de Ambassade van België in Abuja (NIGERIA) waarvan het Bureau Internationale Samenwerking gevestigd is in Cotonou (BENIN) :

    a) bij de Ambassade behoren vraagstukken inzake ontwikkelingssamenwerking tot het takenpakket van de Adviseur Internationale Samenwerking.

    b) de Belgische Partij vertrouwt de tenuitvoerlegging van haar verplichtingen in de formulerings en uitvoeringsfasen als bedoeld in artikel 6, § 2, in principe alleen toe aan de « Belgische Technische Coöperatie"(BTC), een naamloze vennootschap met sociaal oogmerk naar Belgisch publiekrecht.

    De Belgische Partij zal met de BTC overeenkomsten sluiten op basis waarvan de BTC de verbintenis aangaat om de bijzondere overeenkomsten als bedoeld in artikel 6,§ 5 na te leven.

    c) Zo de aard van de samenwerkingsprestaties zulks vereist, kan de uitvoering ervan door de Belgische minister die ter zake bevoegd is voor samenwerking dan wel door de BTC worden toevertrouwd aan gespecialiseerde organen.

    d) In sommige gevallen en middels kennisgeving hiervan door de Adviseur Internationale Samenwerking aan de Beninse Partij, kan de BTC worden belast met de identificatie van een samenwerkingsprestatie.

    Artikel 8

    Voorrechten en immuniteiten

    1º) Voor de uitvoering van deze Overeenkomst, genieten de BTC-vertegenwoordiger ter plaatse en diens in België in dienst genomen medewerkers, voor zover zij geen onderdaan zijn van de Republiek Benin dezelfde voorrechten en immuniteiten die van toepassing zijn op het administratief en technisch personeel van de diplomatieke en consulaire posten.

    2º) Voor de uitvoering van deze Overeenkomst geniet elke deskundige die geen onderdaan is van de Republiek Benin dezelfde voorrechten en immuniteiten als die welke worden verleend aan de technisch deskundigen van de Verenigde Naties.

    De deskundige in kwestie heeft met name het recht om een voertuig, meubilair en goederen voor persoonlijk gebruik dan wel ten behoeve van inwonende gezinsleden vrij van rechten in te voeren of aan te kopen.

    Zijn wedde en bezoldiging zijn op het grondgebied van de Republiek Benin vrijgesteld van rechten.

    De deskundige is evenwel onderworpen aan de sociale zekerheid, met inachtneming van de Belgische of de Beninse wetgeving.

    3º) De roerende en onroerende goederen van de BTC-vertegenwoordiging, de geïmporteerde of lokaal aangekochte uitrusting of diensten alsmede de overdracht van fondsen in het kader van deze Algemene Overeenkomst of van een hieruit voortvloeiende bijzondere overeenkomst, worden vrijgesteld van rechten en heffingen.

    Artikel 9

    Controle en evaluatie

    De Partijen nemen alle noodzakelijke administratieve en budgettaire maatregelen om de doelstellingen te verwezenlijken van de uit deze Algemene Overeenkomst voortvloeiende bijzondere overeenkomsten.

    Met het oog hierop verrichten de Partijen, tezamen of afzonderlijk, de interne en externe controles en evaluaties die ze noodzakelijk achten.

    Elk van de Partijen stelt de andere Partij evenwel in kennis van de controles en evaluaties die ze voornemens is afzonderlijk te verrichten. De conclusies van deze al dan niet gezamenlijk verrichte controles en evaluaties, zijn het voorwerp van een Overeenkomst.

    Doet zich een probleem voor, dan streven beide Partijen ernaar passende maatregelen te nemen om de moeilijkheden op te lossen.

    Artikel 10

    Geschillen

    Geschillen die verband houden met de toepassing van de Algemene Overeenkomst en de uitvoeringsmaatregelen worden geregeld via de weg van bilaterale onderhandelingen. Kunnen ze langs deze weg niet worden beslecht, dan worden de procedures gevolgd als vastgelegd in het Handvest van de Verenigde Naties.

    Artikel 11

    Duur en opzegging

    Deze Algemene Overeenkomst wordt voor onbepaalde tijd gesloten. Elk van beide Partijen kan ze te allen tijde opzeggen mits kennisgeving aan de andere Partij. De opzegging gaat zes (6) maanden later in.

    Ze behelst niet de opzegging van de bijzondere overeenkomsten of andere bilaterale akten die geregeld worden door deze Algemene Overeenkomst. Deze zijn het voorwerp van een specifieke opzegging.

    Artikel 12

    Inwerkingtreding en overgangsmaatregelen

    Deze Algemene Overeenkomst treedt in werking op de eerste dag van de maand volgend op de datum waarop de ene Partij de andere Partij ervan in kennis stelt dat aan de interne procedures voor de inwerkingtreding van de Overeenkomst is voldaan.

    De samenwerkingsprestaties die op de datum van inwerkingtreding van deze Algemene Overeenkomst aan de gang zijn, worden evenwel voortgezet in overeenstemming met het bepaalde in de overeenkomsten die erop van toepassing zijn.

    Artikel 13

    Kennisgevingen

    Elke kennisgeving betreffende de tenuitvoerlegging van deze Algemene Overeenkomst en de Bijzondere Overeenkomsten die eruit voortvloeien dient, tenzij anderszins bepaald, te worden gericht aan de hieronder vermelde adressen. Alle wijzigingen hieromtrent zullen langs diplomatieke weg worden medegedeeld.

    — Voor de Republiek Benin : Ministerie van Buitenlandse Zaken en Afrikaanse Integratie — 01 BP 318 COTONOU

    — Voor het Koninkrijk België : Ambassade van België — Bureau Internationale Samenwerking — 01 BP 1881 COTONOU

    TEN BLIJKE WAARVAN beide Partijen deze Algemene Overeenkomst hebben ondertekend.

    Gedaan te Cotonou, op 25 april 2002, in tweevoud, zijnde beide teksten in de Franse taal en gelijkelijk authentiek.


    VOORONTWERP VAN WET VOOR ADVIES VOORGELEGD AAN DE RAAD VAN STATE


    Voorontwerp van wet houdende instemming met de Algemene Samenwerkingsovereenkomst tussen het Koninkrijk België en de Republiek Benin, ondertekend te Cotonou op 25 april 2002.

    Artikel 1

    Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.

    Art. 2

    De Algemene Samenwerkingsovereenkomst tussen het Koninkrijk België en de Republiek Benin, ondertekend te Cotonou op 25 april 2002, zal volkomen gevolg hebben.


    ADVIES VAN DE RAAD VAN STATE

    38.758/2/V


    De RAAD VAN STATE, afdeling wetgeving, tweede vakantiekamer, op 11 juli 2005 door de minister van Buitenlandse Zaken verzocht hem, binnen een termijn van dertig dagen, van advies te dienen over een voorontwerp van wet « houdende instemming met de Algemene Samenwerkingsovereenkomst tussen het Koninkrijk België en de Republiek Benin, ondertekend te Cotonou op 25 april 2002 », heeft op 28 juli 2005 het volgende advies gegeven :

    Aangezien de adviesaanvraag ingediend is op basis van artikel 84, § 1, eerste lid, 1º, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, zoals het is vervangen bij de wet van 2 april 2003, beperkt de afdeling Wetgeving overeenkomstig artikel 84, § 3, van de voornoemde gecoördineerde wetten haar onderzoek tot de rechtsgrond van het voorontwerp, de bevoegdheid van de steller van de handeling en de te vervullen voorafgaande vormvereisten.

    Wat deze drie punten betreft, geeft het ontwerp aanleiding tot de volgende opmerkingen.

    Bevoegdheid van de federale overheid

    Artikel 6ter, eerste lid, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen schrijft voor :

    « Onderdelen van de ontwikkelingssamenwerking worden vanaf 1 januari 2004 overgeheveld in zoverre ze betrekking hebben op de gemeenschaps- en gewestbevoegdheden »,

    maar zoals de Raad van State heeft opgemerkt in zijn advies 35.915/VR, dat op 23 oktober 2003 is verstrekt, volgt uit het tweede lid van de voornoemde bepaling, alsmede uit de parlementaire voorbereiding ervan dat ze slechts een beginselverklaring inhoudt zodat de federale overheid, bij gebrek aan een bijzondere wet die de bevoegdheidsoverdracht nader concretiseert, haar huidige bevoegdheid terzake ook na 1 januari 2004 behoudt (1) .

    Bijgevolg komt de exclusieve bevoegdheid om het thans onderzochte verdrag te sluiten nog steeds toe aan de Koning en aan de federale wetgevende vergaderingen (Grondwet, artikel 167, § 2).

    Voorafgaande instemming met de specifieke akkoorden bepaald in de Algemene Overeenkomst

    1. Artikel 6, § 5, van de Algemene Overeenkomst luidt als volgt :

    « Vóór de aanvang van de uitvoeringsfase vormt een tussen beide Partijen gesloten bijzondere overeenkomst de rechtsgrondslag van elke samenwerkingsprestatie.

    Naar gelang van de in aanmerking genomen wijze van samenwerking, verstrekt deze met name toelichting over :

    — de doelstellingen;

    — de mechanismen en uitvoeringstermijnen;

    — in voorkomend geval, de gebruiksvoorschriften en de overdracht van fondsen;

    — in voorkomend geval, de aankoopvoorschriften en de overdracht van uitrusting;

    — de rechten, verantwoordelijkheden en verplichtingen van alle betrokkenen;

    — de modaliteiten inzake de opstelling van verslagen, de follow-up en de controle;

    — de eigenschappen en opdrachtbeschrijving van. de gemengde lokale overlegstructuur voor deze samenwerkingsprestatie. »

    In de memorie van toelichting gevoegd bij de aan de Raad van State gerichte adviesaanvraag staat te lezen :

    « Met het oog op doeltreffendheid, geloofwaardigheid en rechtzekerheid is het raadzaam om, zoals ook voor het « Memorandum of Understanding » met Zuid-Afrika het geval was, in artikel 3 van het wetsontwerp te bepalen dat de ondertekende Bijzondere Overeenkomsten :

    — na ondertekening ter kennis van het Parlement worden gebracht;

    — van kracht worden op de in de overeenkomst vastgestelde datum

    Er is dus geen afzonderlijke parlementaire goedkeuring vereist omdat door de kennisgeving het Parlement zijn rechten kan doen gelden. »

    Het aan de Raad van State voorgelegde voorontwerp van wet bevat geen artikel 3 dat, zoals hierboven is aangegeven, volgens de stellers van het voorontwerp zou zijn ingegeven door het precedent dat bepaaldelijk wordt gevormd door de wet van 11 april 1999 houdende instemming met het Memorandum van Overeenkomst over de ontwikkelingssamenwerking tussen het Koninkrijk België en de Republiek Zuid-Afrika, ondertekend te Brussel op 16 maart 1995, waarvan artikel 3 als volgt luidt :

    « De bijzondere vergelijken gesloten op basis van artikel 6 van dit Memorandum zullen de uitvoeringsmodaliteiten bepalen van de interventies voorzien door zijn artikel 3, en dit binnen de budgettaire beperkingen bepaald door zijn artikel 7.

    Deze bijzondere vergelijken zullen gesloten worden door de minister die de Ontwikkelingssamenwerking onder zijn bevoegdheden heeft; zij zullen medegedeeld worden aan het Parlement meteen na hun ondertekening en zij zullen volkomen gevolg hebben op de datum die zij zullen bepalen. »

    2. Er kan worden aanvaard dat de wetgevende kamers onder sommige voorwaarden voorafgaandelijk instemmen met een verdrag; wil een zodanige voorafgaande instemming bestaanbaar zijn met artikel 167, § 2, van de Grondwet, dan moeten de wetgevende kamers nochtans de grenzen kennen waarbinnen die instemming wordt verleend (2) .

    In het onderhavige geval is de strekking van de specifieke overeenkomsten voldoende afgebakend in de Algemene Overeenkomst.

    Teneinde de vergaderingen in staat te stellen een standpunt in te nemen ter zake van de inhoud van de specifieke overeenkomsten, moet evenwel een tekst analoog met die van artikel 3, tweede lid, van de voornoemde wet van 11 april 1999 worden ingevoegd in het dispositief van het voorontwerp van wet (3) , wat overigens conform het voornemen geuit in de memorie van toelichting zou zijn.

    De tekst moet dienovereenkomstig worden aangevuld.

    3. Artikel 190 van de Grondwet bepaalt dat alleen de wetgever bevoegd is om de vorm te bepalen waarin wetten en verordeningen moeten worden bekendgemaakt willen ze verbindend zijn. Volgens het Hof van Cassatie is die grondwetsbepaling naar analogie toepasselijk op internationale akten. Het Hof heeft immers beschikt dat bepaalde verdragen niet aan particulieren konden worden tegengeworpen zolang ze niet integraal in het Belgisch Staatsblad waren bekendgemaakt.

    De voorafgaande instemming met specifieke overeenkomsten die zou voortvloeien uit de ontworpen wet levert geen afwijking op van de verplichting die volgt uit artikel 190 van de Grondwet en uit artikel 8 van de wet van 31 mei 1961 betreffende het gebruik der talen in wetgevingszaken, het opmaken, bekendmaken en inwerkingtreden van wetten en verordeningen, te weten dat die specifieke overeenkomsten in het Belgisch Staatsblad moeten worden bekendgemaakt willen ze aan particulieren kunnen worden tegengeworpen (4) .

    Slotopmerking

    In het opschrift en in artikel 2 schrijve men, overeenkomstig de in de overeenkomst gebruikte terminologie, « gedaan te ... » en niet « ondertekend te ... ».

    De kamer was samengesteld uit :

    De heer Y. KREINS, kamervoorzitter;

    De heer P. LIÉNARDY en mevrouw M. BAGUET, staatsraden;

    Mevrouw A.-C. VAN GEERSDAELE, griffier.

    Het verslag werd uitgebracht door de heer J. REGNIER, eerste auditeur-afdelingshoofd.

    De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst werd nagezien onder toezicht van de heer J. JAUMOTTE, staatsraad.

    De griffier, De voorzitter,
    A.-C. VAN GEERSDAELE. Y. KREINS.

    (1) Advies 35.915/VR, op 23 oktober 2003 verstrekt over het voorontwerp van decreet « inzake ontwikkelingseducatie » (VI. parl., zitting 2003-2004, nr. 2044/1, blz. 33 tot 41).

    (2) Zie inzonderheid advies 26.355/9, op 2 juli 1997 verstrekt over het voorontwerp dat de wet van 11 april 1999 is geworden, alsmede de geciteerde jurisprudentie (Stuk Senaat, zitting 1998-1999, 1-1168/1, blz. 13-14); advies 37.90CWR, op 25 januari 2005 verstrekt over een voorontwerp van wet houdende instemming met de wijzigingen aan de Overeenkomst inzake de Internationale Organisatie voor Satellietcommunicatie « INTELSAT », aangenomen te Washington op 17 november 2000 (Stuk Senaat, zitting 2004-2005, 3-1259/1, blz. 23-35); advies 37 954-37 970-37 977-37.978/AV, op 15 februari 2005 verstrekt over een voorontwerp van decreet « houdende instemming met het Verdrag tot vaststelling van een Grondwet voor Europa en de Slotakte, ondertekend in Rome op 29 oktober 2004 » (37.954/AV); een voorontwerp van ordonnantie « houdende instemming met het Verdrag tot vaststelling van een Grondwet voor Europa, en met de Slotakte, gedaan te Rome op 29 oktober 2004 » (37.970/AV); een voorontwerp van ordonnantie « houdende instemming met het Verdrag tot vaststelling van een Grondwet voor Europa, en met de Slotakte, gedaan te Rome op 29 oktober 2004 » (37.977/AV); een voorontwerp van wet « houdende instemming met het Verdrag tot vaststelling van een Grondwet voor Europa, en met de Slotakte, gedaan te Rome op 29 oktober 2004 » (37.978/AV) (Stuk Senaat, zitting 2004-2005, 3-1091/1, blz. 526-546).

    (3) Dit was reeds de teneur van het voornoemde advies 26.355/9 en van tal van latere adviezen (zie bijvoorbeeld het voornoemde advies 37.900/VR).

    (4) Zie in die zin bijvoorbeeld het voornoemde advies 37.900/VR en de geciteerde jurisprudentie.