3-1332/1 | 3-1332/1 |
5 SEPTEMBER 2005
De Regering onderwerpt heden aan uw goedkeuring de Overeenkomst betreffende belastingheffing op inkomsten uit spaargelden tussen het Overzeese Gebied Montserrat van het Verenigd Koninkrijk en het Koninkrijk België, ondertekend op 5 oktober 2004 te Brussel en op 7 april 2005.
ALGEMEEN
De richtlijn 2003/48/EG van 3 juni 2003 van de Raad van de Europese Unie betreffende belastingheffing op inkomsten uit spaargelden in de vorm van rentebetalingen (hierna « de Richtlijn ») legt aan de lidstaten van de Europese Unie een aantal regels op met betrekking tot de belastingheffing van inkomsten uit spaargelden in de vorm van rentebetalingen.
Het doel van de Richtlijn is het mogelijk maken van een effectieve belastingheffing op rentebetalingen in de woonstaat van de uiteindelijk gerechtigde overeenkomstig de belastingwetgeving van die Staat, wanneer die rentebetalingen worden verricht in een lidstaat aan een uiteindelijk gerechtigde die een natuurlijke persoon is en inwoner van een andere lidstaat
Daartoe zullen de desbetreffende rentebetalingen het voorwerp uitmaken van een systeem van gegevensuitwisseling tussen alle lidstaten van de Europese Unie.
Voor drie landen (België, het Groothertogdom Luxemburg en Oostenrijk) is evenwel een overgangsregeling ingevoerd. Gedurende een beperkte periode mogen deze drie landen, in plaats van gegevens uit te wisselen, een bronbelasting heffen volgens de regels die door de Richtlijn zijn vastgelegd. Na afloop van die overgangsperiode zullen die drie landen het systeem van gegevensuitwisseling moeten toepassen.
Artikel 17 van de Richtlijn bepaalt in essentie dat :
— De lidstaten de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen die nodig zijn om aan de Richtlijn te voldoen, moeten vaststellen en bekendmaken (wat België betreft gaat het om de wet van 17 mei 2004 tot omzetting in het Belgisch recht van de richtlijn 2003/48/EG van 3 juni 2003 van de Raad van de Europese Unie betreffende belastingheffing op inkomsten uit spaargelden in de vorm van rentebetaling en tot wijziging van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 inzake de roerende voorheffing, gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 27 mei 2004).
— De lidstaten de bepalingen van de Richtlijn vanaf 1 januari 2005 toepassen, op voorwaarde dat bepaalde derde landen vanaf diezelfde datum maatregelen toepassen die gelijkwaardig zijn aan die waarin is voorzien door de Richtlijn, en op voorwaarde dat er overeenkomsten worden afgesloten met de betrokken afhankelijke of geassocieerde gebieden en dat die gebieden vanaf dezelfde datum de automatische gegevensuitwisseling toepassen waarin is voorzien door de Richtlijn of dat ze gedurende de overgangsperiode de bronbelasting toepassen waarin is voorzien door de Richtlijn.
— De Raad van de Europese Unie een nieuwe datum aanneemt voor de inwerkingtreding van de Richtlijn indien de derde landen of de betrokken afhankelijke of geassocieerde gebieden de maatregelen waarvan sprake niet kunnen toepassen op 1 januari 2005.
De Raad van de Europese Unie heeft op 19 juli 2004 beslist om de uitwerking van de Richtlijn uit te stellen tot 1 juli 2005, datum waarop de overeenkomsten die met bepaalde derde landen en met de afhankelijke of geassocieerde gebieden werden afgesloten, in werking zouden moeten treden.
De Overeenkomst betreffende belastingheffing op inkomsten uit spaargelden tussen het Overzeese Gebied Montserrat van het Verenigd Koninkrijk en het Koninkrijk België die de Regering aan uw goedkeuring voorlegt, voorziet voor de betrekkingen tussen België en Montserrat in een stelsel dat identiek is aan het stelsel dat is voorgeschreven door de Richtlijn.
Op grond van voornoemde Overeenkomst past enkel België het overgangsstelsel van de bronbelasting toe (dat stelsel stemt overeen met de bronbelasting die is omschreven in artikel 11 van de Richtlijn en die door de wet van 17 mei 2004 « woonstaatheffing » wordt genoemd), terwijl Montserrat vanaf de inwerkingtreding van de Overeenkomst de uitwisseling van gegevens toepast.
Uit het door de Overeenkomst ingevoerde stelsel volgt dat :
— Gedurende de door artikel 10, lid 2 van de Richtlijn bepaalde overgangsperiode, de bronbelasting op rentebetalingen aan een uiteindelijk gerechtigde die een natuurlijke persoon is en die inwoner is van Montserrat wordt ingehouden door een in België gevestigde uitbetalende instantie. 75 % van die bronbelasting wordt overgedragen aan Montserrat.
— De uitzondering op de procedure van de bronbelasting (hetzij de uitwisseling van inlichtingen, hetzij de verklaring) gedurende de overgangsperiode kan toegepast worden in België. Overeenkomstig artikel 7, § 1, van de wet van 17 mei 2004 zal er enkel effectief gebruik gemaakt worden van de verklaring.
— Indien België er tijdens de overgangsperiode voor kiest om de automatische uitwisseling van gegevens toe te passen op de wijze waarin is voorzien door de artikelen 8 en 9 van de Richtlijn, het automatisch gegevens zal mededelen aan Montserrat.
België na afloop van de overgangsperiode automatisch gegevens zal mededelen aan Montserrat op de wijze die is voorzien in de artikelen 8 en 9 van de Richtlijn.
— Vanaf de inwerkingtreding van de Overeenkomst, Montserrat aan België automatisch gegevens meedeelt betreffende de interesten die door een in Montserrat gevestigde uitbetalende instantie werden uitbetaald aan een inwoner van België.
— Het tarief van de bronbelasting die in België zal geheven worden gelijk is aan :
— 15 % gedurende de eerste drie jaar, te rekenen vanaf de inwerkingtreding van de Overeenkomst;
— 20 % gedurende de volgende drie jaar;
— daarna 35 %.
Krachtens artikel 14 van de Overeenkomst treedt deze in werking op de dertigste dag na de datum waarop de regeringen van België en Montserrat elkaar schriftelijk kennis hebben gegeven van de vervulling van hun grondwettelijke formaliteiten. De bepalingen van de Overeenkomst zijn evenwel van toepassing vanaf de datum waarop de Richtlijn van toepassing is.
Onder voorbehoud van een nieuwe beslissing van de Raad van de Europese Unie waarbij de inwerkingtreding van de Richtlijn wordt uitgesteld, zou de Overeenkomst dus, net als de Richtlijn, op 1 juli 2005 in werking moeten treden.
COMMENTAAR BIJ DE ARTIKELEN
Artikel 1 stelt dat deze wet een aangelegenheid regelt zoals bedoeld in artikel 77 van de Grondwet. De wet heeft immers betrekking op de goedkeuring van een door België gesloten internationale overeenkomst.
Artikel 2 betreft de eigenlijke goedkeuring van de Overeenkomst.
Artikel 4 bepaalt dat de bronbelasting, waarvan sprake in de Overeenkomst, wat België betreft overeenstemt met de bronbelasting die « woonstaatheffing » wordt genoemd en waarvan de inning wordt geregeld door de wet van 17 mei 2004.
De bepalingen van de Overeenkomst kunnen onmiddellijk worden toegepast. Het is dus niet nodig om op het vlak van het materieel recht maatregelen te nemen tot omzetting van de Richtlijn in het Belgisch recht. Om evenwel elke twijfel te vermijden die kan voortvloeien uit het gebruik van een verschillende woordkeuze, preciseert de wet houdende goedkeuring dat de door de Overeenkomst beoogde bronbelasting overeenstemt met de woonstaatheffing die door de wet van 17 mei 2004 wordt ingevoerd in de Belgische belastingwetgeving.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
Karel DE GUCHT.
De Minister van Financiën,
Didier REYNDERS.
Koning der Belgen,
Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen,
Onze Groet.
Op de voordracht van Onze Minister van Buitenlandse Zaken en van Onze Minister van Financiën,
Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Onze Minister van Buitenlandse Zaken en Onze Minister van Financiën zijn ermee belast het ontwerp van wet, waarvan de tekst hierna volgt, in Onze naam aan de Wetgevende Kamers voor te leggen en bij de Senaat in te dienen :
Artikel 1
Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.
Art. 2
De Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling betreffende belastingheffing op inkomsten uit spaargelden tussen het Koninkrijk België en het Overzeese Gebied Montserrat van het Verenigd Koninkrijk, ondertekend te Brussel op 5 oktober 2004 en te Montserrat op 7 april 2005, zal volkomen gevolg hebben.
Art. 3
De bronbelasting waarvan sprake in artikel 6 van de Overeenkomst, stemt, wat België betreft, overeen met de bronbelasting die « woonstaatheffing » wordt genoemd en die wordt beoogd door artikel 4, § 1, van de wet van 17 mei 2004 tot omzetting in het Belgisch recht van de richtlijn 2003/48/EG van 3 juni 2003 van de Raad van de Europese Unie betreffende belastingheffing op inkomsten uit spaargelden in de vorm van rentebetaling en tot wijziging van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 inzake de roerende voorheffing. De toepassingsmodaliteiten van deze bronbelasting die niet zijn geregeld door de Overeenkomst, worden geregeld volgens de bepalingen van Titel II van voornoemde wet van 17 mei 2004.
Gegeven te Châteauneuf-de-Grasse, 24 augustus 2005.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Buitenlandse Zaken,
Karel DE GUCHT.
De Minister van Financiën,
Didier REYNDERS.
in de vorm van een briefwisseling betreffende belastingheffing op inkomsten uit spaargelden.
A. Brief van het Koninkrijk België
Mijnheer,
Ik verwijs naar de tekst van de ontwerp-modelovereenkomst betreffende belastingheffing op inkomsten uit spaargelden tussen het Overzeese Gebied Montserrat van het Verenigd Koninkrijk (hierna genoemd « Montserrat ») en elke individuele EU-lid-staat die in de overgangsperiode bronbelasting moet heffen, die op 22 juni 2004 werd goedgekeurd door de Groep op hoog niveau (Belastingheffing op spaargelden) van de Raad van Ministers van de Europese Unie.
In het licht van bovengenoemde tekst heb ik de eer
— u de Overeenkomst betreffende belastingheffing op inkomsten uit spaargelden in bijlage 1 bij deze brief voor te stellen;
— voor te stellen dat voornoemde overeenkomst in werking kan treden vanaf het tijdstip waarop Richtlijn 2003/48/EEG van de Raad van 3 juni 2003 betreffende belastingheffing op inkomsten uit spaargelden in de vorm van rentebetaling wordt toegepast, tijdstip dat zal afhangen van de voorwaarden die zijn opgenomen in artikel 17 (2) van de richtlijn, afhankelijk van de wederzijdse kennisgeving dat de interne grondwettelijke formaliteiten voor de inwerkingtreding van deze overeenkomst vervuld zijn;
— voor te stellen dat wij er ons wederzijds toe verbinden om zo spoedig mogelijk de voornoemde interne grondwettelijke formaliteiten te vervullen en elkaar via de officiële kanalen onverwijld van de voltooiing daarvan in kennis te stellen.
Ik heb de eer voor te stellen dat, indien het bovenstaande voor uw Regering aanvaardbaar is, deze brief samen met zijn bijlage 1 en uw bevestiging tezamen onze wederzijdse goedkeuring en afsluiting vormen van de overeenkomst tussen het Koninkrijk België en Montserrat.
Hoogachtend,
Voor het Koninkrijk België,
De Minister van Financiën
Gedaan te Brussel, op 5 oktober 2004, in de Nederlandse taal in drie exemplaren.
B. Brief van Montserrat
Mijnheer,
Ik heb de eer u de ontvangst te bevestigen van uw brief van vandaag, welke als volgt luidt :
« Mijnheer,
Ik verwijs naar de tekst van de ontwerp-modelovereenkomst betreffende belastingheffing op inkomsten uit spaargelden tussen het Overzeese Gebied Montserrat van het Verenigd Koninkrijk (hierna genoemd « Montserrat ») en elke individuele EU-lid-staat die in de overgangsperiode bronbelasting moet heffen, die op 22 juni 2004 werd goedgekeurd door de Groep op hoog niveau (Belastingheffing op spaargelden) van de Raad van Ministers van de Europese Unie.
In het licht van bovengenoemde tekst heb ik de eer
— u de Overeenkomst betreffende belastingheffing op inkomsten uit spaargelden in bijlage 1 bij deze brief voor te stellen;
— voor te stellen dat voornoemde overeenkomst in werking kan treden vanaf het tijdstip waarop Richtlijn 2003/48/EEG van de Raad van 3 juni 2003 betreffende belastingheffing op inkomsten uit spaargelden in de vorm van rentebetaling wordt toegepast, tijdstip dat zal afhangen van de voorwaarden die zijn opgenomen in artikel 17 (2) van de richtlijn, afhankelijk van de wederzijdse kennisgeving dat de interne grondwettelijke formaliteiten voor de inwerkingtreding van deze overeenkomst vervuld zijn;
— voor te stellen dat wij er ons wederzijds toe verbinden om zo spoedig mogelijk de voornoemde interne grondwettelijke formaliteiten te vervullen en elkaar via de officiële kanalen onverwijld van de voltooiing daarvan in kennis te stellen.
Ik heb de eer voor te stellen dat, indien het bovenstaande voor uw Regering aanvaardbaar is, deze brief samen met zijn bijlage 1 en uw bevestiging tezamen onze wederzijdse goedkeuring en afsluiting vormen van de overeenkomst tussen het Koninkrijk België en Montserrat.
Hoogachtend, »
Ik kan u meedelen dat de Regering van Montserrat instemt met de inhoud van uw brief.
Hoogachtend,
Voor Montserrat,
Gedaan te Montserrat, op 7 april 2005, in de Nederlandse taal in drie exemplaren.
C. Tekst van de modelovereenkomst
Overeenkomst betreffende belastingheffing op inkomsten uit spaargelden tussen het Overzeese Gebied Montserrat van het Verenigd Koninkrijk en het Koninkrijk België
OVERWEGENDE HETGEEN VOLGT :
1. Artikel 17 van Richtlijn 2003/48/EEG (hierna genoemd « de richtlijn ») van de Raad van de Europese Unie (hierna genoemd « de Raad ») betreffende belastingheffing op inkomsten uit spaargelden bepaalt dat de lidstaten vóór 1 januari 2004 de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen dienen vast te stellen en bekend te maken die nodig zijn om te voldoen aan deze richtlijn, waarvan de bepalingen vanaf 1 januari 2005 worden toegepast mits :
« (i) de Zwitserse Bondstaat, het Vorstendom Liechtenstein, de Republiek San Marino, het Vorstendom Monaco en het Vorstendom Andorra vanaf diezelfde datum maatregelen toepassen die gelijkwaardig zijn aan die waarin deze richtlijn voorziet, zulks overeenkomstig de overeenkomsten die zij met de Europese Gemeenschap hebben gesloten na met eenparigheid van stemmen genomen besluiten van de Raad;
(ii) alle overeenkomsten of andere regelingen van kracht zijn waarin wordt bepaald dat alle betrokken afhankelijke of geassocieerde gebieden vanaf diezelfde datum automatische gegevensuitwisseling toepassen zoals voorgeschreven in hoofdstuk II van deze richtlijn (of tijdens de in artikel 10 bepaalde overgangsperiode een bronbelasting toepassen die strookt met de in artikel 11 en 12 vervatte voorwaarden) ».
2. De betrekkingen van Montserrat met de EU worden geregeld door deel 4 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap. Volgens dat Verdrag ligt Montserrat niet in het belastinggebied van de EU.
3. Montserrat merkt op dat, hoewel het uiteindelijke doel van de EU-lidstaten erin bestaat de effectieve belasting van rentebetalingen in de Lidstaat waar de uiteindelijk gerechtigde zijn fiscale woonplaats heeft mogelijk te maken door onderling informatie over die rentebetalingen uit te wisselen, drie lidstaten — namelijk België, Luxemburg en Oostenrijk — gedurende een overgangsperiode niet verplicht zijn informatie uit te wisselen, maar een bronbelasting heffen op inkomsten uit spaargelden waarop de richtlijn van toepassing is.
4. Montserrat heeft ermee ingestemd om automatische gegevensuitwisseling toe te passen op dezelfde manier als is bepaald in hoofdstuk II van de richtlijn.
5. Montserrat beschikt over wetgeving met betrekking tot instellingen voor collectieve belegging die wordt geacht een soortgelijk effect te sorteren als de EG-wetgeving waarnaar in de artikelen 2 en 6 van de richtlijn wordt verwezen.
HEBBEN :
Montserrat en het Koninkrijk België, hierna een « overeenkomstsluitende partij » of de « overeenkomstsluitende partijen » genoemd tenzij de context anders vereist, besloten de hiernavolgende overeenkomst te sluiten, die uitsluitend de overeenkomstsluitende partijen bindt en die bepaalt :
a) dat het Koninkrijk België gedurende de in artikel 10 van de richtlijn bedoelde overgangsperiode een bronbelasting heft vanaf dezelfde datum en onder dezelfde voorwaarden als is bepaald in de artikelen 11 en 12 van diezelfde richtlijn;
b) dat het Koninkrijk België gegevens uitwisselt in overeenstemming met het bepaalde in artikel 13 van de richtlijn;
c) het Koninkrijk België 75 % van de opbrengsten van de krachtens deze overeenkomst geheven bronbelasting betaalt;
d) dat Montserrat gegevens uitwisselt vanaf dezelfde datum en onder dezelfde voorwaarden als is bepaald in hoofdstuk II (artikelen 8 en 9) van de richtlijn,
voor rentebetalingen door een uitbetalende instantie die in een overeenkomstsluitende partij is gevestigd aan een persoon die zijn woonplaats heeft in de andere overeenkomstsluitende partij.
In deze overeenkomst wordt, indien van toepassing op de overeenkomstsluitende partijen, onder « bevoegde autoriteit » verstaan, voor wat het Koninkrijk België betreft, de bevoegde autoriteit van die Staat in de zin van artikel 5 van de richtlijn, en voor wat Montserrat betreft, « the Inland Revenue Department ».
Artikel 1
Renseignering door de uitbetalende instanties
(1) Indien rentebetalingen, zoals gedefinieerd in artikel 5 van deze overeenkomst, door een in één van de overeenkomstsluitende partijen gevestigde uitbetalende instantie worden verricht ten gunste van uiteindelijk gerechtigden, zoals gedefinieerd in artikel 2 van deze overeenkomst, die inwoner zijn van de andere overeenkomstsluitende partij, verstrekt de uitbetalende instantie haar bevoegde autoriteit de hiernavolgende gegevens :
a) de identiteit en woonplaats van de uiteindelijk gerechtigde, zoals die in overeenstemming met artikel 3 van deze overeenkomst zijn vastgesteld;
b) de naam en het adres van de uitbetalende instantie;
c) het rekeningnummer van de uiteindelijk gerechtigde of, bij ontstentenis daarvan, een eenduidige omschrijving van de rentedragende schuldvordering;
d) informatie betreffende de rentebetaling in overeenstemming met artikel 8, lid 2, van de richtlijn; elke overeenkomstsluitende partij kan evenwel de minimale inhoud van de gegevens die de uitbetalende instantie over de rentebetaling moet verstrekken, beperken tot het totaalbedrag van de rente of van de inkomsten en tot het totaalbedrag van de opbrengst van de verkoop, terugbetaling of aflossing.
De overeenkomstsluitende partijen leven het tweede lid van dit artikel na, behoudens artikel 6 hierna.
(2) De bevoegde autoriteit van de overeenkomstsluitende partijen verstrekt de bevoegde autoriteit van de andere overeenkomstsluitende partij de in lid 1, onder a) tot d) van dit artikel bedoelde gegevens automatisch en binnen de zes maanden na afloop van hun belastingjaar, voor alle gedurende dat jaar verrichte rentebetalingen.
Artikel 2
Definitie van uiteindelijk gerechtigde
(1) Voor de toepassing van deze overeenkomst wordt onder « uiteindelijk gerechtigde » verstaan elke natuurlijke persoon die een rentebetaling ontvangt, of ten gunste van wie een rentebetaling wordt bewerkstelligd, tenzij deze aantoont dat de rentebetaling niet te zijner gunste is ontvangen of bewerkstelligd. Een natuurlijke persoon wordt niet geacht de uiteindelijk gerechtigde te zijn indien :
a) hij handelt als uitbetalende instantie in de zin van artikel 4, lid 1, van deze overeenkomst;
b) hij handelt namens een rechtspersoon, een entiteit waarvan de winst wordt belast volgens de algemene belastingregels voor ondernemingen, een ICBE waaraan vergunning is verleend overeenkomstig Richtlijn 85/611/EEG van de Raad of een daarmee gelijkgestelde instelling voor collectieve belegging die in Montserrat is gevestigd, of een entiteit als bedoeld in artikel 4, lid 2, van deze overeenkomst, en indien hij, in het laatstgenoemde geval, aan de marktdeelnemer die de rentebetaling verricht de naam en het adres van die entiteit bekendmaakt en bedoelde marktdeelnemer deze informatie op zijn beurt doorgeeft aan de bevoegde autoriteit van de overeenkomstsluitend partij waar hij is gevestigd;
c) hij handelt namens een andere natuurlijke persoon die de uiteindelijk gerechtigde is en hij aan de uitbetalende instantie de identiteit van die uiteindelijk gerechtigde bekendmaakt.
(2) Indien de uitbetalende instantie beschikt over gegevens die doen vermoeden dat de natuurlijke persoon die een rentebetaling ontvangt of ten gunste van wie een rentebetaling wordt bewerkstelligd, niet de uiteindelijk gerechtigde is, en noch punt a), noch punt b) van lid 1 van dit artikel van toepassing zijn, moet zij redelijke maatregelen nemen om de identiteit van de uiteindelijk gerechtigde vast te stellen. Indien de uitbetalende instantie de uiteindelijk gerechtigde niet kan identificeren, behandelt zij de natuurlijke persoon in kwestie als de uiteindelijk gerechtigde.
Artikel 3
Identiteit en woonplaats van de uiteindelijk gerechtigde
(1) Voor de toepassing van deze overeenkomst bepaalt elke overeenkomstsluitende partij de procedures die nodig zijn om de uitbetalende instantie in staat te stellen de identiteit en woonplaats van de uiteindelijk gerechtigden vast te stellen en draagt de overeenkomstsluitende partij zorg voor de toepassing van deze procedures binnen zijn grondgebied. Deze procedures voldoen aan de minimumnormen als vastgesteld in de leden 2 en 3.
(2) De uitbetalende instantie stelt de identiteit van de uiteindelijk gerechtigde vast op basis van minimumnormen die verschillen naar gelang van de aanvang van de betrekkingen tussen de uitbetalende instantie en de ontvanger van de rente :
a) voor contractuele betrekkingen die vóór 1 januari 2004 zijn aangegaan, stelt de uitbetalende instantie de identiteit vast van de uiteindelijk gerechtigde, bestaande uit diens naam en adres, aan de hand van de informatie waarover zij beschikt, met name ter uitvoering van de geldende voorschriften in het land van vestiging en van Richtlijn 91/308/ EEG van de Raad van 10 juni 1991 in het geval van het Koninkrijk België of, in het geval van Montserrat, ter uitvoering van soortgelijke wetgeving tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld;
b) voor contractuele betrekkingen die zijn aangegaan of voor transacties die, bij ontstentenis van contractuele betrekkingen, zijn verricht op of na 1 januari 2004, bepaalt de uitbetalende instantie de identiteit van de uiteindelijk gerechtigde, bestaande uit naam, adres, en, indien dat bestaat, het hem door de fiscale woonstaat toegekende fiscaal identificatienummer. Deze elementen zouden moeten worden bepaald op basis van het paspoort of de officiële identiteitskaart die door de uiteindelijk gerechtigde wordt overgelegd. Indien het adres niet vermeld is in dat paspoort of op die officiële identiteitskaart, wordt het adres bepaald op basis van ieder bewijsstuk dat door de uiteindelijk gerechtigde wordt overgelegd. Indien het fiscaal identificatienummer niet vermeld is in het paspoort, op de officiële identiteitskaart of in enig ander bewijsstuk dat door de uiteindelijk gerechtigde wordt overgelegd, waaronder eventueel een verklaring van fiscale woonplaats, wordt de identiteit aangevuld met de vermelding van diens geboorteplaats en -datum zoals vermeld in het paspoort of op de officiële identiteitskaart.
(3) De uitbetalende instantie bepaalt de woonplaats van de uiteindelijk gerechtigde op basis van de minimumnormen, die verschillen naar gelang van de aanvang van de betrekkingen tussen de uitbetalende instantie en de gerechtigde van de rente. Behoudens hetgeen volgt, wordt als woonplaats aangemerkt het land waar de uiteindelijk gerechtigde zijn vaste adres heeft :
a) voor contractuele betrekkingen die vóór 1 januari 2004 zijn aangegaan, stelt de uitbetalende instantie de woonplaats van de uiteindelijk gerechtigde vast aan de hand van de informatie waarover zij beschikt, met name ter uitvoering van de geldende voorschriften in het land van vestiging en van Richtlijn 91/308/EEG van de Raad in het geval van het Koninkrijk België of, in het geval van Montserrat, ter uitvoering van soortgelijke wetgeving.
b) voor contractuele betrekkingen die zijn aangegaan of voor transacties die, bij ontstentenis van contractuele betrekkingen, zijn verricht op of na 1 januari 2004, stellen de uitbetalende instanties de woonplaats van de uiteindelijk gerechtigde vast op basis van het adres dat vermeld staat in het paspoort of op de officiële identiteitskaart of zo nodig op basis van enig ander door de uiteindelijk gerechtigde overgelegd bewijsstuk, volgens de volgende procedure : van natuurlijke personen die een door een Lidstaat uitgereikt paspoort of officiële identiteitskaart overleggen en die verklaren inwoner van een derde land te zijn, wordt de woonplaats vastgesteld op basis van een verklaring van fiscale woonplaats die is afgegeven door de bevoegde autoriteit van het derde land waarvan de natuurlijke persoon verklaart inwoner te zijn. Wordt een dergelijke verklaring niet overgelegd, dan wordt de natuurlijke persoon geacht zijn woonplaats te hebben in de Lidstaat die het paspoort of enig ander officieel identiteitsdocument heeft uitgereikt.
Artikel 4
Definitie van uitbetalende instantie
(1) Voor de toepassing van deze overeenkomst wordt onder « uitbetalende instantie » verstaan elke marktdeelnemer die rente uitbetaalt of een rentebetaling bewerkstelligt ten onmiddellijke gunste van de uiteindelijk gerechtigde, ongeacht of deze marktdeelnemer de debiteur is van het rentedragende schuldinstrument of de marktdeelnemer die door de debiteur of de uiteindelijk gerechtigde is belast met het uitbetalen van de rente of het bewerkstelligen van de rentebetaling.
(2) Een in een overeenkomstsluitende partij gevestigde entiteit waaraan rente wordt uitbetaald of een rentebetaling wordt bewerkstelligd ten gunste van de uiteindelijk gerechtigde, wordt op het tijdstip van het verrichten of bewerkstelligen van die rentebetaling eveneens als uitbetalende instantie aangemerkt. Deze bepaling is niet van toepassing indien de marktdeelnemer op basis van door de entiteit overgelegde officiële bewijsstukken redenen heeft om aan te nemen dat de entiteit :
a) een rechtspersoon is, met uitzondering van de in lid 5, van dit artikel vermelde rechtspersonen;
b) volgens de algemene belastingregels voor ondernemingen winstbelasting moet afdragen; of
c) een ICBE waaraan vergunning is verleend overeenkomstig Richtlijn 85/611 /EEG van de Raad of een daarmee gelijkgestelde, in Montserrat gevestigde instelling voor collectieve belegging is.
Een marktdeelnemer die rente uitbetaalt of een rentebetaling bewerkstelligt voor een dergelijke in de andere overeenkomstsluitende partij gevestigde entiteit die op grond van dit lid als uitbetalende instantie wordt aangemerkt, deelt de bevoegde autoriteit van de overeenkomstsluitende partij waar zij is gevestigd de naam en het adres van de entiteit mee alsmede het totale bedrag van de rente die aan de entiteit is uitbetaald of van de rentebetaling die voor de entiteit is bewerkstelligd. Bedoelde bevoegde autoriteit geeft deze gegevens vervolgens door aan de bevoegde autoriteit van de overeenkomstsluitende partij waar de entiteit is gevestigd.
(3) De in lid 2 van dit artikel bedoelde entiteit heeft echter de mogelijkheid om voor de toepassing van deze overeenkomst te kiezen voor een behandeling als ICBE of daarmee gelijkgestelde onderneming als bedoeld in lid 2, onder c). Indien van deze keuzemogelijkheid gebruik wordt gemaakt, wordt door de overeenkomstsluitende partij waar de entiteit is gevestigd een verklaring afgegeven, welke door deze entiteit aan de marktdeelnemer overhandigd wordt. De overeenkomstsluitende partijen stellen nadere voorschriften voor deze keuzemogelijkheid vast voor de op hun grondgebied gevestigde entiteiten.
(4) Wanneer de marktdeelnemer en de in lid 2 van dit artikel bedoelde entiteit in dezelfde overeenkomstsluitende partij zijn gevestigd, ziet de overeenkomstsluitende partij in kwestie erop toe dat de entiteit de bepalingen van deze overeenkomst naleeft wanneer deze als uitbetalende instantie handelt.
(5) De van de toepassing van lid 2, onder a), van dit artikel uitgesloten rechtspersonen zijn
a) in Finland : avoin yhtiö (Ay) et kommandiittiyhtiö (Ky)/öppet bolag et kommanditbolag;
b) in Zweden : handelsbolag (HB) et kommanditbolag (KB).
Artikel 5
Definitie van rentebetaling
(1) Voor de toepassing van deze overeenkomst wordt onder « rentebetaling » verstaan :
a) rente, uitbetaald of bijgeschreven op een rekening, die is terug te voeren op enigerlei schuldvordering, al dan niet gedekt door hypotheek of voorzien van een winstdelingsclausule, en met name de opbrengsten van overheidspapier en obligatieleningen, inclusief daaraan gehechte premies en prijzen; boete voor te late betaling wordt niet als rentebetaling aangemerkt;
b) rente die is aangegroeid of gekapitaliseerd op het moment van de verkoop, terugbetaling of aflossing van de onder a) bedoelde schuldvorderingen;
c) inkomsten uit rentebetalingen, hetzij rechtstreeks, hetzij via een entiteit als bedoeld in artikel 4, lid 2, van deze overeenkomst, uitgekeerd door :
(i) een ICBE waaraan vergunning is verleend overeenkomstig Richtlijn 85/611/EEG van de Raad;
(ii) een daarmee gelijkgestelde instelling voor collectieve belegging die in Montserrat is gevestigd;
(iii) entiteiten die gebruik mogen maken van de keuzemogelijkheid van artikel 4, lid 3, van deze overeenkomst;
(iv) instellingen voor collectieve belegging die buiten het grondgebied waarop het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap ingevolge zijn artikel 299 van toepassing is en buiten Montserrat zijn gevestigd,
d) inkomsten die zijn gerealiseerd bij de verkoop, terugbetaling of aflossing van aandelen of bewijzen van deelneming in de volgende instellingen en entiteiten, indien deze rechtstreeks of middellijk via andere hierna bedoelde instellingen voor collectieve belegging of entiteiten meer dan 40 % van hun vermogen beleggen in de onder a) bedoelde schuldvorderingen :
(i) een ICBE waaraan vergunning is verleend overeenkomstig Richtlijn 85/611/EEG van de Raad;
(ii) een daarmee gelijkgestelde instelling voor collectieve belegging die in Montserrat is gevestigd;
(iii) entiteiten die gebruik mogen maken van de keuzemogelijkheid van artikel 4, lid 3, van deze overeenkomst;
(iv) instellingen voor collectieve belegging die buiten het grondgebied waarop het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap ingevolge zijn artikel 299 van toepassing is en buiten Montserrat zijn gevestigd.
De overeenkomstsluitende partijen beschikken echter slechts over de mogelijkheid de inkomsten vermeld onder lid 1, punt d), van dit artikel onder de definitie van rente te laten vallen voorzover deze inkomsten rechtstreeks of middellijk afkomstig zijn van rentebetalingen in de zin van lid 1, onder a) en b) van dit artikel.
(2) Wat betreft lid 1, onder c) en d), van dit artikel, wordt, indien een uitbetalende instantie geen informatie heeft over het deel van de inkomsten dat voortkomt uit rentebetalingen, het volledige bedrag aan inkomsten als rentebetaling aangemerkt.
(3) Wat betreft lid 1, onder d), van dit artikel wordt, indien een uitbetalende instantie geen informatie heeft over het percentage van het vermogen dat is belegd in schuldvorderingen of in aandelen of bewijzen van deelneming als omschreven onder dat punt, dat percentage geacht meer dan 40 % te bedragen. Indien zij het bedrag van de door de uiteindelijk gerechtigde gerealiseerde inkomsten niet kan bepalen, worden de inkomsten geacht de opbrengst van de verkoop, aflossing of terugbetaling van de aandelen of bewijzen van deelneming te zijn.
(4) Indien rente als omschreven in lid 1 van dit artikel wordt uitbetaald aan of bijgeschreven op een rekening op naam van een entiteit als bedoeld in artikel 4, lid 2, van deze overeenkomst en deze entiteit geen gebruik mag maken van de keuzemogelijkheid van artikel 4, lid 3, van deze overeenkomst, wordt de uitbetaalde of bijgeschreven rente aangemerkt als een door deze entiteit verrichte rentebetaling.
(5) Wat betreft lid 1, onder b) en d), van dit artikel, kan een overeenkomstsluitende partij op haar grondgebied gevestigde uitbetalende instanties ertoe verplichten om de rente over een periode van ten hoogste één jaar op jaarbasis te berekenen en kan zij deze geannualiseerde rente als een rentebetaling beschouwen, zelfs als tijdens die periode geen verkoop, terugbetaling of aflossing heeft plaatsgevonden.
(6) In afwijking van lid 1, onder c) en d), van dit artikel, kan een overeenkomstsluitende partij de in die bepalingen bedoelde inkomsten die afkomstig zijn van op haar grondgebied gevestigde instellingen of entiteiten, van de definitie van rentebetaling uitsluiten wanneer beleggingen in schuldvorderingen als bedoeld in lid 1, onder a), van dit artikel, niet meer dan 15 % van het vermogen van de desbetreffende entiteiten uitmaken. Evenzeer kan een overeenkomstsluitende partij, in afwijking van lid 4 van dit artikel, besluiten om van de definitie van rentebetaling in lid 1 van dit artikel uit te sluiten de rente die is uitbetaald aan, of bijgeschreven op een rekening van een entiteit als bedoeld in artikel 4, lid 2, van deze overeenkomst, die geen gebruik mag maken van de keuzemogelijkheid van artikel 4, lid 3, van deze overeenkomst en die op haar grondgebied is gevestigd, wanneer de beleggingen van deze entiteiten in schuldvorderingen als bedoeld in lid 1, onder a), van dit artikel niet meer dan 15 % van hun vermogen uitmaken.
Indien een overeenkomstsluitende partij gebruik maakt van deze keuzemogelijkheid, is dit voor de andere overeenkomstsluitende partij bindend.
(7) Het percentage als bedoeld in lid 1, onder d), van dit artikel en in lid 3 van dit artikel wordt vanaf 1 januari 2011 25 %.
(8) De in lid 1, onder d) van dit artikel en in lid 6 van dit artikel bedoelde percentages worden bepaald aan de hand van de beleggingspolitiek zoals die in het fondsreglement of de statuten van de betrokken instellingen of entiteiten is neergelegd of, bij ontstentenis daarvan, op basis van de feitelijke samenstelling van de beleggingsportefeuille van de instellingen of entiteiten.
Artikel 6
Overgangsbepalingen voor het Koninkrijk België
(1) Indien de uiteindelijk gerechtigde van de rente woonachtig is in Montserrat en de uitbetalende instantie in het Koninkrijk België is gevestigd, heft het Koninkrijk België gedurende de in artikel 10 van de richtlijn bedoelde overgangsperiode bronbelasting, gedurende de eerste drie jaar van de overgangsperiode tegen een tarief van 15 %, gedurende de volgende drie jaar tegen een tarief van 20 %, en daarna tegen een tarief van 35 %. Gedurende deze periode is het Koninkrijk België niet verplicht automatische uitwisseling van inlichtingen toe te passen.
(2) De uitbetalende instantie houdt de bronbelasting in op de wijze als omschreven in artikel 11, leden 2 en 3, van de richtlijn.
(3) Het opleggen van bronbelasting door het Koninkrijk België belet Montserrat niet de inkomsten te belasten overeenkomstig het nationale recht van Montserrat, behoudens artikel 9 hierna.
(4) Tijdens de overgangsperiode kan het Koninkrijk België bepalen dat een marktdeelnemer die rente uitbetaalt of een rentebetaling bewerkstelligt voor een in Montserrat gevestigde entiteit als bedoeld in artikel 4, lid 2, van de richtlijn, wordt aangemerkt als de uitbetalende instantie in plaats van de entiteit, en de bronbelasting op die rente heffen, tenzij de entiteit formeel heeft aanvaard dat haar naam en adres alsmede het totale bedrag van de rentebetaling die aan haar is verricht of voor haar is bewerkstelligd, worden meegedeeld overeenkomstig de laatste alinea van artikel 4, lid 2.
(5) Aan het einde van de overgangsperiode zal het Koninkrijk België de bepalingen van artikel 1 toepassen en zal het Koninkrijk België niet langer bronbelasting en verdeling van belastingopbrengsten als bedoeld in deze bepaling en artikel 7 toepassen. Als het Koninkrijk België er tijdens de overgangsperiode voor kiest de bepalingen van artikel 1 toe te passen, zal het niet langer bronbelasting en verdeling van belastingopbrengsten als bedoeld in deze bepaling en in artikel 7 toepassen.
Artikel 7
Verdeling van de opbrengsten
(1) Het Koninkrijk België behoudt 25 % van de opbrengsten van de bronbelasting als bedoeld in artikel 6, lid 1, en draagt 75 % van de opbrengsten over aan Montserrat.
(2) Indien het Koninkrijk België overeenkomstig artikel 6, lid 4, bronbelasting heft, behoudt het Koninkrijk België 25 % van de opbrengsten van de bronbelasting geheven op rentebetalingen aan in Montserrat gevestigde entiteiten als bedoeld in artikel 4, lid 2, van de richtlijn en draagt 75 % over aan Montserrat.
(3) Die overdrachten vinden plaats uiterlijk binnen een periode van zes maanden na afloop van het belastingjaar van het Koninkrijk België.
(4) Het Koninkrijk België neemt de maatregelen die nodig zijn om het systeem voor de verdeling van de belastingopbrengsten correct te doen functioneren.
Artikel 8
Uitzonderingen op de procedure van bronbelasting
(1) Het Koninkrijk België voorziet in één van beide of beide procedures van artikel 13, lid 1, van de richtlijn om te verzekeren dat uiteindelijk gerechtigden een verzoek kunnen indienen tot het niet-inhouden van bronbelasting.
(2) Op verzoek van de uiteindelijk gerechtigde geeft de bevoegde autoriteit van de overeenkomstsluitende partij waar deze zijn fiscale woonplaats heeft een verklaring af overeenkomstig artikel 13, lid 2, van de richtlijn.
Artikel 9
Voorkomen van dubbele belasting
Montserrat zorgt ervoor dat het heffen van bronbelasting als bedoeld in artikel 6 niet leidt tot dubbele belasting, overeenkomstig het bepaalde in artikel 14, leden 2 en 3, van de richtlijn, of zorgt voor restitutie van de bronbelasting.
Artikel 10
Andere bronbelastingen
Deze overeenkomst belet de overeenkomstsluitende partijen niet om, naast de bronbelasting als bedoeld in artikel 6, overeenkomstig hun nationale wetten of andere internationale overeenkomsten die zij hebben gesloten, ook andere bronbelastingen te heffen.
Artikel 11
Overgangsbepalingen voor verhandelbare schuldinstrumenten
(1) Gedurende de in artikel 10 van de richtlijn bedoelde overgangsperiode, maar uiterlijk tot 31 december 2010, worden binnenlandse en internationale obligaties en andere verhandelbare schuldinstrumenten die voor het eerst zijn uitgegeven vóór 1 maart 2001 of waarvan de oorspronkelijke emissieprospectussen vóór die datum zijn goedgekeurd door de bevoegde autoriteiten in de zin van Richtlijn 80/390/EEG van de Raad of door de verantwoordelijke autoriteiten in derde landen, niet aangemerkt als schuldvorderingen in de zin van artikel 5, lid 1, onder a), van deze overeenkomst op voorwaarde dat op of na 1 maart 2002 geen aanvullende emissies van dergelijke verhandelbare schuldinstrumenten plaatsvinden. Mocht de overgangsperiode echter na 31 december 2010 voortduren, dan blijven de bepalingen van dit artikel alleen van toepassing op die verhandelbare schuldinstrumenten :
— die clausules inzake « gross-up » en vroegtijdige aflossing bevatten, en
— wanneer de uitbetalende instantie gevestigd is in een overeenkomstsluitende partij die bronbelasting toepast en die uitbetalende instantie rente betaalt of een rentebetaling bewerkstelligt ten onmiddellijken gunste van een uiteindelijk gerechtigde die zijn woonplaats in de andere overeenkomstsluitende partij heeft.
Indien op of na 1 maart 2002 een vervolgemissie plaatsvindt van één van de vorenvermelde verhandelbare schuldinstrumenten die zijn uitgegeven door een overheid of een gelijkgestelde entiteit die als overheidsinstantie optreedt of waarvan de rol erkend is bij internationaal verdrag, als omschreven in de bijlage bij deze overeenkomst, wordt de gehele emissie van dit schuldinstrument, bestaande uit oorspronkelijke emissie en vervolgemissies, aangemerkt als een schuldvordering in de zin van artikel 5, lid 1, onder a), van deze overeenkomst.
Indien op of na 1 maart 2002 een vervolgemissie plaatsvindt van één van de vorenvermelde verhandelbare schuldinstrumenten, uitgegeven door een andere emittent die niet valt onder het bepaalde in de tweede alinea, wordt deze nieuwe emissie aangemerkt als een schuldvordering in de zin van artikel 5, lid 1, onder a) van deze overeenkomst.
(2) Dit artikel belet de overeenkomstsluitende partijen niet de inkomsten uit de in lid 1 bedoelde verhandelbare schuldinstrumenten overeenkomstig hun nationaal recht te belasten.
Artikel 12
Procedure voor onderling overleg
Als er tussen de partijen problemen ontstaan of twijfels rijzen in verband met de toepassing of interpretatie van deze overeenkomst, zullen de overeenkomstsluitende partijen al het mogelijke doen om in onderling overleg tot een oplossing te komen.
Artikel 13
Vertrouwelijkheid
(1) Alle door de bevoegde autoriteit van een overeenkomstsluitende partij verstrekte of ontvangen informatie blijft vertrouwelijk.
(2) Informatie die aan de bevoegde autoriteit van een overeenkomstsluitende partij is verstrekt mag niet voor andere doeleinden dan het heffen van directe belastingen worden gebruikt zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de andere overeenkomstsluitende partij.
(3) Verstrekte informatie mag uitsluitend worden doorgegeven aan bij de heffing van directe belastingen betrokken personen of autoriteiten en mag door deze personen of autoriteiten uitsluitend worden gebruikt voor deze doeleinden of voor doeleinden van inspectie, waaronder de behandeling van beroepszaken. Voor die doeleinden mag informatie openbaar worden gemaakt in openbare rechtszittingen of in gerechtelijke procedures.
(4) Wanneer de bevoegde autoriteit van een overeenkomstsluitende partij van mening is dat de gegevens die zij van de bevoegde autoriteit van de andere overeenkomstsluitende partij heeft ontvangen van nut zouden kunnen zijn voor de bevoegde autoriteit van een derde Lidstaat, kan zij die gegevens aan de bevoegde autoriteit van deze derde Lidstaat doorgeven, mits de bevoegde autoriteit die de gegevens heeft verstrekt hierin toestemt.
Artikel 14
Inwerkingtreding
Deze overeenkomst zal in werking treden op de dertigste dag na de laatste van de data waarop de respectieve Regeringen er elkaar schriftelijk kennis van hebben gegeven dat de grondwettelijke formaliteiten vervuld zijn, en de bepalingen ervan zullen toepassing vinden vanaf de datum waarop de richtlijn van toepassing is krachtens artikel 17, leden 2 en 3, van de richtlijn.
Artikel 15
Beëindiging
(1) Deze overeenkomst blijft van kracht totdat zij door een overeenkomstsluitende partij wordt beëindigd.
(2) Iedere overeenkomstsluitende partij kan deze overeenkomst beëindigen door de andere overeenkomstsluitende partij daarvan schriftelijk in kennis te stellen en daarbij te specificeren welke omstandigheden aan die beëindiging ten grondslag liggen. In dat geval eindigt de geldigheid van de overeenkomst twaalf maanden na deze kennisgeving.
Artikel 16
Toepassing en schorsing van de toepassing
(1) De toepassing van deze overeenkomst is afhankelijk van de goedkeuring en uitvoering door, respectievelijk, alle lidstaten van de Europese Unie, de Verenigde Staten van Amerika, Zwitserland, Andorra, Liechtenstein, Monaco en San Marino en door alle betrokken afhankelijke en geassocieerde gebieden van de lidstaten van de Europese Gemeenschap, van maatregelen die in overeenstemming zijn met of gelijkwaardig zijn aan die vervat in de richtlijn of in deze overeenkomst, en die voorzien in dezelfde uitvoeringsdata.
(2) Onverminderd de procedure voor onderling overleg als bedoeld in artikel 12 van deze overeenkomst, kan de toepassing van deze overeenkomst of van gedeelten ervan met onmiddellijke ingang door elke overeenkomstsluitende partij worden geschorst door kennisgeving aan de andere partij van deze schorsing en van de omstandigheden die ertoe hebben geleid, indien de richtlijn overeenkomstig de wetgeving van de Europese Gemeenschap, hetzij tijdelijk, hetzij permanent niet langer van toepassing is of in het geval dat een Lidstaat de toepassing van de desbetreffende uitvoeringsbepalingen schorst. De overeenkomst wordt weer van toepassing zodra de omstandigheden die tot de schorsing hebben geleid, niet meer gelden.
(3) Onverminderd de procedure voor onderling overleg als bedoeld in artikel 12 van deze overeenkomst, kan elke overeenkomstsluitende partij de toepassing van deze overeenkomst schorsen door kennisgeving aan de andere overeenkomstsluitende partij van deze schorsing en van de omstandigheden die ertoe hebben geleid, indien één van de in lid 1 bedoelde derde landen of gebieden besluit de in dat lid bedoelde maatregelen niet langer toe te passen. De schorsing van de toepassing geschiedt op zijn vroegst twee maanden na de kennisgeving. De overeenkomst wordt weer van toepassing zodra het betrokken derde land of gebied de maatregelen opnieuw heeft ingevoerd.
Deze overeenkomst is opgesteld in de Franse, de Engelse en de Nederlandse taal, zijnde alle teksten gelijkelijk authentiek.
Lijst van gelijkestelde entiteiten
Voor de toepassing van artikel 11 van deze overeenkomst worden de volgende entiteiten beschouwd als « gelijkgestelde entiteit die als overheidsinstantie optreedt of waarvan de rol erkend is bij internationaal verdrag » :
Entiteiten in de Europese Unie
België
Vlaams Gewest
Région wallonne (Waals Gewest)
Région de Bruxelles-capitale/Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Communauté française (Franse Gemeenschap)
Vlaamse Gemeenschap
Deutschsprachige Gemeinschaft (Duitstalige Gemeenschap)
Spanje
Xunta de Galicia (Regering van de Autonome Gemeenschap van Galicië)
Junta de Andalucía (Regering van de Autonome Gemeenschap van Andalusië)
Junta de Extremadura (Regering van de Autonome Gemeenschap van Extremadura)
Junta de Castilla-La Mancha (Regering van de Autonome Gemeenschap van Castilië-La Mancha)
Junta de Castilla-León (Regering van de Autonome Gemeenschap van Castilië-León)
Gobierno Foral de Navarra (Regering van de Autonome Gemeenschap van Navarra)
Govern de les Illes Balears (Regering van de Autonome Gemeenschap van de Balearen)
Generalitat de Catalunya (Regering van de Autonome Gemeenschap van Catalonië)
Generalitat de Valencia (Regering van de Autonome Gemeenschap van Valencia)
Diputación General de Aragón (Regering van de Autonome Gemeenschap van Aragón)
Gobierno de las Islas Canarias (Regering van de Autonome Gemeenschap van de Canarische Eilanden)
Gobierno de Murcia (Regering van de Autonome Gemeenschap van Murcia)
Gobierno de Madrid (Regering van de Autonome Gemeenschap van Madrid)
Gobierno de la Comunidad Autónoma del Pais Vasco/Euzkadi (Regering van de Autonome Gemeenschap van Baskenland)
Diputación Foral de Guipúzcoa (Provincieraad van Guipúzcoa)
Diputación Foral de Vizcaya/Bizkaia (Provincieraad van Vizcaya)
Diputación Foral de Alava (Provincieraad van Alava)
Ayuntamiento de Madrid (Gemeente Madrid)
Ayuntamiento de Barcelona (Gemeente Barcelona)
Cabildo Insular de Gran Canaria (Eilandraad van Gran Canaria)
Cabildo Insular de Tenerife (Eilandraad van Tenerife)
Instituto de Crédito Oficial (Officiële Kredietinstelling)
Instituto Catalán de Finanzas (Catalaans Instituut voor Financiën)
Instituto Valenciano de Finanzas (Valenciaans Instituut voor Financiën)
Griekenland
(Griekse Organisatie voor Telecommunicatie)
(Organisatie van de Griekse Spoorwegen)
(Openbaar Elektriciteitsbedrijf)
Frankrijk
La Caisse d'amortissement de la dette sociale (CADES) (Fonds voor de aflossing van de sociale schuld)
L'Agence française de développement (AFD) (Frans Agentschap voor ontwikkeling)
Réseau ferré de France (RFF) (Spoorwegennet van Frankrijk)
Caisse Nationale des Autoroutes (CNA) (Nationaal Autosnelwegenfonds)
Assistance Publique Hôpitaux de Paris (APHP) (Openbare Bijstand Parijse Ziekenhuizen)
Charbonnages de France (CDF) (Franse Steenkoolwinning)
Entreprise minière et chimique (EMC) (Mijnbouw- en chemiebedrijf)
Italië
Regio's
Provincies
Gemeenten
Cassa Depositi e Prestiti (Deposito- en Consignatiefonds)
Letland
Pavaldibas (lokale overheden)
Polen
gminy (gemeenten)
powiaty (districten)
województwa (provincies)
zwizki gmin (associaties van gemeenten)
powiatów (associaties van districten)
województw (associaties van provincies)
miasto stoleczne Warszawa (hoofdstad Warschau)
Agencja Restrukturyzacji i Modernizacji Rolnictwa (Agentschap voor herstructurening en modernisering van de landbouw)
Agencja Nieruchomosci Rolnych (Agentschap voor landbouweigendom)
Portugal
Região Autónoma da Madeira (Autonome Regio Madeira)
Região Autónoma dos Açores (Autonome Regio der Azoren)
Gemeenten
Slovakije
mestá a obce (gemeenten)
Zeleznice Slovenskej republiky (Slowaakse Spoorwegmaatschappij)
Státny fond cestného hospodárstva (Staatsfonds voor beheer van het wegennet)
Slovenské elektrárne (Slowaakse elektriciteitscentrales)
Vodohospodárska výstavba (bouwmaatschappij voor waterbeheer)
Internationale entiteiten
Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling
Europese Investeringsbank
Aziatische Ontwikkelingsbank
Afrikaanse Ontwikkelingsbank
Wereldbank/IBRD/IMF
Internationale Financieringsmaatschappij
Inter-Amerikaanse Ontwikkelingsbank
Fonds voor sociale ontwikkeling van de Raad van Europa
EURATOM
Europese Gemeenschap
Corporación Andina de Fomento (CAF) (Andes-ontwikkelingsmaatschappij)
Eurofima
Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal
Noordse Investeringsbank
Caribische Ontwikkelingsbank
Het bepaalde in artikel 11 laat internationale verplichtingen die de overeenkomstsluitende partijen mogelijk ten overstaan van voornoemde internationale entiteiten zijn aangegaan onverlet.
Entiteiten in derde landen
De entiteiten die aan de volgende criteria voldoen :
1) De entiteit wordt ondubbelzinnig geacht, overeenkomstig de nationale criteria een publieke entiteit te zijn.
2) Deze publieke entiteit is een niet-marktproducent die een cluster van activiteiten beheert en financiert, waarbij hij hoofdzakelijk niet-marktgoederen en -diensten levert die bestemd zijn om aan de gemeenschap ten goede te komen en die daadwerkelijk worden gecontroleerd door de overheid.
3) Deze publieke entiteit is een grote en regelmatige emittent van schuld.
4) De betrokken Staat is in staat te waarborgen dat zo een publieke entiteit niet tot vervroegde aflossing zal overgaan in geval van gross-up-clausules.
Voorontwerp van wet houdende instemming met de Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling betreffende belastingheffing op inkomsten uit spaargelden tussen het Koninkrijk België en het Overzeese Gebied Montserrat van het Verenigd Koninkrijk, ondertekend te Brussel op 5 oktober 2004 en te Montserrat op 7 april 2005.
Artikel 1
Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.
Art. 2
De Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling betreffende belastingheffing op inkomsten uit spaargelden tussen het Koninkrijk België en het Overzeese Gebied Montserrat van het Verenigd Koninkrijk, ondertekend te Brussel op 5 oktober 2004 en te Montserrat op 7 april 2005, zal volkomen gevolg hebben.
Art. 3
De bronbelasting waarvan sprake in artikel 6 van de Overeenkomst, stemt, wat België betreft, overeen met de bronbelasting die « woonstaatheffing » wordt genoemd en die wordt beoogd door artikel 4, § 1 van de wet van 17 mei 2004 tot omzetting in het Belgisch recht van de richtlijn 2003/48/EG van 3 juni 2003 van de Raad van de Europese Unie betreffende belastingheffing op inkomsten uit spaargelden in de vorm van rentebetaling en tot wijziging van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 inzake de roerende voorheffing. De toepassingsmodaliteiten van deze bronbelasting die niet zijn geregeld door de Overeenkomst, worden geregeld volgens de bepalingen van Titel II van voornoemde wet van 17 mei 2004.
38.871/2/V
De RAAD VAN STATE, afdeling wetgeving, tweede vakantiekamer, op 26 juli 2005 door de Minister van Buitenlandse Zaken verzocht hem, binnen een termijn van vijf werkdagen, van advies te dienen over een voorontwerp van wet « houdende instemming met de Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling betreffende belastingheffing op inkomsten uit spaargelden tussen het Koninkrijk België en het Overzeese Gebied Montserrat van het Verenigd Koninkrijk, ondertekend te Brussel op 5 oktober 2004 en te Montserrat op 7 april 2005 », heeft op 2 augustus 2005 het volgende advies gegeven :
Overeenkomstig artikel 84, § 1, eerste lid, 2º, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, ingevoegd bij de wet van 4 augustus 1996 en vervangen bij de wet van 2 april 2003, moeten in de adviesaanvraag in het bijzonder de redenen worden aangegeven tot staving van het spoedeisende karakter ervan.
De motivering in de brief luidt als volgt :
« De hoogdringendheid wordt als volgt gemotiveerd :
« De richtlijn 2003/48/EG van 3 juni 2003 van de Raad van de Europese Unie betreffende belastingheffing op inkomsten uit spaargelden in de vorm van rentebetaling legt aan de lidstaten van de Europese Unie een aantal regels op inzake belastingheffing op inkomsten uit spaargelden in de vorm van rentebetaling. In België werd de richtlijn omgezet bij wet van 17 mei 2004 tot omzetting in het Belgisch recht van de richtlijn 2003/48/EG van 3 juni 2003 van de Raad van de Europese Unie betreffende belastingheffing op inkomsten uit spaargelden in de vorm van rentebetaling en tot wijziging van het Wetboek van inkomstenbelastingen 1992 inzake de roerende voorheffing, die gepubliceerd werd in het Belgisch Staatsblad van 27 mei 2004.
De Lidstaten moeten de bepalingen van de richtlijn toepassen met ingang van 1 juli 2005 op voorwaarde dat een aantal derde staten vanaf dezelfde datum maatregelen toepassen die gelijkwaardig zijn aan deze die voorzien zijn in de richtlijn en op voorwaarde dat er akkoorden zouden gesloten worden met de betrokken afhankelijke en geassocieerde territoria en dat deze vanaf dezelfde datum de automatische informatieuitwisseling die voorzien is in de richtlijn, of tijdens de overgangsperiode, de inhouding aan de bron zoals voorzien in de richtlijn toepassen.
De akkoorden met de afhankelijke en geassocieerde territoria zijn bilaterale akkoorden gesloten door elk Lidstaat van de Europese Unie met elk van de tien betrokken territoria (in totaal 250 bilaterale akkoorden).
Elk bilateraal akkoord treedt in werking nadat de vereiste grondwettelijke formaliteiten in België en in elk van de territoria vervuld zijn. Indien, om een of andere reden, een of meerdere akkoorden slechts na 1 juli 2005, in werking zouden kunnen treden, zouden deze niettemin vanaf deze datum toegepast moeten worden.
De ontwerpen van instemmingswet met de akkoorden getekend met Nederland, voor wat enerzijds de Nederlandse Antillen en anderzijds Aruba betreft, en met respectievelijk Guernesey, het Eiland Man en Jersey werden voorgelegd aan de Raad van State op 18 april 2005.
De ontwerpen van instemmingswet met de akkoorden getekend met Anguilla, de Eilanden Turks en Caicos, Montserrat, de Britse Maagdeneilanden en de Cayman-eilanden konden op deze datum niet aan de Raad van State voorgelegd worden (deze akkoorden werden eind 2004 en in de maand april 2005 getekend; de originele ondertekende teksten van de Akkoorden werden slechts in april (wat 3 akkoorden betreft) en begin mei (wat de 2 andere akkoorden betreft), via de Britse fiscale administratie, aan de Belgische fiscale administratie bezorgd).
Om te vermijden dat een vertraging in de goedkeuringsprocedure van de akkoorden, in België of in een van de betrokken territoria de toepassing van de bepalingen van de akkoorden vanaf 1 juli 2005 in de weg zou staan, werd een ontwerp van speciale wet houdende bepalingen die gelijkwaardig zijn aan de bepalingen van de akkoorden voorgelegd aan het parlement op basis van artikel 78 van de Grondwet (Doc. 51-1791/1). Over het ontwerp werd in de Kamer gestemd op 26/05/2005 en in de Senaat op 16/06/2005. Tijdens de bespreking van het ontwerp van wet in de Senaat is gebleken dat er een risico bestaat dat het Arbitragehof deze wet zou annuleren. De bewuste akkoorden moeten dus zo spoedig mogelijk in werking treden ten einde elk risico van een juridisch vacuüm te ondervangen ». »
Aangezien de adviesaanvraag ingediend is op basis van artikel 84, § 1, eerste lid, 2º, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, zoals het is vervangen bij de wet van 2 april 2003, beperkt de afdeling wetgeving overeenkomstig artikel 84, § 3, van de voornoemde gecoördineerde wetten, haar onderzoek tot de rechtsgrond van het voorontwerp, de bevoegdheid van de steller van de handeling en de te vervullen voorafgaande vormvereisten.
Op die drie punten behoeft over het voorontwerp geen enkele opmerking te worden gemaakt.
De kamer was samengesteld uit :
De heer J. MESSINNE, kamervoorzitter,
De heren J. JAUMOTTE en I. KOVALOVSZKY, staatsraden,
Mevrouw B. VIGNERON, griffier.
Het verslag werd uitgebracht door de heer J. REGNIER, eerste auditeur-afdelingshoofd.
De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst werd nagezien onder toezicht van de heer J. JAUMOTTE.
De griffier, | De voorzitter, |
B. VIGNERON. | J. MESSINNE. |