3-119 | 3-119 |
De voorzitter. - De heer Karel De Gucht, minister van Buitenlandse Zaken, antwoordt namens de heer Armand De Decker, minister van Ontwikkelingssamenwerking.
Mevrouw Sabine de Bethune (CD&V). - In de begroting 2005 werd 22 miljoen euro ingeschreven voor preventie, noodhulp, hulp voor rehabilitatie op korte termijn en humanitaire actie. De wet betreffende de internationale samenwerking van 1999 en het koninklijk besluit van 19 november 1996 vormen de wettelijke basis voor de noodhulp.
De noodzaak van deze budgetlijn werd door de Tsunami-ramp nog maar eens aangetoond. Voor de getroffen landen werden grote budgetten vrijgemaakt, zowel voor noodhulp als voor wederopbouw. De vrees werd uitgesproken dat die bedragen de rest van de begroting voor noodhulp in gevaar zou brengen.
De minister van Ontwikkelingssamenwerking verklaarde in een interview in Knack van 12 januari 2005: `Het geld komt inderdaad van de bestaande begroting voor noodhulp. Ik zal dus de komende maanden meer geld vragen aan de minister van Begroting. Anders zullen andere landen dit jaar niet meer krijgen. Op de Raad van ministers zijn we vorige week onder de Europese collega's in elk geval overeengekomen dat de budgetten die we nu uitreiken, bovenop de bestaande begroting moeten komen.'. De minister antwoordde in dezelfde zin op mijn vragen om uitleg 3-607 en 3-608. Hij verklaarde toen dat hij in het kader van de begrotingscontrole 20 miljoen bijkomende middelen zou vragen.
Heeft de minister na de begrotingscontrole in het algemeen en specifiek voor de budgetlijn noodhulp extra middelen verkregen?
Welk bedrag van de budgetlijn noodhulp voor 2005 heeft op dit ogenblik al een bestemming en hoeveel werd al effectief uitgegeven?
Welke projecten, in welke landen en voor welke bedragen, werd via de budgetlijn een dotatie toegewezen? Welke bedragen zijn bestemd voor de getroffen landen van de tsunami?
Hoe gebeurt de verdeling in absolute en procentuele cijfers van de al vastgelegde kredieten voor 2005 tussen Belgische NGO's, multilaterale organisaties, de administratie en de BTC?
Wordt voor de noodhulp ook rechtstreeks gewerkt met lokale NGO's of instellingen die over de nodige capaciteiten beschikken?
De heer Karel De Gucht, minister van Buitenlandse Zaken. - De minister van Buitenlandse Zaken en de minister van Ontwikkelingssamenwerking zijn gezamenlijk bevoegd voor noodhulp aan partnerlanden.
Het budget voor noodhulp, dat 22 miljoen euro bedraagt, werd na de begrotingscontrole gehandhaafd. Daarvan werd 5 miljoen euro gereserveerd voor het Tsunami-project.
Een bedrag van 3.443.604 euro heeft al een bestemming gekregen en werd al betaald. Op de begroting voor 2005 werd een bedrag van tien miljoen euro gereserveerd voor gemeenschappelijke aanvragen van de Verenigde Naties: drie miljoen voor Congo, twee miljoen voor Burundi, een miljoen voor Uganda en vier miljoen voor Ethiopië, Palestina, Soedan en Ivoorkust.
Een bedrag van 1.599.885 euro is bestemd voor de Tsunami-landen: 184.073 euro voor de bouw van scholen en gezondheidscentra in Indonesië in samenwerking met Landsverdediging; 142.812 euro voor noodhulp in Indonesië via het Rode Kruis; 450.000 euro voor de opbouw van een vluchtelingenkamp in Indonesië via B-Fast; 823.000 euro voor de heropbouw van woningen in Sri Lanka via de NGO Protestantse Solidariteit.
Op 23 juni 2005 werd aan een aantal partners een bedrag van 3.443.604 euro toegewezen, waarvan 13,06% aan Landsverdediging, 20,3% aan UNICEF en 66,6% aan Belgische NGO's. In Sri Lanka hebben we een project gefinancierd voor de heropbouw van 75 woningen en twee scholen, en voor de aanleg van een weg. Landsverdediging heeft zijn medewerking aan dit project verleend via het ter beschikking stellen van het personeel. Buitenlandse Zaken heeft het materiaal en het plaatselijk personeel betaald. Zodoende hebben we in de getroffen streek meegewerkt aan het verschaffen van werkgelegenheid.
Er wordt gewerkt met lokale NGO's als de gelegenheid zich voordoet. Het is zelfs een te volgen praktijk, omdat dit ervoor kan zorgen dat rechtstreeks op de plaatselijke noden wordt ingespeeld.
Er is vaak samenwerking tussen de plaatselijke NGO's en de erkende NGO's. De erkende NGO's zijn dikwijls het doorgeefluik naar plaatslelijke NGO's. De erkende NGO's blijven dan verantwoordelijk voor de uitvoering van de projecten. Officieel kunnen wij immers op een dergelijke samenwerking niet aangaan. Volgens de koninklijke besluiten kunnen wij werken met Belgische erkende NGO's, met humanitaire VN-organisaties en met het Rode Kruis.