3-1254/6 | 3-1254/6 |
29 JUNI 2005
I. INTRODUCTION
Dit optioneel bicameraal wetsontwerp (artikel 78 van de Grondwet) werd op 31 mei 2005 door de regering in de Kamer van volksvertegenwoordigers ingediend (stuk Kamer, nr. 51-1820/1) en door de Kamer op 23 juni 2005 aangenomen en op 24 juni 2005 overgezonden aan de Senaat.
De Senaat heeft het ontwerp geëvoceerd op 24 juni 2005.
De artikelen 59 tot 61 werden verwezen naar de commissie voor de Justitie, die ze heeft besproken tijdens de vergadering van 29 juni 2005, in aanwezigheid van de minister van Justitie.
II. INLEIDENDE UITEENZETTING DOOR DE MINISTER VAN JUSTITIE
De minister herinnert eraan dat de programmawet van 27 december 2004 het bestaan van 261 parochieassistenten regulariseerde door hen een bezoldiging toe te kennen die gelijkgesteld is aan die van vicaris, en door een uitdovende personeelsformatie op te richten.
Na besprekingen met vertegenwoordigers van de katholieke eredienst, heeft zij besloten deze uitdovende personeelsformatie met 40 eenheden uit te breiden, om de katholieke kerk in staat te stellen de openstaande betrekkingen van vicarissen in te vullen door 40 parochieassistenten te benoemen.
Het stelsel van de uitdovende personeelsformatie zou op korte termijn moeten verdwijnen. Een dialoog met de katholieke kerk werd immers aangevat om de parochieassistenten te integreren in de nomenclatuur vastgelegd door de wet van 2 augustus 1974.
Het voorliggende ontwerp stelt een tijdelijke maatregel voor om de dialoog met de katholieke kerk te kunnen voortzetten met het oog op een definitieve regeling van het statuut van de parochieassistenten.
III. ALGEMENE BESPREKING
Vragen van de leden
De heer Mahoux vraagt waarom men het aantal parochieassistenten wil optrekken van 261 naar 301.
Spreker wijst erop dat men objectief moet vaststellen dat het aantal praktiserende gelovigen in ons land de jongste decennia aanzienlijk is gedaald, terwijl het aantal theoretische posten daaraan niet werd aangepast. Vooraleer definitieve beslissingen worden genomen, vraagt hij dat men de sociologische realiteit en het kerkbezoek in ons land nauwkeurig evalueert (ontwikkeling van de vrijzinnigheid, nieuw opkomende erediensten ...).
Hij besluit met de vraag of men er een idee van heeft wanneer de tijdelijke formatie van de parochieassistenten zal uitdoven.
Mevrouw Nyssens verheugt zich over de overgangsmaatregel die ten behoeve van de parochieassistenten wordt voorgesteld. Gezien de sociologische ontwikkelingen op het gebied van de beoefening van de erediensten is hun rol in de katholieke eredienst immers van essentieel belang.
Ze vraagt hoe de minister het overleg zal organiseren met de organen van de erediensten. In het debat in de Kamer van volksvertegenwoordigers heeft de minister de instelling van een Commissie van Wijzen aangekondigd. Zullen alle erediensten in die Commissie vertegenwoordigd zijn of zal men overleg plegen op bilaterale basis, alleen met de katholieke eredienst ?
Tot slot vraagt spreekster of de herziening van de formatie en de nomenclatuur van de bedienaren der erediensten algemeen zal zijn, voor alle erediensten.
De heer Mahoux wijst erop dat elke eredienst vrij is om zich te organiseren en zelf bepaalt wie deze of gene taak mag vervullen. De financiering van de bedienaren der erediensten wordt evenwel met overheidsgeld verzekerd.
De heer Hugo Vandenberghe wijst erop dat de grondwet in die financiering voorziet.
De heer Mahoux meent dat men vooral moet weten hoeveel posten de gemeenschap moet financieren. Het aantal posten dat gefinancierd moet worden is geen zaak van de eredienst zelf, maar moet worden bepaald rekening houdend met het geheel van de behoeften van alle erediensten, zodat men zich aanpast aan de sociologische werkelijkheid.
De heer Hugo Vandenberghe wijst op het feit dat het debat over de bedienaars van de erediensten reeds verscheidene malen in de commissie voor de Justitie heeft plaatsgevonden. Uiteraard zijn er steeds weer fundamenteel verschillende opvattingen. Het is aan de kiezer te beslissen welke opvatting over de verhouding tussen kerk en staat het dient te halen. Spreker onderlijnt dat de religieuze autonomie door de grondwet is erkend. Het komt aan de kerken toe om uit te maken wie de bedienaars zijn, niet aan de minister van Justitie. Indien men de tussenkomst van de overheid wil invoeren in de kerken, komt men tot een vorm van voogdijstelling. Hoe de kerken zich organiseren is uiteraard onderhevig aan evolutie.
Wat het aantal parochies betreft, rijst de vraag of dit wel een federale bevoegdheid is. De kerkfabrieken zijn immers geregionaliseerd.
Mevrouw Talhaoui vraagt of de Imams, die binnenkort zullen worden erkend, ook zijn voorzien in het budget van het komende jaar.
Antwoorden van de minister en debat
Over het tijdstip waarop de tijdelijke formatie zal uitdoven, wijst de minister erop dat dit in de wet staat, namelijk zodra de laatste parochieassistent zijn pensionering aanvraagt.
Spreekster wijst erop dat zij in eerste instantie rechtstreeks de dialoog is aangegaan met de vertegenwoordigers van de katholieke eredienst. De problemen die specifiek zijn voor de katholieke eredienst zullen nog steeds op bilaterale basis behandeld worden.
Naast deze bilaterale dialoog wenst zij ook een Commissie van Wijzen in te stellen, die bestaat uit technici en de problematiek van het statuut van de bedienaren van de eredienst zal moeten onderzoeken en zal moeten nagaan of er ongelijkheden bestaan. Deze commissie zal voorstellen doen om de statuten van de bedienaren van de verschillende erediensten met elkaar in overeenstemming te brengen.
De Commissie van Wijzen zal bestaan uit een vertegenwoordiger van het Rekenhof, een magistraat van de Raad van State, en uit hoogleraren onder meer een professor filosofie en letteren van de Universiteit van Gent en een professor openbaar ambt van de VUB. Er is contact opgenomen met andere hooglerearen. De minister wacht op hun antwoord.
De heer Hugo Vandenberghe vraagt of de voorgestelde samenstelling werkelijk pluralistisch is.
De minister verduidelijkt dat het gaat om technici in het recht die een strikt technisch advies zullen moeten geven. Anderzijds zal ook de voorzitter van het observatorium van de erkende erediensten zitting hebben in de Commissie der Wijzen. De leden worden momenteel gerekruteerd en de profielen die spreekster zonet geschetst heeft, betreffen enkel mensen die reeds principieel hebben toegestemd om aan de werkzaamheden deel te nemen. Ook met andere personen is contact opgenomen.
In verband met het budget voor de imams bevestigt spreekster dat de nodige middelen om de kosten te dekken voor de erkenning van 120 moskeeën zijn ingeschreven op de begroting van 2005. Voor 2006 wordt een gelijkaardige verhoging voorzien. De federale overheid wacht op de erkenningsprocedure op gewestelijk niveau.
De heer Mahoux kan instemmen met het feit dat de overheid zich niet dient te mengen in de vraag wie de erediensten als bedienaar zullen aanwijzen. Wel lijkt het spreker gerechtvaardigd dat de overheid inspraak kan hebben in het statuut van de bedienaars, hun weddes en pensioenstelsel. Dit geldt bijvoorbeeld ook voor het onderwijs.
Spreker zou het interessant vinden een beeld te krijgen van de huidige sociologische realiteit en versnippering. Uiteraard is de toegang tot de erediensten een element van de fundamentele vrijheden, maar evenwicht is noodzakelijk.
Mevrouw Nyssens vraagt of de commissie waarvan sprake door de minister een werkgroep is of een commissie met een bijzonder statuut.
De minister antwoordt dat de commissie is ingesteld bij Koninklijk besluit.
De heer Hugo Vandenberghe heeft het moeilijk met de aangekondigde samenstelling van de commissie; de minister sprak over twee professoren, de ene verbonden aan de universiteit van Gent, de andere aan de VUB. Dit is geen pluralistische samenstelling en beantwoordt niet aan de sociologische realiteit in Vlaanderen. Spreker vindt dit weinig elegant en fijngevoelig. Bovendien bestaat bij de KULeuven de leerstoel kerkelijk recht.
De minister wijst erop dat deze commissie van wijzen zich enkel zal buigen over het statuut van de bedienaars van erediensten. Voorliggende wijziging heeft hiermee niets te maken. Hiervoor werd een bilaterale dialoog opgezet met de katholieke eredienst. Wat de samenstelling van de commissie betreft, stipt de minister aan dat deze nog niet definitief vaststaat. Men wacht nog op antwoorden van andere professoren.
De heer Willems stipt aan dat het voorliggende ontwerp enkel een gevolg is van de vorige programmawet. Spreker heeft het volste vertrouwen, ook in de eventuele samenstelling van een commissie.
De heer Hugo Vandenberghe beaamt dat de voorliggende maatregel ongetwijfeld positief is. Spreker vraagt zich enkel af welke de rol is van dergelijke commissie bij het definiëren van de bedienaars van de erediensten. Het komt niet toe aan universiteitsprofessoren om te zeggen wie de bedienaars van de erediensten zijn.
De heer Mahoux sluit zich aan bij het feit dat de eredienst zelf dient aan te wijzen wie zij als bedienaar beschouwen. Het debat betreft het aantal bedienaars en de financiering ervan.
Mevrouw Nyssens zal voor de voorliggende maatregel stemmen aangezien zij de noodzaak van de parochieassistenten inziet. De voorliggende tekst maakt trouwens geen gewag van de commissie. Hierover zal zij de minister interpelleren.
De heer Mahoux wenst aan te stippen dat het een belangrijk gebaar is te moeten instemmen met 40 nieuwe parochieassistenten.
De heer Hugo Vandenberghe wijst erop dat deze discussie reeds is gevoerd en dat de voorliggende maatregel het resultaat is van de destijds door de minister aangekondigde onderhandelingen met de betrokken eredienst.
III. STEMMING
De naar de commissie voor de Justitie verwezen artikelen worden in hun geheel eenparig aangenomen door de tien aanwezige leden.
Vertrouwen werd geschonken aan de rapporteur voor het opstellen van dit verslag.
De rapporteur, | De voorzitter, |
Luc WILLEMS. | Hugo VANDENBERGHE. |