(N.): Vraag gesteld in het Nederlands - (Fr.): Vraag gesteld in het Frans
Een beoefenaar van een vrij beroep is niet altijd een grootverdiener. Uit een studie van de Federatie voor vrije en intellectuele beroepen blijkt dat het gemiddeld bruto belastbaar inkomen (vóór belastingen en sociale bijdragen) ongeveer 31 600 euro per jaar bedraagt.
Vele kantoren en praktijken blijken niet rendabel : 60 % van de architectenkantoren, 50 % van de dierenartsenpraktijken en 48 % van de kinesistenpraktijken.
Vooral vrouwen en starters hebben het moeilijk om rond te komen. Nagenoeg één vijfde van de vrouwelijke beoefenaars van een vrij beroep verdient minder dan 6 500 euro per jaar.
In een recente studie gepubliceerd in het tijdschrift De Huisarts werd tevens gesteld dat heel wat vrouwelijke huisartsen overwegen hun vrij beroep stop te zetten. 79 % onder hen meent dat de overheid te weinig rekening houdt met hun specifieke situatie zoals de combinatie arbeid en gezin.
Zijn er initiatieven of aanmoedigingsmaatregelen om de concrete situatie van vrije beroepen in het algemeen, en van vrouwelijke beoefenaars en van starters in het bijzonder, te verbeteren ?
Is er in dit verband al overleg gepleegd met de sector ?
Antwoord : Het geachte lid weet dat de wereld van de vrije beroepen thans zeer heterogeen is. Elke globale aanpak van deze wereld lijkt mij te leiden tot algemene beoordelingen die de situatie niet genuanceerd genoeg weerspiegelen.
Elk jaar schetst het RSVZ een vrij volledig beeld van deze beroepen. Zij laatste document, voorgesteld in februari 2005, is niet aan mijn aandacht ontsnapt.
Hieruit onthoud ik op de eerste plaats een grote demografische toename : tussen 1992 en 2003 steeg deze populatie met +51 % en kwam toen uit op 172 656 dienstverleners, tegen +19 % voor het geheel van de zelfstandigen. De sector had ook meer dan 194 000 loontrekkenden in dienst, of een vooruitgang met 34 % in tien jaar. Het is goed dat op deze globale vitaliteit de aandacht wordt gevestigd, ook al verbergt zij bepaalde tekorten die het geachte lid onderstreept, maar die toch opnieuw in perspectief wens te plaatsen.
Het jaarlijks gemiddeld inkomen van de vrije beroepen bedroeg 30 677 euro in 2003; dat is ruimschoots boven de 18 506 euro van de andere zelfstandigen. Dit gemiddelde verbergt zeker niveaus die variëren volgens de subsectoren, inzonderheid die welke door het geachte lid zijn opgesomd (architecten, dierenartsen, kinesitherapeuten, ...). Ik vestig er ook de aandacht op dat deze beroepen ook die zijn waar de demografische toename het grootst is. Zo telt men tussen 1993 en 2003 +50,1 % bij de architecten, +46,2 % bij de advocaten en +42,2 % bij de dierenartsen, enz., wat het gemiddelde inkomensniveau van deze beroepen beïnvloedt.
De vervrouwelijking van de sector is, uit sociologisch oogpunt, een van de hoofdtrens van de voorbije twee decennia. Hiervoor zijn er tal van redenen. Ik denk dat de toegang van vrouwen tot hogere studies en de mogelijkheid gezinsleven en dienstregelingen van het werk te combineren, deze evolutie in ruimte mate verklaren. Het resultaat is dat men natuurlijk veel meer beginnende vrouwen telt in de vrije beroepen, waar de inkomens bij het begin van de loopbaan traditioneel trager stijgen dan bij de andere zelfstandige beroepen. Het is ook waarschijnlijk dat de tijdinvestering niet identiek is voor mannen en vrouwen.
Zoals hierboven reeds is vermeld, stel ik vast dat, onder de « traditionele » vrije beroepen, die welke door het geachte lid zijn vermeld een zeer grote demografische aangroei kennen, terwijl de economische omgeving ervan diepgaande structurele wijzigingen ondergaat. Zo vermindert het aanbod van « sleutel op de deur »-woningen door vastgoedpromotoren de activiteit van de zelfstandige architecten enigszins. Evenzeer geldt dat een aantal medische beroepen rechtstreeks aangewezen zijn op het door de Staat toegepaste terugbetalingbeleid inzake gezondheidszorgen. Het is echter ook zo dat vrije, niet-traditionele activiteiten, inzonderheid in het privé-onderwijs, de wetenschappelijke beroepen, de expertiseberoepen en de handelsprestaties aan ondernemingen zich vlot ontplooien.
Ik heb bepaalde twijfels over de relevantie en de doeltreffendheid van de beleidslijnen in verband met kwantitatieve sectorale malthusiaanse regelingen. Ik denk ook niet dat het goed is beginners erg aan te moedigen wanneer de verzadiging van de betrokken markten structureel is geworden. Naar mijn mening is het beter de jongeren de meest volledige informatie te geven over de geldende voorwaarden in het beroep dat zij willen beginnen. Dit belet geenszins dat men de sociaal-economische discriminaties waarvan de vrije beroepen soms het slachtoffer zijn niet zou moeten verdrijven en verminderen : uitsluiting van het voorstel van steun voor investeringen en tewerkstelling, fiscale voordelen, enz. : In dat verband zijn de analyses en de voorstellen van de betrokken beroepsverenigingen en interprofessionele verenigingen essentieel om de Belgische en Europese beleidsmakers uitleg te geven over de specifieke kenmerken van deze beroepen, de vereiste basis- en herscholingsopleidingen, de kwesties die verband houden met de handelspraktijken en met de mededinging, enz.
Voor mijn actie naar de vrije beroepen toe geef ik de voorrang aan kadermaatregelen. Daartoe heb ik een voorontwerp van kaderwet voorbereid over « het voeren van de beroepstitel van een intellectueel dienstverlenend beroep » dat ik binnenkort aan de regering hoop voor te stellen. Het beoogt de beroepsgarantie en de beroepskwaliteit te versterken, zonder de werking van een orde of van een instituut te moeten financieren.