3-1261/1

3-1261/1

Belgische Senaat

ZITTING 2004-2005

27 JUNI 2005


Wetsvoorstel tot aanvulling van de wet van 3 januari 1933 op de vervaardiging van, de handel in en het dragen van wapens en op de handel in munitie, wat betreft de fragmentatiebommen, wapens met verarmd uranium en de antihanteerbaarheidsmechanismen

(Ingediend door de dames Sabine de Bethune en Erika Thijs)


TOELICHTING


Het verdrag dat in de Canadese stad Ottawa op 3 december 1997 ondertekend werd door 122 landen en van kracht is sinds 1 maart 1999, verbiedt de ondertekenaars anti-persoonsmijnen te produceren, door te laten, te verkopen, aan te kopen of te gebruiken. Het aantal landen dat het verdrag ondertekende, is nu al gestegen tot 152. België was één van de drijvende krachten achter dit verdrag.

Naast de anti-persoonsmijnen zijn er evenwel nog een aantal andere soorten wapens die vaak een nog vernietigender werking hebben, ook op lange termijn, en die een groot gevaar blijven betekenen voor de burgerbevolking, lang na het einde van het gewapend conflict. Het gaat om clusterbommen, kernwapens, wapens met verarmd uranium, en landmijnen. Zij worden samengebracht onder de noemer « controversiële wapens ».

Wat betreft kernwapens is sinds 1970 het non-proliferatieverdrag van kracht, dat voor de 187 aangesloten lidstaten, behoudens de vijf kernmachten, de productie en verwerving van kernwapens verbiedt. In ruil voor deze toezegging hebben de kernmachten zich toen verbonden hun kernwapenarsenaal geleidelijk af te bouwen.

Clustermunitie (ook wel fragmentatiebommen genaamd) maakt veel onschuldige slachtoffers, niet alleen omdat het gaat om bommen die in de lucht uiteenspatten in vele kleine blinde bommen, maar ook omdat blijkt dat gemiddeld 5 tot 30 % niet ontploft (bron : handicap international). Tot tientallen jaren na datum blijven zij aldus mensenlevens eisen. Het gevaar van clustermunitie en de nood aan het terugdringen van het gebruik en van de aanwezigheid ervan op het terrein als oorlogsrest werd onlangs nog erkend door de Resolutie van het Europees Parlement over clustermunitie van 28 oktober 2004.

Wapens met verarmd uranium worden de laatste vijftien jaar openlijk gebruikt in militaire conflicten, ondanks hun zware chemische en radioactieve toxiciteit. Ze veroorzaken ook na conflicten zware gezondheidsproblemen bij soldaten en burgers. Ze worden gemaakt uit het voor kernwapens onbruikbare uranium 238, dat op zich niet erg radioactief is, zolang men het niet binnen krijgt. Het wordt gebruikt omwille van de zeer hoge penetratiekracht. Maar omdat het radioactief is valt het uiteen in stoffen die veel gevaarlijker zijn, zoals het zeer radioactieve gas radon, dat door mensen kan worden ingeademd. Wanneer een bom met verarmd uranium inslaat, dan ontbrandt de kop en komt fijnverdeeld uraniumoxide-poeder in de lucht, via de lucht in het drinkwater en via beide in het lichaam, waar het zijn verwoestende werk kan gaan aanrichten. Geen enkel internationaal verdrag verbiedt rechtstreeks hun gebruik.

Antihanteerbaarheidsmechanismen vormen een onderdeel van landmijnen, en hebben de bedoeling de manipulatie (verwijdering) ervan ernstig te bemoeilijken (zie wetsvoorstel 3-178 van 29 augustus 2003). Het mechanisme is bedoeld om de hoofdmijn (meestal een antitankmijn) te doen ontploffen. Bovendien eist dit mechanisme niet alleen een hoge menselijke tol maar veroorzaakt het ook enorme economische kosten. Deze mechanismen vertragen immers het werk van de ontmijningsdiensten waardoor een snelle terugkeer naar een normaal economisch leven gehinderd wordt. Tegelijkertijd zijn zwaardere financiële en menselijke inspanningen nodig om deze mijnen met antihanteerbaarheidsmechanismen onschadelijk te maken. Volgens experten zijn de kosten voor ontmijning van de huidige generatie antitankwapens vele malen hoger dan bij antipersoonsmijnen.

Dit wetsvoorstel heeft tot doel de reeds eerder in de senaat ingediende voorstellen tot het verbod op de antihanteerbaarheidsmechanismen (stuk Senaat, nr. 3-178 van 29 augustus 2003) en de fragmentatiebommen (stuk Senaat, nr. 3-1152 van 28 april 2005) te overkoepelen, en voegt bovendien nog een derde controversieel wapen aan de lijst van verboden wapens toe, namelijk de wapens met verarmd uranium.

Sabine de BETHUNE
Erika THIJS.

WETSVOORSTEL


Artikel 1

Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Art. 2

In artikel 3, eerste lid, van de wet van 3 januari 1933 op de vervaardiging van, de handel in en het dragen van wapens en op de handel in munitie, gewijzigd bij de wet van 9 maart 1995, worden de woorden « antipersonenmijnen en valstrikmijnen of soortgelijke mechanismen » vervangen door de woorden « antipersonenmijnen, valstrikmijnen, clustermunitie, projectielen met verarmd uranium, antihanteerbaarheidsmechanismen of mechanismen die met de voorgaande vergelijkbaar zijn ».

Art. 3

In artikel 4 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wetten van 4 mei 1936, 30 januari 1991 en 9 maart 1995, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

A) In het vierde lid worden de woorden « antipersonenmijnen en valstrikmijnen of soortgelijke mechanismen » vervangen door de woorden « antipersonenmijnen, valstrikmijnen, clustermunitie, projectielen met verarmd uranium, antihanteerbaarheidsmechanismen of mechanismen die met de voorgaande vergelijkbaar zijn »;

B) het artikel wordt aangevuld met de volgende leden :

« Clustermunitie is een projectiel dat zich door ontploffing na lancering splitst in meerdere kleine bommen.

Een antihanteerbaarheidsmechanisme is een mechanisme dat deel uitmaakt van een mijn, eraan is vastgemaakt of eronder is geplaatst en dat in werking treedt door de aanwezigheid of nabijheid van of het contact met een persoon.

Een projectiel met verarmd uranium is een projectiel met een kop vervaardigd uit uranium 238. »

Art. 4

In artikel 22, derde lid, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 9 maart 1995 en gewijzigd bij de wetten van 24 juni 1996 en 30 maart 2000, worden de woorden « soortgelijke mechanismen » en de woorden « door de Staat », de woorden « en valstrikmijnen of soortgelijke mechanismen » telkens vervangen door de woorden « antipersonenmijnen, valstrikmijnen, clustermunitie, projectielen met verarmd uranium, antihanteerbaarheidsmechanismen of mechanismen die hiermee vergelijkbaar zijn ».

10 juni 2005.

Sabine de BETHUNE
Erika THIJS.