3-116 | 3-116 |
Mevrouw Erika Thijs (CD&V). - De jongste tijd worden heel wat buitenlandse gezinnen opgepakt en naar Steenokkerzeel gebracht. Meestal gaat het om personen die het bevel hebben gekregen het grondgebied te verlaten, maar die al jaren in België worden gedoogd.
Er werd me een geval gemeld van een gezin dat al drie dagen in het gesloten centrum 127bis verblijft. Iedereen die dat centrum heeft bezocht, kan getuigen dat er gevangenistoestanden heersen. Hoewel vrijwilligers hun uiterste best doen om de problemen op te vangen, blijven kinderen die in Steenokkerzeel worden opgesloten, verstoken van onderwijs.
We hebben al ettelijke malen gediscussieerd over het waarborgen van het recht op onderwijs. Geldt dat recht niet voor mensen die worden opgepakt? Ik meende dat er was afgesproken pas op het einde van het schooljaar over te gaan tot uitwijzing.
Wat zal er gebeuren met de gezinnen die hier al jaren worden gedoogd? Zullen ze worden opgepakt en naar Steenokkerzeel gebracht? Het is immers niet realistisch te geloven dat ze vrijwillig zullen vertrekken. Hoe kunnen we deze zaak op een menswaardige manier aanpakken? Telkens opnieuw worden er actiecomités opgericht om de zaak van de asielzoekers te bepleiten. Als parlementsleden staan we machteloos omdat de betrokkenen van ons een oplossing verwachten. Dit probleem is uiterst prangend. Ik heb de jongste tijd heel wat van deze gezinnen ontmoet. Een ervan verblijft al tien of elf jaar in ons land. Hoe denkt de minister dit probleem op te lossen?
De heer Patrick Dewael, vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken. - Ik verkies niet in te gaan op concrete gevallen. Ik kan immers elementen in de procedure opsommen die de verklaringen van mevrouw Thijs in een volledig ander daglicht zouden plaatsen.
Een vreemdeling aan wie een bevel werd gegeven het grondgebied te verlaten, is verplicht gevolg te geven aan dat bevel. Het is niet mijn schuld dat de toestand blijft aanslepen. De betrokkenen zelf hopen dat ze uit het voortduren van een onwettige situatie rechten kunnen puren. Dat is onaanvaardbaar.
Indien nodig kan de vreemdeling met het oog op zijn vertrek uit ons land een beroep doen op de diensten van de Internationale Organisatie voor Migratie. Die instantie verleent administratieve en financiële ondersteuning. Personen die aantonen dat ze vrijwillig wensen te vertrekken, worden niet manu militari verwijderd en kunnen een verlenging krijgen van de termijn om het grondgebied te verlaten. Het klopt dus niet dat een vreemdeling die wordt uitgewezen, altijd wordt opgesloten. Het is perfect mogelijk om in humanitair aanvaardbare omstandigheden te vertrekken.
Als iemand weigert gevolg te geven aan een uitwijzingsbevel, dan is mijn administratie verplicht een gedwongen repatriëring te organiseren. Als iemand illegaal op het grondgebied verblijft, houdt dat niet in dat hij wordt gedoogd. De vreemdeling begaat in dat geval een voortgezet misdrijf dat, overeenkomstig artikel 75 van de vreemdelingenwet, kan worden bestraft met een gevangenisstraf en een geldboete. Uit het plegen van misdrijven kunnen geen rechten voortvloeien.
Wanneer een gezin illegaal op het grondgebied verblijft, geldt onverkort de vreemdelingenreglementering. Als het gezin het bewijs levert vrijwillig te zullen vertrekken, kan de administratie een korte verlenging van het bevel om het land te verlaten toestaan zodat het vertrek in optimale omstandigheden, bijvoorbeeld tijdens een schoolvakantie, kan gebeuren.
Een groot aantal gezinnen dat hier illegaal verblijft, weigert gebruik te maken van de mogelijkheden van een vrijwillig vertrek en de voordelen die hieraan verbonden zijn. In dergelijke gevallen gebeurt er een administratieve vrijheidsberoving met het oog op een repatriëring. Mijn administratie ziet erop toe dat deze vrijheidsberoving zo kort mogelijk is. Het is altijd mogelijk dat het gezin de repatriëring tracht te bemoeilijken door elke medewerking aan een identificatieprocedure te weigeren of door zich op gewelddadige wijze te verzetten tegen elke poging tot verwijdering. In die gevallen kan mijn administratie niet verantwoordelijk worden gesteld voor de langere detentieperiode. In het concrete geval dat werd aangehaald gaat het om een periode van drie maanden, maar het dossier bevat feiten die aantonen waarom dit zo lang duurt.
Gisteren is er nog een poging tot oplossing geweest. Onder meer omdat deze vraag vandaag wordt gesteld, heeft de betrokkene met veel misbaar bekomen dat de repatriëring nogmaals werd uitgesteld. Hij wou eerst weten wat de minister zou antwoorden en afhankelijk daarvan zou hij een volgende keer misschien de bereidheid hebben om te vertrekken. We mogen niet toegeven aan een dergelijke handelswijze.
In het centrum 127bis wordt voor de beperkte duur van de vrijheidsberoving onderwijs aangeboden. Kinderen van vier tot twaalf jaar krijgen er in twee leeftijdsgroepen les in rekenen en taal. Er zijn bovendien groepsactiviteiten zoals knutselen, schilderen, sport en spelletjes.
Ik heb uit humanitaire bekommernis mijn administratie opdracht gegeven om alternatieve systemen bij de gedwongen verwijdering van gezinnen toe te passen. Hierbij ligt de nadruk op het voorkomen van vrijheidsberovende maatregelen en de eenheid van het gezin. In bepaalde gevallen volstaat de opsluiting van het gezinshoofd om de identificatieprocedure, via de diplomatieke posten, door te voeren. De partner en de kinderen krijgen dan de kans om, eens de repatriëring is georganiseerd, het gezinshoofd te vervoegen op de luchthaven om samen te vertrekken. De DVZ stelt echter vast dat wanneer van dit systeem gebruik wordt gemaakt, de partner en de kinderen vaak onderduiken. Daarbij komt ook de scholing van de kinderen in het gedrang.
Er zijn dus mogelijkheden voor illegale gezinnen om in meer ideale omstandigheden terug te keren naar hun thuisland. Daarvoor is echter de medewerking van die gezinnen vereist. Is die medewerking er niet, dan wordt het moeilijk en komt men tot situaties die ik zelf ook betreur maar waarvoor ik niet verantwoordelijk ben.
Mevrouw Erika Thijs (CD&V). - Ik dank de minister voor zijn antwoord. We gaan een stuk aan de realiteit voorbij. Ik verwijs terzake naar mijn vraag van vorige week over het gedoogbeleid. In feite gaat het niet om een beleid, maar wordt er gedoogd zonder dat dit eigenlijk wordt gewild. Op dat ogenblik ontstaat er een probleem. De hoop van de mensen om te blijven groeit. In het door mij aangehaalde concrete geval, heeft mijn vraag geen invloed gehad. De vader was gisteren bereid om te vertrekken, maar vooral de kinderen hebben hier na zes jaar een thuis gevonden. Het verwondert me dat slechts af en toe enkele families in het nieuws komen. Er blijven er veel hier die niet naar Steenokkerzeel of een gesloten centrum gaan. Ik weet dat daar een aantal redenen voor zijn. Toch moeten we een oplossing zoeken om de kinderen het recht op onderwijs niet te ontzeggen. Repatriëring wordt dan ook best verplaatst naar vakantieperiodes.
De heer Patrick Dewael, vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken. - U zegt zelf dat men niet in alle gevallen kiest voor Steenokkerzeel. Ten eerste spelen hier een aantal elementen mee die de openbare orde aangaan: inbraken, winkeldiefstal, heling, bedelarij, gokken op de openbare weg en degelijke meer. Een tweede punt is dat niet minder dan vijf pogingen mislukt zijn, omdat men telkens met elementen kwam aandragen zoals ziekte van een zoon, het botweg weigeren, een procedure inzetten voor de Kamer van Inbeschuldigingstelling, enz.
Ik ben de eerste om te zeggen dat ik een humaan beleid wil voeren. Als de betrokkenen, conform de rechtsregels van ons land, gevolg geven aan de bevelen en beslissingen van instanties waarvoor we allen respect moeten opbrengen, zullen ze humaan worden behandeld. Als ze dat niet doen en onderduiken of procedurespelletjes spelen, vaak ook met gebruik of zelfs misbruik van kinderen, dan is er maar één mogelijkheid: we moeten dan onze toevlucht nemen tot methodes die ik liever wil vermijden. Als ik genoodzaakt wordt om ze toe te passen, is dat een keuze van de betrokkenen zelf. Als die mensen het bevel dat ze hebben gekregen zouden respecteren, dan zouden ze in humanitair zeer verantwoorde omstandigheden naar Roemenië kunnen worden gerepatrieerd, via de Internationale Organisatie voor de Migratie, met financiële en administratieve steun.
We moeten opletten in de politiek dat we ons niet gaan opstellen als een soort van pleitbezorger voor mensen in die situatie, want dan verdedigen we een foute zaak.