3-115

3-115

Belgische Senaat

Handelingen

DONDERDAG 2 JUNI 2005 - NAMIDDAGVERGADERING

(Vervolg)

Wetsvoorstel houdende wijziging van sommige bepalingen inzake studentenarbeid (van de heer Stefaan Noreilde, Stuk 3-630)

Algemene bespreking

De voorzitter. - Het woord is aan mevrouw Vanlerberghe voor een mondeling verslag.

Mevrouw Myriam Vanlerberghe (SP.A-SPIRIT), rapporteur. - Ik breng verslag uit namens de commissie voor de Sociale Aangelegenheden die vanochtend plaatshad omdat in de plenaire vergadering nog twee amendementen werden ingediend en onmiddellijk dienden te worden besproken.

Amendement 8 moet ervoor zorgen dat de basisvoorwaarden voor de toepassing van de regel omtrent de solidariteitsbijdragen, namelijk de voorwaarden waaraan moet worden voldaan om te genieten van een vrijstelling van de sociale zekerheidsbijdragen, worden gewijzigd. Met het amendement wordt eveneens de totale mogelijke maximumduur waarvoor een vrijstelling van de normale sociale zekerheidsbijdragen geldt, opgetrokken van 23 tot 46 dagen. Er wordt ook bepaald dat naast de periode van 23 dagen vrijstelling gedurende de maanden juli, augustus of september, studentenjobs voor een supplementaire periode van 23 dagen kunnen worden vrijgesteld van de normale sociale zekerheidsbijdragen op voorwaarde dat deze supplementaire tewerkstelling plaatsvindt tijdens de periode van niet verplichte aanwezigheden in de onderwijsinstellingen, met uitzondering van juli, augustus en september. Bovendien kan die vrijstelling enkel worden verleend op voorwaarde dat de werknemer nog niet onderworpen is geweest aan de sociale zekerheidsbijdragen om reden van bepaalde activiteiten uitgeoefend bij dezelfde werkgever tijdens het school- of academiejaar waarin de periodes van niet verplichte aanwezigheden in de onderwijsinstellingen vallen, of dat de zomervakantie voorafgaat. Het blijft immers, net zoals in de oorspronkelijke tekst, de bedoeling dat werkgevers niet tijdelijk het contract van werknemers kunnen omzetten in een studentencontract om voordelige sociale bijdragen te kunnen genieten.

Aangezien het de bedoeling is dat ook het nieuwe artikel in werking treedt op 1 oktober 2005, strekt amendement 9 ertoe de inwerkingtreding te regelen.

De amendementen worden aangenomen met 8 stemmen voor bij één onthouding.

Ook het geamendeerde wetsvoorstel in zijn geheel wordt aangenomen met 8 stemmen voor bij 1 onthouding.

De heer Stefaan Noreilde (VLD). - Dit is voor mij een belangrijk moment. Toen ik begin 2003 in de Senaat de eed aflegde en men mij vroeg wat ik hier wilde verwezenlijken, was mijn antwoord dat ik een wetsvoorstel wilde indienen waarbij studenten dubbel zo lang kunnen werken tegen gunstige voorwaarden. Bij menig journalist en collega zag ik toen een glimlach verschijnen. Het is immers niet eenvoudig om in het parlement goede ideeën in wetten om te zetten. Ik ben blij dat we daar vandaag wel in slagen en dat ik het wetsvoorstel nog even kort mag toelichten.

Het voorstel werd verschillende malen in de commissie voor de Sociale Aangelegenheden besproken. Ik dank commissievoorzitter mevrouw Van de Casteele en ondervoorzitter de heer Cornil evenals de collega's van de verschillende fracties voor hun inspanningen om het wetsvoorstel tot een goed einde te brengen. De regering heeft zich tijdens het begrotingsoverleg formeel akkoord verklaard met de weg die we zullen volgen.

Vandaag kunnen studenten 23 dagen werken tijdens de zomermaanden mits het betalen van een solidariteitsbijdrage van 7,5%. Met het wetsvoorstel krijgen de studenten voortaan tussen 1 oktober en 30 juni, 23 dagen extra waarin ze kunnen werken tegen een gunstige solidariteitsbijdrage van 12,5%.

Ze kunnen werken tijdens periodes van niet-verplichte aanwezigheid op school, dus tijdens weekends en schoolvakanties. Een student zal dus met oudejaar kunnen werken, wat vroeger niet kon, mits een gunstige solidariteitsbijdrage te betalen. Ook op het fiscale vlak treedt er een wijziging in. Ouders worden niet gepenaliseerd omdat hun kind meer werkt. Studenten worden niet fiscaal aangepakt omdat ze te veel werken. Het wetsvoorstel voorziet in een fiscale vrijstelling van 1.500 euro, na indexatie 2.120 euro.

Minister Van den Bossche heeft aangekondigd dat ze bij koninklijk besluit de regelgeving over de wachtperiodes zal wijzigen en dat de arbeidsdagen gepresteerd buiten de zomerperiode zullen kunnen worden verrekend in de wachtperiode.

Met het voorstel wint iedereen. De studenten hebben alvast zeer positief gereageerd. In een enquête uitgevoerd door Creyf's zei 83% van de studenten zeer gelukkig te zijn met deze uitbreiding en drie vierden dat ze waarschijnlijk gebruik zullen maken van de nieuwe regelgeving en willen werken buiten de zomerperiode. Het is ook een belangrijke stap voor de ouders. Studenten hebben tegenwoordig een ruimer sociaal leven en het is goed dat ze dat zelf kunnen bekostigen. Ook voor werkgevers is het een belangrijk instrument omdat het voorstel meer flexibiliteit biedt. De horecafederatie vertelde mij dat nu niemand kan worden gevonden om op oudejaar te werken, maar dat studenten dat wel willen. Er zal dus geen verdringingseffect optreden, maar de economische taart kan beter worden verdeeld.

Dat studenten van hun studentenarbeid meer nettoloon overhouden dan later van hun beroepsarbeid later is correct. Studenten kunnen echter geen sociale zekerheidsrechten opbouwen en sponsoren de sociale zekerheid via hun solidariteitsbijdrage.

Door hun werk leren studenten de arbeidsmarkt beter kennen en verwerven ze een arbeidsethos. Dat kan alleen maar positief zijn voor hun latere tewerkstelling. Eén op tien studenten vindt zijn eerste baan bij de werkgever waar hij als student heeft gewerkt.

Om al deze redenen hoop ik dat het wetsvoorstel straks wordt goedgekeurd.

De heer Lionel Vandenberghe (SP.A-SPIRIT). - Ik apprecieer het vele werk dat in de commissie werd verricht en ik zal het voorstel ook goedkeuren.

Ik wens echter de studenten te waarschuwen voor deze nieuwe maatregel. Ik heb dertig jaar in het onderwijsmilieu gewerkt waar ik me ook bezighield met studenten die vakantiewerk deden. Studenten moeten in de eerste plaats studeren. Het studieprogramma wordt er niet gemakkelijker op. Indien studenten toch moeten werken, omwille van financiële omstandigheden thuis, moeten in eerste instantie de universiteiten en de hogescholen bijspringen. Zij moeten ervoor zorgen dat de financiële drempel wordt verlaagd. In tweede instantie kunnen de studenten in de vakantieperiode werken. Vele studenten hebben echter geen vakantie want in de eerste kandidatuur slaagt maar 25 procent in de eerste zittijd.

De heer Stefaan Noreilde (VLD). - Ik merk dat de heer Vandenberghe veel voor de klas heeft gestaan.

We hebben duidelijk een verschillende visie. Studenten kunnen voor zichzelf beslissen of ze nog tijd hebben om te werken. Uit alle enquêtes blijkt dat de studenten, dank zij de studiebeurzen, gelijke startkansen krijgen. Minder dan 10 procent zegt dat ze bijklussen omdat ze hun studies niet kunnen betalen. De andere doen het omdat ze over voldoende vrije tijd beschikken en kiezen er zelf voor.

De heer Wouter Beke (CD&V). - We staan positief tegenover het voorstel.

Ik deel echter de bezorgdheid van de heer Vandenberghe. Het kan niet de bedoeling zijn dat we evolueren naar een samenleving waarin het nodig is te werken om te kunnen voortstuderen. Vandaag is dat maar in beperkte mate het geval. We moeten vermijden dat dit over tien of twintig jaar wel nodig zou zijn, zoals dat nu al het geval is in sommige landen.

Mevrouw Mia De Schamphelaere (CD&V). - Collega Noreilde heeft ondanks alle amendementen die na overleg met de regering werden aangenomen steeds vastgehouden aan zijn wetsvoorstel. Het is dan ook verheugend dat de voltallige Senaat zich eindelijk eens over een wetsvoorstel kan uitspreken. Meestal krijgt de commissie voor de Sociale Aangelegenheden van de regering te horen dat ze volop een wetsontwerp voorbereidt.

Sectoren als de horeca en winkels die werken voor de toeristische sector hebben nood aan flexibel inzetbaar personeel. Dit wetsvoorstel is dan ook een goed middel om het bestaande zwartwerk en de bestaande uitbuiting van jonge mensen weg te werken. Bovendien is het vanuit pedagogisch oogpunt nuttig dat jongeren vertrouwd raken met de arbeidswereld. De uitbreiding van de studentenarbeid mag echter niet leiden tot een verlaging van de studiebeurzen en de studieleningen.

Ik heb vernomen dat in de programmawet een regeling is opgenomen die identiek is aan dit wetsvoorstel. Kan de regering ermee instemmen dat de Senaat vasthoudt aan dit wetsvoorstel? Dit lijkt me mogelijk aangezien studentenarbeid niet echt een thema is dat rechtstreeks verband houdt met de budgettaire bepalingen van een programmawet.

De heer Bruno Tobback, minister van Leefmilieu en minister van Pensioenen. - Aangezien de Senaat vandaag reeds over dit wetsvoorstel stemt en de commissie regelmatig overleg heeft gepleegd met minister Van den Bossche, denk ik niet dat de minister hiertegen bezwaar zal maken.

Het is overigens een waar privilege dat ik vandaag als minister aanwezig kan zijn bij de goedkeuring van dit wetsvoorstel. De regering deelt trouwens de bekommernis van verschillende senatoren dat studeren eerst en vooral studeren is en pas in tweede instantie werken.

-De artikelen 1 tot 5 worden zonder opmerking aangenomen.

-Over het wetsvoorstel in zijn geheel wordt later gestemd.