3-115 | 3-115 |
De heer Etienne Schouppe (CD&V). - Op 1 juni 2001 heeft de regering beslist tot de aankoop van zeven transportvliegtuigen A400M met een bijzondere militaire uitrusting. In punt 3 van het regeringsbesluit terzake staat dat het vervolgcomité zo snel mogelijk moet samenkomen of: `Le comité de suivi concerné doit être réuni le plus rapidement possible.' In punt 4 staat dat de ministers van Begroting en Economie de ministerraad moeten informeren over het evenwichtige aandeel van Belgische bedrijven in die aankoop.
De aankoop geschiedt volgens de OCCAR-conventie, wat betekent dat 100% compensatiebestellingen naar België moeten terugvloeien. Op 26 mei heeft minister Flahaut dat in antwoord op mijn vraag niet ontkend.
Een achtste vliegtuig is bestemd voor Luxemburg, maar maakt deel uit van de Belgische bestelling.
In antwoord op mijn vraag van vorige week heeft minister Flahaut mij medegedeeld dat het vervolgcomité op 17 juni eerstkomend een eerste vergadering zou houden, dus vier jaar na de bestelling.
Voor de informatie aan de regering over het evenwichtige aandeel van de Belgische industrie werd ik verzocht mij te wenden tot minister Verwilghen en tot minister Vande Lanotte die zojuist het halfrond heeft verlaten.
Is het juist dat de regering nog geen enkele informatie over de compensatiebestellingen heeft ontvangen? Dat is toch hoogst merkwaardig na vier jaar. Zo ja, waarom?
Minister Flahaut deelt mee dat reeds voor 564.413.000 euro bestellingen bij Belgische firma's werden geplaatst. Hoe is de verdeling tussen Vlaanderen, Brussel en Wallonië?
Is de globaliseringsverdeelsleutel tussen de gewesten hierbij gevolgd?
Tegenover een theoretisch globaal pakket dat kan oplopen tot 1,3 miljard, moeten overeenkomstig de OCCAR-conventie dus nog veel compensatiebestellingen worden geplaatst, minstens voor 650 miljoen euro. Wat kan het bedrijfsleven van de drie gewesten in de nabije toekomst nog verwachten?
Aan de vooravond van de tentoonstelling op Le Bourget mag ik aannemen dat hierover op politiek niveau van gedachten is gewisseld.
De heer Marc Verwilghen, minister van Economie, Energie, Buitenlandse Handel en Wetenschapsbeleid. - Ik zal het A400M-programma voor alle duidelijkheid in het juiste kader plaatsen. In de ministerraad van 1 juni 2001 werd, op voordracht van de minister van Landsverdediging, beslist tot de aankoop van zeven A400M-toestellen voor de Belgische luchtmacht en één toestel voor Luxemburg. De aankoop van de acht toestellen bedroeg ongeveer 1,3 miljard euro. Het A400M-programma is een belangrijk Europees internationaal samenwerkingsverband waarop het principe van de juste retour van toepassing is. In dat systeem wordt gestreefd naar een return voor elke deelnemende staat, overeenkomstig de inbreng. Dat is een belangrijk verschil met de klassieke Belgische regelgeving voor economische compensaties voor de nationale aankoopprogramma's van Landsverdediging.
Ik beschik niet over alle noodzakelijke informatie om uitspraken te doen over de gerealiseerde economische return. Zowel mijn voorganger als ik drongen erop aan het vervolgcomité bijeen te roepen. Nu het comité zijn werkzaamheden kan starten, zal het de nodige gelegenheden moeten krijgen om het economische onderdeel in alle transparantie te onderzoeken. Ik meen dan ook dat het vervolgcomité in de eerste plaats moet streven naar een economische return voor de Belgische industrie en een evenwichtige verdeling van die industriële return in België. Het is ook wenselijk de follow-up van het A400M-programma uit te breiden tot het economische hoofdstuk, hetzij door systematische informatieverstrekking van Landsverdediging, hetzij door een vertegenwoordiger van de minister van Economie de vergaderingen van het A400M Programme Committee als waarnemer te laten volgen.
De heer Schouppe vraagt voorts wat er met het resterende deel, toch nog altijd 650 miljoen euro, zal gebeuren? Er zullen voor ons land in de toekomst nog heel wat gelegenheden tot return zijn. Ik denk aan de instrumentenbouwers en de vestigingen van centra voor training en/of wisselstukken.
Ik hoop dat het vervolgcomité na vier jaar eindelijk de nodige klaarheid kan brengen.
De heer Etienne Schouppe (CD&V). - Ik heb het antwoord van de minister goed begrepen en stel tot mijn grote spijt, of zelfs ergernis, vast dat hij niet op de hoogte is van de gevolgen van de bestelling voor de Belgische economie omdat het vervolgcomité nog niet bijeengekomen is. Minister Flahaut beloofde hier vorige week dat hij het comité op 17 juni eerstkomend zou bijeenroepen. Ik heb echter vernomen dat de agenda nog niet vastligt. Ik zal dit probleem opnieuw aansnijden in onze eerste vergadering na 17 juni, want de bestellingen zijn belangrijk in de huidige economische context, zowel voor Vlaanderen, Wallonië als Brussel. Het is voor ons een must dat die bestellingen in België geplaatst worden. Andere landen hechten veel belang aan de return. Ik hoop dat ons land de bedragen waarop het recht heeft spoedig effectief kan binnenhalen.
De heer Marc Verwilghen, minister van Economie, Energie, Buitenlandse Handel en Wetenschapsbeleid. - Uit mijn antwoord blijkt duidelijk dat ik de mening van de heer Schouppe deel. De compensaties moeten op een correcte en transparante manier worden gerealiseerd.
De heer Wim Verreycken (VL. BELANG). - Drie weken geleden werd in het kader van een vraag om uitleg identiek dezelfde vraag gesteld als vandaag. Het antwoord dat de minister van Landsverdediging toen gaf, is totaal tegengesteld aan dat van de minister van Economie vandaag.
Ik stel voor dat de voorzitter het Bureau voorstelt om na de vergadering van het opvolgingscomité van 17 juni 2005 een actualiteitendebat te organiseren zodat deze kwestie in de aanwezigheid van de minister van Landsverdediging grondig kan worden uitgepraat.
De voorzitter. - Als er drie vragen over hetzelfde onderwerp worden geagendeerd, kunnen we daarover een actualiteitendebat organiseren.
De heer Wim Verreycken (VL. BELANG). - Het Bureau kan daartoe ook zonder meer beslissen.