3-113 | 3-113 |
De voorzitter. - Mevrouw Sabine Laruelle, minister van Middenstand en Landbouw, antwoordt namens de heer Armand De Decker, minister van Ontwikkelingssamenwerking.
Mevrouw Sabine de Bethune (CD&V). - Al meerdere malen heb ik de opeenvolgende ministers van ontwikkelingssamenwerking een vraag om uitleg gesteld betreffende de gemeentelijke ontwikkelingssamenwerking. De problemen omtrent het programma blijven echter aanslepen.
Tot op heden is er nog altijd geen koninklijk besluit dat het programma voor 2005 regelt. Het koninklijk besluit dat het programma voor de internationale samenwerking voor 2004 regelde, werd pas gepubliceerd in juni 2004. Deze laattijdige regeling leverde heel wat problemen op voor gemeenten om hun programma's en projecten op te starten en te financieren. Zij verkeerden in grote onzekerheid! Dit jaar stelt zich dus hetzelfde probleem.
Tot mijn verbazing lees ik in het antwoord van de minister op een vraag van mijn collega Brigitte Wiaux in de Kamer (nr. 6315) dat de Vereniging van Belgische Steden en Gemeenten nog geen programma heeft ingediend voor 2005, terwijl volgens onze informatie al in november 2004 een dossier met een meerjarenprogramma werd ingediend.
We hebben eveneens moeten vaststellen dat de minister in de begroting van 2005 het budget heeft gereduceerd van 1,66 miljoen tot 0,60 miljoen euro. Het budget is dus niet veel meer dan een derde van wat er voorzien was in 2004. Gemeenten die zich ingeschreven hebben in het federale programma zullen in 2005 dus veel minder geld ontvangen.
De minister antwoordde op een van mijn vorige vragen dat het budget gereduceerd werd omdat de gemeenten in het verleden het budget lang niet opgebruikten. Ik heb de cijfers nagetrokken. Het verschil tussen het ingeschreven begrotingsbedrag en wat werd opgebruikt, bedroeg niet meer dan 20 procent. De begroting werd echter met twee derden verminderd. De gevolgen hiervan zijn legio: financiële problemen voor de gemeentebesturen om hun budget voor het ontwikkelingsbeleid rond te krijgen en annulering van projecten en programma's. Op mijn vraag om uitleg 3-533 antwoordde de minister: `Ik ben niet van plan projecten in gevaar te brengen. Daarom zal ik een inspanning doen om bij de eerstkomende begrotingsaanpassing meer middelen voor de gemeenten vrij te maken.'
In de toelichting op de begroting 2005 kondigt men aan werk te zullen maken van een meerjarenprogramma, na eerder uitstel in 2003 en 2004. De huidige regeling voorziet immers niet in structurele en langetermijnperspectieven. Steden en gemeenten moeten tot op heden jaarlijks een aanvraag indienen. In de praktijk betekent dit dat ze elk jaar opnieuw in de onzekerheid zijn of hun project of programma zal worden goedgekeurd. Ontwikkelingssamenwerking is het jongste decennium geëvolueerd van ad hoc-projecten en dito programma's tot een geïntegreerd, structureel en langetermijnbeleid. Er is dan ook dringend nood aan een beleidskader voor het gemeentelijke programma.
Ik stel verheugd vast dat de minister in hetzelfde antwoord op de vraag van collega Brigitte Wiaux positief is over de gemeentelijke ontwikkelingssamenwerking: `C'est extraordinaire!', zei hij. In het verleden was hij niet zo positief over het programma, net als zijn voorganger Marc Verwilghen. Dit verbaast ons, aangezien in 2001, 2002 en 2004 evaluaties werden uitgevoerd op verzoek van het kabinet en de administratie. Geen enkele evaluatie was negatief. Wel werden er telkens voorstellen gedaan ter verbetering. Een hele reeks aanbevelingen vergt echter een betere structurele begeleiding door de federale overheid.
Al meerdere malen heb ik gepleit om niet langer te werken met de Vereniging van Belgische Steden en Gemeenten, maar via de regionale verenigingen. Zij staan vandaag in voor de begeleiding van de gemeenten en maken samen met hen de programma's op. In tegenstelling tot de VBSG beschikken ze over de nodige expertise en capaciteiten. Dezelfde logica kan worden gevolgd als met andere indirecte partners zoals de NGO's en de universiteiten. Daarbij kan dan rekening worden gehouden met de dynamiek en de noden van de regio's.
Dertien Brusselse gemeenten hebben een samenwerkingsverband. In Vlaanderen bestaat er een decreet op gemeentelijke convenanten dat complementair kan zijn met het federale programma. Ook Wallonië legt andere accenten. In het antwoord op de vraag van collega Wiaux stel ik vast dat de minister de idee niet ongenegen is.
Op 3 mei 2005 werd de Internationale Koning Boudewijnprijs voor Ontwikkelingswerk 2004-2005 uitgereikt aan Ousmane Sy uit Mali. Hij is het boegbeeld van de decentralisatie en de hervorming van het bestuur in zijn land, maar ook in de subregio van West-Afrika. Ousmane Sy argumenteerde in de commissie Globalisering dat decentralisatie en versterking van het gemeentelijke bestuur in zijn land resulteerde in een betere democratie. Ten eerste omdat het beleid dichter bij de noden van de mensen staat en ten tweede, omdat de gewone burgers veel beter het gebruik van de eigen belastinggelden en de fondsen van de internationale donoren kunnen controleren.
De waardering voor het werk van Sy betekent dat de Belgische ontwikkelingssamenwerking meer belang hecht aan de ontwikkeling van lokale gemeenschappen en dus ook aan de partnerschappen tussen gemeenten in ons land en in het zuiden. De uitreiking van de prijs aan Ousmane Sy staat in schril contrast tot de vermindering van het budget voor de gemeentelijke ontwikkelingssamenwerking, waardoor deze ontwikkelingssamenwerking wordt ondergraven. Ik betreur het dat deze regering een politiek voert van `Kijk niet naar mijn daden, maar luister naar mijn woorden'.
Wanneer wordt het koninklijk besluit voor 2005 uitgevaardigd? Wat zijn de redenen voor de vertraging? Hoe wil men een laattijdige publicatie vermijden in de toekomst? Wat is het budget voor het gemeentelijke programma voor 2005? Werden de middelen bij de begrotingsaanpassing herzien? Hoe verloopt de voorbereiding van het meerjarenprogramma? Vanaf wanneer zal dit kunnen starten? Heeft de minister in het raam van het meerjarenprogramma en de evaluaties al stappen ondernomen om te komen tot een beleidskader en tot duidelijke richtlijnen in samenspraak met alle partners in het programma? Zal DGOS in de toekomst samenwerken met de regionale verenigingen van steden en gemeenten? Wat is het standpunt van de minister terzake?
Mevrouw Sabine Laruelle, minister van Middenstand en Landbouw. - Het is verheugend dat mevrouw de Bethune zoveel interesse aan de dag legt voor het programma van de gemeentelijke ontwikkelingssamenwerking.
De administratieve afhandeling van dit programma is in het verleden niet steeds probleemloos verlopen. Volgens minister De Decker is dit vooral te wijten aan het feit dat de Belgische Ontwikkelingssamenwerking in het verleden slechts één partner had: de Vereniging van Belgische Steden en Gemeenten. Die vereniging heeft de afgelopen jaren een groot deel van haar activiteiten aan de regionale verenigingen overgedragen teneinde uitwerking te geven aan de opeenvolgende institutionele hervormingen.
Ook het programma van de gemeentelijke ontwikkelingssamenwerking is reeds jaren in handen van de regionale verenigingen, die onder de koepel van de Vereniging van Belgische Steden en Gemeenten een gezamenlijk programma moesten indienen. Dit maakte de procedure nogal zwaar, waardoor de programma's vaak laattijdig werden ingediend. Hierdoor liep ook de administratieve afhandeling vertraging op.
Dat is ook dit jaar nog steeds het geval. De Vereniging van Belgische Steden en Gemeenten dient bij het departement één programma in. Het is dus niet voldoende dat de VVSG reeds enkele maanden een eigen programma heeft opgesteld.
De administratie heeft het definitieve programma voor 2005 van de Vereniging van Belgische Steden en Gemeenten pas half mei ontvangen. Nu kan dus de procedure worden opgestart voor de opmaak van het koninklijk besluit en de uitbetaling van de subsidies. Ondanks alle administratieve moeilijkheden gaat het om een zeer waardevol programma. De Belgische gemeenten uit de drie gewesten zijn echt gemotiveerd om er een succes van te maken. Minister De Decker heeft dan ook de bedoeling om de administratieve afhandeling grondig aan te pakken.
Vanaf volgend jaar zullen de drie regionale verenigingen een programma kunnen indienen. Hierdoor zullen ze makkelijker eigen accenten kunnen leggen. Binnenkort zal het overleg met de Vereniging van Belgische Steden en Gemeenten en de drie regionale verenigingen worden opgestart om tot een akkoord te kunnen komen over de budgetverdeling.
Het budget voor dit jaar werd tijdens de begrotingsaanpassing niet herzien. Gelet op de tijd die intussen is verstreken, kan men zich afvragen of dat zinvol zou zijn geweest. In 2006 zal het budget voor de ontwikkelingsacties op initiatief van de gemeenten worden verhoogd. Het budget zal volgens een nog te bepalen verdeelsleutel onder de drie verenigingen worden verdeeld. Zodra de gesprekken met de regionale verenigingen over de budgetverdeling afgerond zijn, zal de voorbereiding van het meerjarenprogramma kunnen worden opgestart.
Mevrouw Sabine de Bethune (CD&V). - De beslissing om vanaf volgend jaar met de regionale verenigingen te werken is strategisch een juiste beslissing. Ik kan de minister alleen maar aanmoedigen om hierbij snel te werken, want als de onderhandelingen worden gevoerd tegen hetzelfde tempo als in de voorbije maanden, dan zijn we bezig tot het einde van de legislatuur.
Op punt van het budget wil ik de minister wel tegenspreken. Hij beloofde uitdrukkelijk het budget te verhogen. Vorig jaar bedroeg het 1,6 miljoen euro waarvan volgens mijn informatie 1,4 miljoen werd uitgegeven. Dit jaar is het budget herleid tot 0,6 miljoen euro, dus minder dan helft van wat vorig jaar effectief werd uitgegeven. Het klopt natuurlijk dat minder werd uitgegeven dan begroot, maar dat is nog altijd heel wat meer dan het budget waarvan er nu sprake is. Met het terugschroeven van het budget dwingt de minister de gemeenten tot het halveren van de inspanningen die ze tot nog toe de facto hebben gedaan.
De minister zegt af te wachten hoe de gemeenten het budget zullen verdelen, maar dat wordt natuurlijk een onmogelijke opdracht voor de drie verenigingen. We weten nu al dat ze uit die discussie nooit zullen uit geraken. Een dergelijke beslissing getuigt niet van goede trouw. Ik kan dus alleen betreuren dat de inspanning van de federale overheid zo klein is en dat nog wel een paar weken nadat de Internationale Koning Boudewijnprijs voor Ontwikkelingswerk is toegekend aan een man die in de wereld bekend staat voor zijn aandacht voor de gemeentelijke ontwikkeling. Dit is beschamend.
Mevrouw Sabine Laruelle, minister van Middenstand en Landbouw. - Ik zal deze opmerkingen doorgeven aan minister De Decker.