3-113

3-113

Sénat de Belgique

Annales

JEUDI 26 MAI 2005 - SÉANCE DE L'APRÈS-MIDI

(Suite)

Demande d'explications de M. Frank Creyelman au premier ministre, au vice-premier ministre et ministre du Budget et des Entreprises publiques et au ministre de l'Économie, de l'Énergie, du Commerce extérieur et de la Politique Scientifique sur «l'arrêt de la croissance économique» (nº 3-814)

Mme la présidente. - M. Bruno Tobback, ministre de l'Environnement et ministre des Pensions, répondra.

De heer Frank Creyelman (VL. BELANG). - De economische groei in ons land is tijdens het eerste kwartaal volledig stilgevallen. Het vertrouwen van consumenten en investeerders in onze economie is tot ver beneden nul gedaald. Bovendien kampen we momenteel met torenhoge olieprijzen die alles behalve bijdragen tot een goed investeringsklimaat en die dus voor een groot deel de oorzaak vormen van de huidige economische groeivertraging.

De recente groeiraming van het Instituut voor de nationale rekeningen duidt op een plots stilvallen van de productiegroei van goederen en diensten tijdens de eerste maanden van 2005.

De economische groei vertraagde sinds begin april 2004 naar 1,9 procent. Over heel 2004 bedroeg de productiegroei 2,7 procent. Bovendien zijn de vooruitzichten ongunstig aangezien de eerste ramingen voor april 2005 erop wijzen dat het tweede kwartaal nog slechter wordt dan het eerste. Dat is inmiddels overigens al bewezen. De kwartaalgroei van het BBP daalde van 0,3 procent in het vierde kwartaal van vorig jaar tot 0 procent in het eerste kwartaal van 2005.

De sterke verzwakking van de conjunctuur heeft belangrijke negatieve gevolgen voor de arbeidsmarkt en de overheidsfinanciën.

De regering ging bij de begrotingscontrole nog uit van een groei van 2,2 procent. De economische groei bevindt zich echter in een vertragende fase en dus valt te verwachten dat deze tijdens de komende drie kwartalen van 2005 nog zal vertragen. De cijfers vertonen immers een dalende lijn. Een economische groei van 2,2% tijdens 2005 is niet realistisch en zeer onwaarschijnlijk omdat de economie, die toch duidelijk aan het vertragen is, dan bijna op hetzelfde peil zou uitkomen als vorig jaar.

Tijdens de begrotingscontrole werd er weliswaar een appeltje voor de dorst van 200 miljoen euro opzijgezet voor het geval de prognoses niet zouden worden gehaald. Intussen is het duidelijk dat dit bedrag helemaal niet voldoende zal zijn. De begrotingscontrole is nu reeds achterhaald ingevolge de economische groeivertraging.

Het valt moeilijk te ontkennen dat het niet goed gaat met ons land en dat we op economisch vlak met een aantal alarmerende ramingen worden geconfronteerd. Welke maatregelen werden genomen of worden overwogen om het economisch beleid bij te sturen en in te spelen op de groeivertraging?

Wat doet de regering concreet en hoever staat het met de maatregelen die de Ministerraad in Gembloers nam om nieuwe buitenlandse investeringen aan te trekken?

Hoe overweegt de regering op korte termijn de economische groei te stimuleren?

Welke maatregelen werden genomen of worden overwogen om het begrotingstekort, dat gelet op de economische groeivertraging onafwendbaar is, in te dijken?

Overweegt de regering besparingen om de begroting vooralsnog in evenwicht te houden? Zo ja, welke?

De heer Bruno Tobback, minister van Leefmilieu en minister van Pensioenen. - Bij de begrotingscontrole van april ging de regering voor 2005 uit van een economische groei van 2,2%. Die raming stemde op dat ogenblik volkomen overeen met de vooruitzichten van het Planbureau, de Europese commissie en het IMF. We waren ons evenwel bewust van een aantal risico's die de groeiraming nog verder konden aantasten. De evolutie van cruciale macro-economische entiteiten, zoals de olieprijzen, de dollarkoers en de economieën in de Verenigde Staten en in Azië, zijn op het ogenblik zo onzeker geworden dat het uiterst moeilijk wordt om, zelfs op korte termijn, het conjunctuurverloop te voorspellen.

Sinds de raming van het Instituut voor de nationale rekeningen van 27 april 2005 wordt de groei van de economie in België voor 2005 op 1,8% geschat. Om de mogelijke negatieve evolutie van de economie op te vangen, werd er een conjunctuurbuffer van 200 miljoen euro ingebouwd, waarvan 150 miljoen euro in de fiscale ontvangsten en 50 miljoen euro in de sociale zekerheid.

De minister van Begroting wijst erop dat de neerwaartse lijn in de cijfers niet tot voorbarige conclusies mag leiden omdat de huidige onzekerheid over de evolutie van de conjunctuur in Europa niet uitsluit dat er in de tweede helft van 2005 een heropleving zou komen. Zo zou het terugkeren van de rust op de oliemarkt volstaan om de positieve economische cyclus weer op gang te trekken. Een recessie of een lange periode van laagconjunctuur is op het ogenblik even onzeker als een nieuwe conjuncturele piek. Er is dus geen reden om aan de alarmbel te trekken, maar waakzaamheid is geboden.

Bovendien werd erop gewezen dat er geen verband is tussen de economische groei enerzijds, en de gevolgen daarvan voor de overheidsfinanciën anderzijds. Zo hebben de fiscale ontvangsten zich na een zwakke prestatie gedurende de eerste twee maanden van 2005 hersteld.

Ondanks de minder gunstige conjunctuur stegen de BTW-ontvangsten in maart. Sociale bijdragen en bedrijfsvoorheffing toonden in het eerste kwartaal een positief resultaat. De voorafbetalingen van bedrijven namen in april toe met 10%. Uit de meest recente cijfers blijkt dat de totale fiscale ontvangsten in april groeiden met 6,7%. De toestand van de openbare financiën is dus geenszins alarmerend. Toch neemt de regering geen risico's. Naast de creatie van de conjunctuurbuffer zal er, met het oog op een permanente evaluatie van de begrotingsdoelstellingen, een maandelijkse opvolging van de begrotingsuitvoering gebeuren via een systeem van boordtabellen. Dat systeem zal voor de eerste maal in juni aan de Ministerraad worden voorgelegd. Die tabellen zorgen voor een doorlopende evaluatie van alle maatregelen die in de verschillende departementen en sectoren werden genomen. Om het budgettaire evenwicht te verzekeren zullen ook de voornaamste ontvangsten- en uitgavenstromen van dichtbij worden gevolgd. Een stand van zaken zal in de derde week van juni worden opgemaakt.

De regering is er al vijf jaar op rij in geslaagd om de begroting in evenwicht te houden door een rigoureuze monitoring, ook in de economisch moeilijke jaren. De laatste vijf jaar heeft de Europese commissie in haar `spring forecast' de Belgische begroting een tekort bij ongewijzigd beleid voorspeld en iedere keer houdt de regering zich aan haar engagement om een evenwicht te bewaren door de begroting bij te sturen en eventueel bijkomende maatregelen te nemen. Dat heeft ons bij de Europese commissie een grote geloofwaardigheid opgeleverd.

Indien de OESO-raming van deze week zou worden bewaarheid en de economische groei dit jaar zou terugvallen tot 1,3%, zullen bijkomende maatregelen nodig zijn. Tegelijk moet erop worden gewezen dat het Planbureau vandaag de economische groei voor 2005 heeft geraamd op 1,7%. Dat biedt heel andere vooruitzichten. In elk geval zal tijdens de derde week van juni een stand van zaken worden opgemaakt.

Wat de uitvoering van de maatregelen van de Ministerraad van Gembloux betreft, heeft het structureel beleid van de regering om de overheidsinkomsten en de sociale zekerheid te baseren op een bredere basis van inkomsten en dus de factor arbeid minder te belasten, effectief gevolgen. De lastendruk op arbeid neemt op beduidende wijze af. De regering voert tevens het interprofessioneel akkoord uit. De budgettaire gevolgen daarvan zijn verwerkt in de begrotingscontrole. Ik verwijs naar de maatregelen inzake overuren, ploegenarbeid en versterking van de werkbonus en de oprichting van een fonds om de overgang van wetenschappelijk onderzoek naar productieve investeringen en werk te stimuleren. Ik verwijs ook naar de beslissing over de ruling. Bij het nemen van een investeringsbeslissing is de voorafgaande fiscale rechtszekerheid een cruciaal element voor de kandidaat investeerders. Investeerders kunnen nu via ruling zekerheid krijgen over de interpretatie van een bepaalde fiscale maatregel. Daardoor zijn ze minder afhankelijk van de beoordeling achteraf door de administratie. Binnen de FOD Financiën werd een aparte dienst voor voorafgaande beslissingen opgericht. Die is sinds 1 januari 2005 operationeel met ongeveer veertig hoog gekwalificeerde medewerkers. De beslissingen worden genomen door een vierkoppig college. De dienst is gevestigd in de Wetstraat 62. De eerste reacties vanuit het bedrijfsleven op die dienst zijn zeer positief.

Over de coördinatiecentra heeft de Europese commissie in februari 2003 geoordeeld dat het oorspronkelijke regime niet verenigbaar was met de regels inzake overheidssteun. Het nieuwe regime van 2002 werd door de commissie goedgekeurd, maar biedt onvoldoende rechtszekerheid voor de financiële activiteiten van de coördinatiecentra. Daarom werd beslist het nieuwe regime te laten verdwijnen. De regering heeft met de zogenaamde notionele intrestaftrek een alternatief ontwikkeld.

Het wetsontwerp werd begin mei ingediend in de Kamer, waar het gisteren door de bevoegde commissie werd goedgekeurd. Waarschijnlijk wordt het nog vóór het zomerreces definitief goedgekeurd door het Parlement. Daarna zal de regering deze fiscale maatregel, één van de meest innoverende van de jongste jaren, zeker promoten.

De heer Frank Creyelman (VL. BELANG). - Ik geef als eerste toe dat het stilvallen van de economische groei grotendeels te wijten is aan een internationaal gegeven waarop een klein land als het onze niet altijd kan inspelen. Dat betekent evenwel niet dat de regering niets hoeft te doen. Om in te spelen op een aantal van die economische gegevens moeten onder meer buitenlandse investeringen worden aangetrokken. De regering heeft weliswaar maatregelen genomen op het gebied van de loonkost, maar in een studie van de Britse consultant Mercer wordt bevestigd dat België riant op kop staat inzake loonkosten. Een werknemer in ons land kost gemiddeld 53.577 euro of bijna tweemaal het Europese gemiddelde van 28.269 euro. Door de enorme sociale bijdragen zakt België naar de vierde plaats wat het nettoloon betreft. De regering moet beseffen dat die zeer hoge loonkosten bijzonder nefast zijn voor het aantrekken van buitenlandse investeringen.

Ook het succesverhaal van de lagere vennootschapsbelastingen wordt vakkundig onderuit gehaald door een studie van de KUL. België heeft, na Italië, de tweede hoogste feitelijke druk in de Europese Unie. De KUL becijferde bovendien dat een verlaging van het officiële Belgische tarief van 33,99% tot het Europese gemiddelde van 26,8% minstens 2,7 miljard extra bedrijfsinvesteringen zal opleveren.

De algemene verlaging van de belastingdruk waar de regering al enige tijd mee uitpakt, is evenmin zaligmakend. Einde januari publiceerde Eurostat nieuwe gegevens over de evolutie van de belastingen in de Europese lidstaten tot 2003. Met een belastingdruk van 48,1% bezet België nog steeds onbedreigd de derde plaats in de Europese Unie. Enkel Zweden en Denemarken kennen een hogere fiscale druk, terwijl het Europese gemiddelde maar 41,5% bedraagt. Bovendien int de overheid meer taksen en accijnzen als gevolg van de hogere olieprijzen. Het enige middel dat een klein land als het onze heeft om de vertraging van de economische groei op te vangen is een aanpassing van onze interne regelgeving. Dat gebeurt tot nog toe te weinig.