Vragen en Antwoorden

BELGISCHE SENAAT


Bulletin 3-38

ZITTING 2004-2005

Vragen van de Senatoren en antwoorden van de Ministers

(N.): Vraag gesteld in het Nederlands - (Fr.): Vraag gesteld in het Frans


Minister van Ontwikkelingssamenwerking

Vraag nr. 3-1975 van mevrouw de Bethune d.d. 7 januari 2005 (N.) :
Luxemburgse voorzitterschap van de Europese Unie. — Ontwikkelingssamenwerking.

De Europese Unie heeft een bevoegdheid inzake ontwikkelingssamenwerking die steunt op de volgende artikelen van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap (EG-verdrag) :

— § 177-181 (130U-130Y) — algemene bepalingen;

— § 310 (238) — overeenkomst van Cotonou en een aantal associatie-overeenkomsten;

— § 133 (113) — stelsel van algemene preferenties en samenwerkingsovereenkomsten;

— § 308 (235) — financiële en technische bijstand aan ontwikkelingslanden in Azië en Latijns-Amerika.

In de eerste jaarhelft van 2005 is Luxemburg voorzitter van de Europese Raad.

Daarom kreeg ik graag van de geachte minister een antwoord op de volgende vragen :

1. Wat zijn de agendapunten inzake ontwikkelingssamenwerking voor het Luxemburgse voorzitterschap ?

2. Welke standpunten heeft België ingenomen inzake deze agendapunten ?

Antwoord : Het Luxemburgse voorzitterschap coördineerde samen met de Europese Commissie de eerste humanitaire en politieke respons na de tsunami in de Indische Oceaan. Nu is het zaak toe te zien op de uitvoering van het actieplan van de Europese Unie dat door de Raad op 31 januari 2005 werd aangenomen. Dit actieplan is het raamwerk van alle initiatieven die de Unie en de lidstaten hebben genomen of nog van plan zijn te nemen om het hoofd te bieden aan de gevolgen van de aardbeving en de daaropvolgende tsunami in de Indische Oceaan. Het plan beoogt een betere coördinatie van de op alle niveaus en gebieden (analyse, planning van de middelen, operationele leiding enz) ter beschikking gestelde middelen om aldus de gevolgen van soortgelijke gebeurtenissen nu en in de toekomst efficiënter te ondervangen. Op de vergadering van 25 en 26 april 2005 zal de Raad, in aanwezigheid van de ministers van Ontwikkelingssamenwerking de stand van zaken bespreken. België is voorstander van een versterking van het reactievermogen van de Unie.

In 2005 wordt in de Verenigde Naties gedebateerd over de nieuwe uitdagingen van de 21e eeuw. Naast de Millenniumdoelstellingen (MDG) komen ook de institutionele hervorming van de VN, de wereldwijde bedreigingen en veiligheid aan bod. In september 2005 heeft in New York een topvergadering plaats waar staatshoofden en regeringsleiders globaal zullen bekijken wat er van de uitvoering van de MDG is geworden. Op die vergadering zullen zij ook van gedachten wisselen over de acties die nog nodig zijn om de MDG tegen 2015 te verwezenlijken.

Het Luxemburgse voorzitterschap zal het EU-standpunt voor deze top voorbereiden. Aangezien de EU bovenaan de lijst van internationale donoren op het gebied van ontwikkelingshulp staat, is een rol van betekenis voor haar weggelegd. Op de vergadering van de Raad algemene Zaken en Buitenlandse Betrekkingen van 22 en 23 november 2004, heeft de Raad andermaal de gemeenschappelijke wens uitgesproken dat de EU een voortrekkersrol in het proces krijgt toebedeeld. De Raad heeft erop gewezen hoe belangrijk het is dat de EU een doortastende en gecoördineerde bijdrage levert (tegen de achtergrond van de reeds geboekte resultaten), met het oog op het halen van de MDG. Voorts werd overeengekomen dat de EU zal aansturen op een internationaal debat over bijkomende maatregelen die de verwezenlijking van de MDG dichterbij kunnen brengen, met name in sub-Sahara-Afrika. De EU zal het debat openen over nieuwe doelstellingen op het gebied van officiële ontwikkelingshulp. De Commissie zou eerlang een mededeling over de MDG doen.

Onder Luxemburgs voorzitterschap hebben de bevoegde instanties van de Raad de deelname voorbereid van de EU aan het tweede forum op hoog niveau betreffende de harmonisering en de afstemming die de hulp efficiëntie moeten maken (Parijs, 1-2 maart 2005). België heeft, zoals de EU, de Verklaring van Parijs gesteund over de doeltreffendheid van de hulp.

Op aidsgebied wordt voorbereidend werk verricht in de aanloop naar de Donorconferentie voor het Wereldfonds voor de bestrijding van aids, tuberculose en malaria die in september 2005 in het Verenigd Koninkrijk wordt gehouden. Onder het Luxemburgse voorzitterschap zal een nieuw « extern actiekader van de EU voor de bestrijding van HIV/aids, malaria en tuberculose » worden bestudeerd. Het voorzitterschap pleit voor een evenwichtige verhouding tussen aidspreventie en aidsbehandeling. België benadrukte hierbij dat opsporing, preventie en zorg de inzet van voldoende en geschikte menselijke hulpbronnen vereisen.

De Commissie wil de Gemeenschappelijke Verklaring die de Raad en de Commissie in november 2000 aflegden over het ontwikkelingsbeleid van de EG, opnieuw bespreken. Dit zal onder het Luxemburgse voorzitterschap gebeuren. België pleit ervoor dat armoedestrijding als hoeksteen van het ontwikkelingsbeleid het aandachtspunt blijft, overeenkomstig de Millenniumverklaring en de vele internationale verbintenissen in dit verband.

In het licht van de financiële vooruitzichten van de Unie wordt het voorstel van de Commissie onder de loupe genomen dat de oprichting behelst van een instrument voor ontwikkelingssamenwerking en economische samenwerking.

Een ander punt van belang zijn de basisproducten, met name de uitvoering van het EU-actieplan inzake basislandbouwproducten en van het partnerschap EU-Afrika dat gericht is op de ondersteuning van de katoensector in de ontwikkelingslanden.

In de samenwerking ACS-EU is een herziening van het akkoord van Cotonou gepland, krachtens het mandaat dat door de Raad aan de Commissie werd toegekend, evenals de bespreking van een overeenkomst voor de opneming van het EOF in de begroting en van de oprichting van een 10e EOF. De verdere onderhandelingen over de economische partnerschapsovereenkomsten (EPA) zouden tegen 2007 moeten afgerond zijn. De dertiende zitting van de Raad van ministers ACS-EU heeft plaats in mei 2005.

De Unie vervolgt haar werkzaamheden om de lopende onderhandelsingsronde in de WTO te kunnen beëindigen. De door de EU gehanteerde invalshoek met betrekking tot het Doha-ontwikkelingsprogramma gaat uit van een doorgedreven liberalisering van het handelsverkeer, versterkte handelsvoorschriften en een vermindering van de armoede door een vergaande integratie van de ontwikkelingslanden in de wereldhandel. Het akkoord dat op 1 augustus 2004 in de Algemene Raad van de WTO tot stand kwam, is het raamwerk waarmee in de onderhandelingen kan worden gewerkt om resultaten te boeken die in de lijn liggen van het Doha-ontwikkelingsprogramma. In het vooruitzicht van de volgende ministervergadering van de WTO die in december 2005 plaatsheeft in Hongkong, zal de Unie werk maken van een constructieve samenwerking met de andere WTO-leden.

Tot slot is de goedkeuring van een nieuw algemeen preferentiestelsel (APS) voor 2006-2008 in het vooruitzicht gesteld.