3-1162/2

3-1162/2

Belgische Senaat

ZITTING 2004-2005

24 MEI 2005


Wetsontwerp tot wijziging van artikel 216ter van het Wetboek van strafvordering, teneinde de dienstverlening opnieuw in te voeren in het kader van de bemiddeling in strafzaken


Evocatieprocedure


AMENDEMENTEN


Nr. 1 VAN MEVROUW NYSSENS

Opschrift

Het opschrift van het wetsontwerp vervangen als volgt :

« Wetsontwerp tot wijziging van artikel 216ter van het Wetboek van strafvordering, de artikelen 1 en 1bis van de wet van 29 juni 1964 betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie en de wet van 17 april 2002 tot invoering van de werkstraf als autonome straf in correctionele zaken en in politiezaken teneinde de dienstverlening opnieuw in te voeren in het kader van de bemiddeling in strafzaken en van de probatieopschorting en het probatie-uitstel. »

Verantwoording

Dit amendement strekt ertoe het opschrift van het wetsontwerp te wijzigen om de dienstverlening in het kader van de probatieopschorting of het probatie-uitstel opnieuw in te voeren.

Nr. 2 VAN MEVROUW NYSSENS

Art. 3 (nieuw)

Een artikel 3 (nieuw) invoegen luidende :

« Artikel 3

In artikel 1, § 3, van de wet van 29 juni 1964 betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie, ingevoegd door de wet van 22 maart 1999 en gewijzigd door de wet van 17 april 2002, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

A. In het eerste lid worden de woorden « of werkstraf » geschrapt;

B. In hetzelfde lid worden de woorden « dienstverlening te verrichten of » ingevoegd tussen de woorden « in kracht van gewijsde is gegaan, » en de woorden « een bepaalde opleiding te volgen »;

C. Hetzelfde lid wordt aangevuld met een tweede volzin luidende : « De dienstverlening en de opleiding kunnen eveneens samen worden opgelegd. »;

D. In het tweede lid worden de woorden « Voor dezelfde feiten kan opleiding » vervangen door de woorden « Voor dezelfde feiten kunnen dienstverlening of opleiding »;

E. In hetzelfde lid, tweede volzin, worden de woorden « dienstverlening of » ingevoegd tussen de woorden « het aantal uren » en het woord « opleiding ».

Verantwoording

Dit amendement wil de dienstverlening opnieuw invoeren in het kader van de probatie-opschorting en het probatie-uitstel.

De artikelen 8, 11 en 12 van de wet van 17 april 2002 willen de dienstverlening afschaffen waartoe is beslist in het kader van de strafbemiddeling of als voorwaarde van probatie-opschorting of probatie-uitstel. Ook willen die artikelen de dienstverlening vervangen door de autonome werkstraf. Het koninklijk besluit vastgesteld met toepassing van artikel 15 van dezelfde wet, bepaalt dat die artikelen op 1 mei 2004 in werking treden (koninklijk besluit van 18 juni 2003, Belgisch Staatsblad 17 juli 2003, eerste uitgave).

Artikel 393 van de programmawet van 22 december 2003 (Belgisch Staatsblad van 30 december 2003) voert evenwel een overgangsregeling in die toestaat de dienstverlening bij wijze van probatiemaatregel op te leggen tot 30 april 2004 en bepaalt dat die maatregel uitdooft op 1 mei 2005. Die termijn van een jaar maakt het mogelijk de dienstverlening tot aan het einde te begeleiden, aangezien de wet bepaalt dat de dienstverlening verricht moet worden binnen 12 maanden na de eindbeslissing.

Nu is het evenwel zo dat men het best kan terugkomen op dat initiatief.

Immers, de werkstraf en de dienstverlening zijn bedoeld voor twee soorten personen en komen tegemoet aan verschillende behoeften :

— de werkstraf is een autonome straf en wil in de eerste plaats een alternatief bieden voor de korte gevangenisstraffen. Van nature geldt zij voor feiten waarvoor de rechter geen uitstel kan of wil verlenen;

— de dienstverlening is een probatievoorwaarde die gekoppeld wordt aan opschortings- of uitstelmaatregelen of een maatregel waartoe wordt beslist in het kader van de strafbemiddeling.

Daar komt nog bij dat de werkstraf oorspronkelijk een antwoord bood op de al te beperkte draagwijdte van de wet op het uitstel. Verdwijnt de dienstverlening, dan zou dat paradoxaal leiden tot een verarming op het gebied van de wetgeving :

— probatie-uitstel met dienstverlening biedt de kans de rechtzoekende te begeleiden en in bepaalde gevallen hem een structuur te geven zodat hij opnieuw kan deelnemen aan het sociaal en beroepsleven; de dienstverlening kan ook streven naar de reclassering van de persoon;

— zoals uit zijn naam blijkt, wil de werkstraf alleen een werk doen uitvoeren. De veroordeelde krijgt geen enkele vorm van begeleiding of sociale opvang. Het gaat louter om een straf.

Niets kan dus beletten dat die twee maatregelen naast elkaar bestaan omdat de doelgroep en de doelstellingen van elkaar verschillen.

Het ziet er daarenboven naar uit dat sedert de invoering van de werkstraf er ongeveer 20 % meer dienstverlening is uitgesproken (1) .

Niet alleen kunnen die twee maatregelen naast elkaar bestaan maar bovendien is die toestand ook gunstig voor de ontwikkeling van elk ervan.

Nr. 3 VAN MEVROUW NYSSENS

Art. 4 (nieuw)

Een artikel 4 (nieuw) toevoegen, luidende :

« Artikel 4

In artikel 1bis van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 28 maart 2000 en gewijzigd bij de wet van 17 april 2002, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

A. Paragraaf 1 wordt vervangen als volgt :

« § 1. De dienstverlening bestaat in een activiteit waarvan de duur ten minste twintig uur en ten hoogste tweehonderdveertig uur bedraagt. De probatiecommissie bepaalt, na de betrokkene gehoord te hebben en rekening houdend met diens opmerkingen, de aard van de te verrichten dienstverlening, die moet aansluiten bij zijn lichamelijke en verstandelijke geschiktheid, en de instelling of vereniging bij welke ze verricht moet worden. Hierbij kan tevens rekening worden gehouden met de belangen van de eventuele slachtoffers.

De duur van de opleiding bedraagt ten minste twintig uur en ten hoogste tweehonderdveertig uur. De probatiecommissie bepaalt, na de betrokkene gehoord te hebben en rekening houdend met diens opmerkingen, de aard van de opleiding, die moet aansluiten bij zijn lichamelijke en verstandelijke geschiktheid, en de plaats waar ze gevolgd moet worden. Hierbij kan tevens rekening worden gehouden met de belangen van de eventuele slachtoffers.

Indien dienstverlening en opleiding samen worden opgelegd, bedraagt de gezamenlijke duur ten minste twintig uur en ten hoogste tweehonderdveertig uur.

De dienstverlening wordt door de delinquent kosteloos verricht tijdens de vrije tijd waarover hij naast zijn eventuele school- of beroepsactiviteiten beschikt. »

B. Paragraaf 2 wordt vervangen als volgt :

« § 2. Alleen bij de openbare diensten van de Staat, de gemeenten, de provincies, de gemeenschappen en gewesten of bij de verenigingen zonder winstoogmerk of stichtingen met een sociaal, wetenschappelijk of cultureel doel kan de opleiding worden gevolgd en de dienstverlening worden verricht.

De dienstverlening mag niet bestaan in arbeid die in de aangewezen openbare instelling of private vereniging gewoonlijk door bezoldigde werknemers wordt verricht.

De procureur des Konings stelt de minister van Justitie geregeld in kennis van de instellingen waarbij dienstverlening wordt verricht. »

C. In § 3 worden de woorden « De opleiding kan » vervangen door de woorden « De dienstverlening of de opleiding kunnen » en worden de woorden « dat de betrokkene daadwerkelijk een opleiding kan volgen » vervangen door de woorden « dat de betrokkene daadwerkelijk dienstverlening kan verrichten of een opleiding kan volgen ».

Verantwoording

Dit amendement wil de dienstverlening opnieuw invoeren in het kader van de probatie-opschorting en het probatie-uitstel.

De artikelen 8, 11 en 12 van de wet van 17 april 2002 willen de dienstverlening afschaffen waartoe is beslist in het kader van de strafbemiddeling of als voorwaarde van probatie-opschorting of probatie-uitstel. Ook willen die artikelen de dienstverlening vervangen door de autonome werkstraf. Het koninklijk besluit vastgesteld met toepassing van artikel 15 van dezelfde wet, bepaalt dat die artikelen op 1 mei 2004 in werking treden (koninklijk besluit van 18 juni 2003, Belgisch Staatsblad 17 juli 2003, eerste uitgave). Artikel 393 van de programmawet van 22 december 2003 (Belgisch Staatsblad van 30 december 2003) voert evenwel een overgangsregeling in die toestaat de dienstverlening bij wijze van probatiemaatregel op te leggen tot 30 april 2004 en bepaalt dat die maatregel uitdooft op 1 mei 2005. Die termijn van een jaar maakt het mogelijk de dienstverlening tot aan het einde te begeleiden, aangezien de wet bepaalt dat de dienstverlening verricht moet worden binnen 12 maanden na de eindbeslissing.

Nu is het evenwel zo dat men het best kan terugkomen op dat initiatief.

Immers, de werkstraf en de dienstverlening zijn bedoeld voor twee soorten personen en komen tegemoet aan verschillende behoeften :

— de werkstraf is een autonome straf en wil in de eerste plaats een alternatief bieden voor de korte gevangenisstraffen. Van nature geldt zij voor feiten waarvoor de rechter geen uitstel kan of wil verlenen;

— de dienstverlening is een probatievoorwaarde die gekoppeld wordt aan opschortings- of uitstelmaatregelen of een maatregel waartoe wordt beslist in het kader van de strafbemiddeling.

Daar komt nog bij dat de werkstraf oorspronkelijk een antwoord bood op de al te beperkte draagwijdte van de wet op het uitstel. Verdwijnt de dienstverlening, dan zou dat paradoxaal leiden tot een verarming op het gebied van de wetgeving :

— probatie-uitstel met dienstverlening biedt de kans de rechtzoekende te begeleiden en in bepaalde gevallen hem een structuur te geven zodat hij opnieuw kan deelnemen aan het sociaal en beroepsleven; de dienstverlening kan ook streven naar de reclassering van de persoon;

— zoals uit zijn naam blijkt, wil de werkstraf alleen een werk doen uitvoeren. De veroordeelde krijgt geen enkele vorm van begeleiding of sociale opvang. Het gaat louter om een straf.

Niets kan dus beletten dat die twee maatregelen naast elkaar bestaan omdat de doelgroep en de doelstellingen van elkaar verschillen.

Het ziet er daarenboven naar uit dat sedert de invoering van de werkstraf er ongeveer 20 % meer dienstverlening is uitgesproken (2) .

Niet alleen kunnen die twee maatregelen naast elkaar bestaan maar bovendien is die toestand ook gunstig voor de ontwikkeling van elk ervan.

Nr. 4 VAN MEVROUW NYSSENS

Art. 5 (nieuw)

Een artikel 5 (nieuw) toevoegen, luidende :

« Artikel 5

In de wet van 17 april 2002 tot invoering van de werkstraf als autonome straf in correctionele zaken en in politiezaken worden de volgende wijzigingen aangebracht :

A. Artikel 8 wordt opgeheven

B. De artikelen 11 en 12 worden opgeheven

C. De woorden « Met uitzondering van de artikelen 8, 11 en 12 treedt deze wet in werking » worden vervangen door de woorden « Deze wet treedt in werking ».

Verantwoording

Dit amendement wil doen vervallen de artikelen 8, 11 en 12 van de wet van 17 april 2002 tot invoering van de werkstraf als autonome straf in correctionele zaken en in politiezaken. Die artikelen schrappen de dienstverlening in het kader van de strafbemiddeling (artikel 8) van de probatie-opschorting en het probatie-uitstel (artikelen 11 en 12) alsook de verwijzing ernaar in artikel 15 van dezelfde wet, dat handelt over de inwerkingtreding van de bepalingen.

De artikelen 8, 11 en 12 van de wet van 17 april 2002 willen de dienstverlening afschaffen waartoe is beslist in het kader van de strafbemiddeling of als voorwaarde van probatie-opschorting of probatie-uitstel. Ook willen die artikelen de dienstverlening vervangen door de autonome werkstraf. Het koninklijk besluit vastgesteld met toepassing van artikel 15 van dezelfde wet, bepaalt dat die artikelen op 1 mei 2004 in werking treden (koninklijk besluit van 18 juni 2003, Belgisch Staatsblad 17 juli 2003, eerste uitgave).

Artikel 393 van de programmawet van 22 december 2003 (Belgisch Staatsblad van 30 december 2003) voert evenwel een overgangsregeling in die toestaat de dienstverlening bij wijze van probatiemaatregel op te leggen tot 30 april 2004 en bepaalt dat die maatregel uitdooft op 1 mei 2005. Die termijn van een jaar maakt het mogelijk de dienstverlening tot aan het einde te begeleiden, aangezien de wet bepaalt dat de dienstverlening verricht moet worden binnen 12 maanden na de eindbeslissing.

Nu is het evenwel zo dat men het best kan terugkomen op dat initiatief.

Immers, de werkstraf en de dienstverlening zijn bedoeld voor twee soorten personen en komen tegemoet aan verschillende behoeften :

— de werkstraf is een autonome straf en wil in de eerste plaats een alternatief bieden voor de korte gevangenisstraffen. Van nature geldt zij voor feiten waarvoor de rechter geen uitstel kan of wil verlenen;

— de dienstverlening is een probatievoorwaarde die gekoppeld wordt aan opschortings- of uitstelmaatregelen of een maatregel waartoe wordt beslist in het kader van de strafbemiddeling.

Daar komt nog bij dat de werkstraf oorspronkelijk een antwoord bood op de al te beperkte draagwijdte van de wet op het uitstel. Verdwijnt de dienstverlening, dan zou dat paradoxaal leiden tot een verarming op het gebied van de wetgeving :

— probatie-uitstel met dienstverlening biedt de kans de rechtzoekende te begeleiden en in bepaalde gevallen hem een structuur te geven zodat hij opnieuw kan deelnemen aan het sociaal en beroepsleven; de dienstverlening kan ook streven naar de reclassering van de persoon;

— zoals uit zijn naam blijkt, wil de werkstraf alleen een werk doen uitvoeren. De veroordeelde krijgt geen enkele vorm van begeleiding of sociale opvang. Het gaat louter om een straf.

Niets kan dus beletten dat die twee maatregelen naast elkaar bestaan omdat de doelgroep en de doelstellingen van elkaar verschillen.

Het ziet er daarenboven naar uit dat sedert de invoering van de werkstraf er ongeveer 20 % meer dienstverlening is uitgesproken (3) .

Niet alleen kunnen die twee maatregelen naast elkaar bestaan maar bovendien is die toestand ook gunstig voor de ontwikkeling van elk ervan.

Clotilde NYSSENS.

(1) Colloquium in Chaudfontaine, 7 mei 2003, « Du TIG à la PTA. Un an après : bilan et perspective sur le terrain », betoog van de heer Dantinne, criminoloog, onderzoeker bij de ULG, Handelingen, blz. 22.

(2) Colloquium in Chaudfontaine, 7 mei 2003, « Du TIG à la PTA. Un an après : bilan et perspective sur le terrain », betoog van de heer Dantinne, criminoloog, onderzoeker bij de ULG, Handelingen, blz. 22.

(3) Colloquium in Chaudfontaine, 7 mei 2003, « Du TIG à la PTA. Un an après : bilan et perspective sur le terrain », betoog van de heer Dantinne, criminoloog, onderzoeker bij de ULG, Handelingen, blz. 22.