3-111 | 3-111 |
De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - Enkele dagen geleden publiceerde de Duitse kwaliteitskrant Frankfurter Allgemeine een opiniestuk van de Duitse staatslieden Helmut Schmidt en Rainer Barzel over het optreden van politici in televisieprogramma's. Ze herinnerden eraan dat parlementsleden worden verkozen om in het parlement op te treden en niet in tv-studio's. Ik stel vast dat, nu de eerste minister hier in de Senaat aanwezig is om te debatteren over de problemen rond de mogelijke splitsing van het kiesarrondissement en het gerechtelijk arrondissement Brussel-Halle-Vilvoorde, heel wat collega's er de voorkeur aan geven de tv-studio's op te zoeken in plaats van het parlementaire halfrond. Sommige senatoren werken in deze assemblee, andere zijn hier veeleer bezoekers.
Over de splitsing van Brussel-Halle-Vilvoorde kan veel worden gezegd. Het is echter een feit dat het dossier fundamenteel is gewijzigd sinds het arrest van het Arbitragehof van 26 mei 2003. Tijdens de besprekingen over de wijziging van de kieswet had de CD&V-fractie reeds opgemerkt dat de indeling van het land in provinciale kieskringen met een uitzondering voor de provincie Vlaams-Brabant niet door het Arbitragehof zou worden aanvaard. Het hof heeft dit punt van de nieuwe wetgeving dan ook geschorst en in zijn arrest van 26 mei 2003 vernietigd.
Hoe langer de discussie over de splitsing van Brussel-Halle-Vilvoorde duurde, hoe verder ze van de objectieve feiten verwijderd raakte. Het Arbitragehof oordeelde immers dat de wetgever door de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde te handhaven de kandidaten van de provincie Vlaams-Brabant op een andere wijze behandelde dan de kandidaten uit andere provincies. Het hof herhaalde ook de bekommernis, die het reeds in een eerder arrest had geuit, om te zoeken naar een onontbeerlijk evenwicht tussen de belangen van de verschillende gemeenschappen en gewesten binnen de Belgische Staat. De elementen die dit evenwicht uitmaken zijn echter niet onveranderlijk.
Wie het arrest van het Arbitragehof op een coherente wijze leest, moet vaststellen dat het enige consequente gevolg van de invoering van provinciale kieskringen erin bestaat dat er een provinciale kieskring komt voor Vlaams-Brabant. Dit is geen partijpolitieke lezing, maar een normale interpretatie van een beslissing, ook al moet ik eraan toevoegen dat het Arbitragehof overweegt dat `de oplossingen kunnen gepaard gaan met bijzondere modaliteiten die kunnen afwijken van diegene die gelden voor de andere kieskringen teneinde de gewettigde belangen van de Nederlandstaligen en de Franstaligen in de vroegere provincie te waarborgen'.
Het heeft opdracht gegeven tijdens deze legislatuur een oplossing te zoeken en verwijst hierbij naar artikel 65 van de Grondwet. Artikel 46 bepaalt de voorwaarden waarbij een legislatuur vroegtijdig kan worden beëindigd. De eerdere beschouwingen over de kieskring zijn irrelevant na het arrest van het Arbitragehof, waaraan gevolg moet worden gegeven.
Het verwondert me dan ook ten zeerste dat kamerleden en senatoren argumenteren dat de splitsing van het kiesarrondissement Brussel-Halle-Vilvoorde het einde van ons land betekent. Als het uitvoeren van een arrest van het Arbitragehof het einde van een land inhoudt, staan we effectief voor grote problemen.
Die werden evenwel gecreëerd nadat werd aanvaard dat de marge van de onderhandelingen betrekking heeft op de modaliteiten die moeten worden toegepast in Brussel-Hoofdstad en in de kieskring Vlaams-Brabant en waarbij naar een evenwicht diende te worden gestreefd. Zodra de essentie van het dossier werd overschreden en niet meer het probleem zelf werd aangepakt, zijn grote moeilijkheden ontstaan.
Dat geen oplossing werd gevonden heeft het vertrouwen in de politiek in het algemeen en in de geloofwaardigheid van de politiek in het bijzonder fundamenteel aangetast.
Een eerste politieke vaststelling is dat een dossier dat aan de orde wordt gebracht door de belangrijkste deelstaat van België, die 60% van de bevolking vertegenwoordigt, een politiek signaal is waaraan moet worden tegemoetgekomen.
De CD&V-fractie begrijpt de reactie van de eerste minister dan ook niet. Ik spreek me niet uit over de inspanningen die werden geleverd om een oplossing uit te werken, maar over de inhoud en de stijl van die reactie. Een eerste minister van een federaal land moet toch met een zekere afstandelijkheid en objectiviteit rekening houden met een probleem, hoe moeilijk het ook is, dat aan de orde wordt gebracht door de belangrijkste deelstaat. Hij kan het niet als een gewone politieke eis beschouwen en naast zich neerleggen.
De volgende maanden zullen uitwijzen welke andere middelen ter beschikking staan om nog vóór de verkiezingen de splitsing van het kiesarrondissement Brussel-Halle-Vilvoorde te verwezenlijken.
Een tweede politieke vaststelling is dat het gerechtelijk arrondissement Brussel-Halle-Vilvoorde ook niet wordt gesplitst. Hierover bestaat geen arrest van het Arbitragehof en zowel aan Franstalige als Nederlandstalige kant wordt een splitsing in een Franstalige en een Nederlandstalige rechtbank als de aangewezen weg beschouwd om de al jarenlange problematische werking van de rechtbank te Brussel op te lossen en te komen tot een betere rechtsbedeling die beantwoordt aan de wensen van het publiek. Ik begrijp niet dat paars, dat toch beweert te staan voor goed bestuur, in het niet oplossen van reële problemen een bewijs van goed bestuur ziet. Een Franse eerste minister uit de Vierde Republiek ging om slechts één feit de geschiedenis in, namelijk om zijn historische uitspraak dat de problemen niet moeten worden opgelost, want dat ze wel vanzelf opgelost raken. De geschiedenis van ons land toont aan dat bij communautaire problemen, en die zijn er in veel deelaspecten van het politiek beleid, de diepvriespolitiek het omgekeerde effect heeft. Ik herinner me de beleidsverklaring van de regering-Vanden Boeynants uit 1966, die de communautaire problemen in de ijskast stopte. Achttien maanden later viel die regering over de kwestie Leuven. Het in de diepvries plaatsen van bepaalde problemen kan leiden tot een soort `verijzing', maar wordt vaak gevolgd door een hevige eruptie. Dit is nu ook het geval, want behalve tot een vertrouwenscrisis heeft het feit dat men er op federaal niveau niet in slaagt zijn doelstellingen te bereiken, in de Vlaamse publieke opinie geleid tot ontgoocheling.
Van de weeromstuit kwam het ook in de Vlaamse regering tot een vertrouwenscrisis en werd een nieuwe regeringsverklaring opgesteld waarin bepaalde beginselen opnieuw scherp worden geformuleerd. Het is niet onze taak in te gaan op de maatregelen die onder de bevoegdheid van de Vlaamse regering en het Vlaams Parlement vallen, maar de regeringsverklaring bevat wel agendapunten die een weerslag hebben op de federale agenda. We worden trouwens niet voor het eerst met dit probleem geconfronteerd. We hebben het ook meegemaakt bij de behandeling van het belangenconflict over inhouding van de bijdrage op het vakantiegeld van de ambtenaren, dat opnieuw is uitgesteld en volgende week door de Senaat wordt besproken. Daarbij hebben we de merkwaardige vaststelling gedaan dat de Vlaamse meerderheidspartijen en de gemeenschapssenatoren in het Vlaams Parlement een bepaald standpunt verdedigden en hier in de Senaat, in een januseffect, een ander gezicht laten zien.
Het wordt dus een belangrijke toets of de politieke geloofwaardigheid verder wordt aangetast. De Vlaamse regeringsverklaring zal morgen ongetwijfeld worden goedgekeurd, ook door de heer Wille.
Maar wat zal de heer Wille morgen goedkeuren? Ik veronderstel niet de hele reeks maatregelen, want de verklaring is bijna een eed van getrouwheid aan Vlaanderen.
De heer Paul Wille (VLD). - Vergis u niet van parlement, mijnheer Vandenberghe.
De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - Zo is er beloofd dat de eenzijdig opgelegde maatregel over de onrechtmatige bijdrage op het vakantiegeld van ambtenaren zal worden vernietigd. Het decreet zal volgende week ter stemming liggen in het Vlaams Parlement. De Vlaamse meerderheidspartijen van de federale regering zullen het goedkeuren. Volgende week zal dus duidelijk zijn of het januseffect zich herhaalt door op standpunten die in het Vlaams Parlement werden ingenomen, in het federale parlement terug te komen.
Dat is niet alleen het geval voor die ene concrete maatregel, maar voor een reeks andere belangrijke punten die de Vlaamse regering terecht heeft aangewezen en die betrekking hebben op alle punten waar raakvlakken bestaan tussen de federale besluitvorming en deze van de deelstaten. Vooral wanneer dergelijke ernstige eisen worden gesteld moet geen scheldproza worden gebruikt, maar moet in federale loyaliteit met elkaar worden omgegaan. Het wetenschappelijk onderzoek, de buitenlandse handel en de aanpassing van de snel-Belg-wet staan in de verklaring. De CD&V-fractie zal onmiddellijk wetsvoorstellen indienen en de Vlaamse meerderheidspartijen vragen ze mee te ondertekenen, opdat wat over de inburgeringspolitiek werd gezegd via de snel-Belg-wet kan worden gerealiseerd.
Ook de overlegmechanismen en het overlegcomité moeten worden geëvalueerd.
Uit de verklaring van de Vlaamse regering moet worden afgeleid dat de Europese Grondwet niet zonder meer zal worden goedgekeurd. De goedkeuring onderstelt het afsluiten van een samenwerkingsakkoord waar voorafgaandelijk de eigen Vlaamse inbreng in de besluitvorming op Europees en internationaal vlak, een betere dimensie krijgt.
Ik begrijp dat een aantal burgers sceptisch zullen zijn, want er is de tekst en de context. De context is wat hij is, een gebrek aan vertrouwen in het federale parlement. Dit vertrouwen kan slechts worden hersteld door daden waaruit blijkt dat de wensen van de Vlaamse Gemeenschap in het federale parlement worden vertaald en ook effectief in de federale besluitvorming terug te vinden zijn.
Voor de federale meerderheidspartijen kan er geen sprake zijn van een communautaire ijskast. We zullen er aandachtig op toekijken of de Vlaamse meerderheidspartijen de punten die ze morgen in het Vlaams Parlement zullen goedkeuren vanaf volgende week hier zullen effectueren, dan wel of ze opnieuw ten onder zullen gaan aan de bedreigingen en onaanvaardbare toegevingen zullen doen die een grote stap terug zijn.
M. Philippe Mahoux (PS). - Indépendamment des réactions récentes, j'ai le sentiment que le point que nous abordons aujourd'hui n'a plus vraiment sa place dans un débat d'actualité. La confusion entre les rôles respectifs des assemblées fait que nous débattons d'un sujet politique pourtant réglé par un vote de confiance à la Chambre.
Cela dit, je vous remercie d'être là, monsieur le premier ministre. Puisque notre règlement prévoit la possibilité d'organiser des débats d'actualité, parlons de ce qui est véritablement d'actualité dans cette problématique.
Quand un conflit prend des dimensions un peu plus violentes - fort heureusement exclusivement verbales, dans notre pays -, on cherche toujours à identifier les responsables de la tension. Il est intéressant d'aborder cette question dans une dimension institutionnelle, afin d'évacuer du débat et de l'analyse tout ce qui relève des réactions épidermiques.
Nous sommes dans un État fédéral. Une entité fédérée a pris une position dans un domaine dont elle n'a pas la maîtrise en termes de responsabilité parlementaire. Cela pose, pour l'État fédéral et les entités fédérées, la question de l'opportunité de ce genre de démarche. Rien n'empêche d'avoir des opinions, y compris divergentes, dans les différentes parties du pays et de les manifester. Il faut, dans ce cas, tenter de convaincre sur le plan politique, dans le respect de la légalité constitutionnelle, et négocier. Dans le cas qui nous occupe, la négociation n'a pas abouti, faute d'accord entre les parties, accord qui n'était d'ailleurs pas obligatoire.
Qui était demandeur ? L'une des parties...
M. Hugo Vandenberghe (CD&V). - La Cour d'arbitrage...
M. Philippe Mahoux (PS). - Non, la Cour d'arbitrage a estimé que certains éléments devaient être modifiés mais n'a pas fixé de délai.
Sur le plan institutionnel, chacun a des positions et tente de convaincre l'autre partie dans le cadre d'une négociation de manière à dégager un accord.
Concrètement, l'absence d'accord sera déplorée différemment suivant que les protagonistes soient francophones ou néerlandophones étant donné les positions divergentes qu'ils défendent.
Sur le plan politique, je rappelle simplement que cette problématique ne figure pas dans l'accord de gouvernement au niveau fédéral. Nous continuons à considérer que, pour le gouvernement, les problèmes fondamentaux sont les problèmes économiques et sociaux. Nous soulignons donc - c'est aussi notre rôle - que ces problèmes économiques et sociaux doivent être pris en compte. Ils le sont.
Des reproches d'immobilisme sont formulés. C'est oublier les mesures prises dans divers domaines sur la base de projets du gouvernement et de propositions. Ce n'est pas au président de la commission de la Justice que je vais rappeler tout le travail réalisé par cette commission que ce soit à partir de projets de loi ou de propositions résultant, il faut le reconnaître, de l'action commune du gouvernement et du parlement. J'insiste donc pour que nous nous recentrions sur les problèmes économiques et sociaux et pour que l'action du gouvernement ne soit pas perturbée, de manière perpétuelle, lancinante parfois, par les problèmes communautaires.
N'allez toutefois pas croire que nous, les socialistes, jugeons la problématique communautaire peu importante. Elle est évidemment très importante et sous-tend l'ensemble des débats que nous sommes amenés à aborder, y compris dans le domaine économique et social. Mais il faut que nous puissions nous intéresser à ce qui concerne la vie concrète des gens. Dans notre champ de compétence, il s'agit des problèmes sociaux, des problèmes d'emploi, de santé, de sécurité sociale.
En résumé, je voudrais rappeler que :
1.si chacun est en droit de formuler des revendications d'ordre institutionnel, il est insensé de les présenter à un niveau de pouvoir qui n'est pas celui où un résultat peut être obtenu ;
2.la problématique qui nous a agités pendant de nombreuses semaines ne figure pas dans la déclaration gouvernementale fédérale ;
3.nous souhaitons nous employer à résoudre les problèmes économiques et sociaux, les problèmes d'emploi, autrement dit les problèmes par lesquels les gens se sentent véritablement concernés.
Mevrouw Myriam Vanlerberghe (SP.A-SPIRIT). - Het is erg moeilijk om in dit actualiteitsdebat, na weken discussie, nog iets nieuws te brengen. De beslissing is gevallen en de discussie gesloten. De senatoren hebben de zaak op de voet gevolgd en mee naar een oplossing gezocht, maar vandaag kunnen ze nog maar een beperkte rol spelen. Desalniettemin hebben enkele partijen een actualiteitsdebat over de kwestie gevraagd. De meerderheid heeft daarmee ingestemd, omdat ze niet als ondemocratisch wil overkomen.
Het is allemaal begonnen toen de Vlaamse regering in haar regeerakkoord schreef dat het kiesarrondissement Brussel-Halle-Vilvoorde moest worden gesplitst. Ik denk dat niemand nog twijfelt aan de bedoeling van die zinsnede. De Vlaamse regering en het Vlaams Parlement konden die splitsing op geen enkele manier realiseren. Daarom verschoof het probleem naar het federale niveau. De SP.A heeft, samen met andere partijen, maandenlang geprobeerd een oplossing te vinden, maar ze stootte uiteindelijk op de grenzen die ons land kent. In heel die periode ging alle aandacht naar deze kwestie en, afgaand op wat de media berichtten, leek het bijna of ons land geen andere problemen meer kende. Die kwamen namelijk allemaal op een wachtlijst te staan, zodat we eindelijk alle inspanningen konden bundelen om een oplossing te vinden voor Brussel-Halle-Vilvoorde.
Hoewel niemand kan ontkennen dat er grote inspanningen zijn gedaan en dat er echt naar een oplossing is gezocht, is het niet gelukt. We kunnen dat alleen maar met spijt vaststellen. De SP.A heeft altijd verdedigd: liever geen akkoord dan een akkoord - hoe dichtbij ook - waar wij als Vlaamse partij niet mee kunnen leven.
Sommigen noemen dit nu `een schande'. Mij lijkt het veel meer te getuigen van realisme. Ik hoef niet terug te gaan tot de jaren zestig, zoals de heer Vandenberghe daarnet deed, om te zeggen dat een dergelijk dossier in ons land altijd zeer moeilijk heeft gelegen. Dat zal altijd zo blijven. De vraag is of beide landsgedeelten, ondanks de moeilijke structuren van ons land, de wil hebben om samen door te gaan. Volgens mij wel.
We hebben veel te veel te verliezen als we in beide landsgedeelten niet beseffen dat we, hoe moeilijk het ook is, oplossingen moeten blijven zoeken. Ons land onderdompelen in een zwaar conflict tussen Wallonië en Vlaanderen, overleg weigeren, geen wederzijds respect tonen, staan roepen van de ene naar de andere kant, ... dat zijn stoere houdingen die nergens toe leiden of die zelfs drama's veroorzaken. Ze zullen ons land in elk geval niet vooruit helpen.
De democratische partijen hebben ervoor gekozen het conflict niet te laten escaleren, maar vooruit te gaan en de aandacht terug te richten op andere zaken die van belang zijn voor de bevolking. Ze geven toe dat ze er niet uit zijn geraakt, maar ze hebben hun verantwoordelijkheid opgenomen en beslist om toch verder te gaan. Ik denk niet dat er een andere keuze was.
We moeten ons nu bezig houden met andere dossiers, zoals vergrijzing en werkgelegenheid. Wie vooruit wil, duwt nu op de gaspedaal om te zorgen dat onze bevolking ook in de toekomst na een buitenlandse reis heel graag en zeer trots naar ons land terugkeert.
Intussen wordt er wel verder overlegd. Het probleem zal nooit helemaal verdwijnen. Dat is eigen aan ons land. Degenen die beweren dat zij tegen ons land zijn, zullen blijven roepen. Wie voor ons land is, zal echter in stilte verder overleggen, beseffend hoe moeilijk het is, maar zal intussen ook alle andere dossiers aanpakken.
M. Christian Brotcorne (CDH). - Il y a quelques mois, le Bureau du Sénat prenait la décision d'introduire la notion de débat d'actualité. L'objectif poursuivi était évidemment d'organiser au sein de notre assemblée des discussions entre ses différents groupes politiques de manière à pouvoir peser sur le cours des choses avant qu'il ne soit trop tard, avant que le débat ne soit inutile.
Le gouvernement fédéral, auquel nous ne participons pas, auquel nous n'accordons pas notre confiance, a été amené à constater, à propos d'un problème qui ne figurait pas dans sa déclaration de gouvernement, qu'il ne lui était pas possible d'avancer dans un sens ou dans un autre. Nous n'avons donc pas assisté à un accord ni à une décision mais à un constat. Le gouvernement, ayant constaté qu'il n'était pas en mesure de trancher le problème posé de l'extérieur à la satisfaction des uns et des autres, a annoncé qu'il en retardait dès lors la discussion. Selon la déclaration du premier ministre à la Chambre, la solution à cette situation devrait être trouvée dans deux ans.
Le groupe CDH a pris acte de cette attitude du gouvernement. Il a pris acte également que la semaine dernière, le gouvernement a sollicité et obtenu la confiance de la Chambre des représentants. En paraphrasant, on pourrait dire : la messe est dite, ite missa est, et nous verrons plus tard. Mais aujourd'hui, je constate que l'actualité n'est plus celle-là.
Je retire de ces événements deux enseignements intéressants. D'abord, je souligne l'unanimité des francophones concernant ce dossier et la manière dont il fallait l'aborder, en rappelant qu'il existait des solutions techniques différentes de celle de la scission de l'arrondissement de Bruxelles-Hal-Vilvorde permettant de répondre à l'arrêt de la Cour d'arbitrage. Nous nous réjouissions de cette attitude qui est une donne importante.
Ensuite, et cela me semble encore plus positif pour l'ensemble du pays, alors que les moyens pour le faire existaient, il n'y a pas eu de volonté d'une communauté d'imposer une décision à une autre, uniquement pas le biais du jeu mathématique.
Je suis sans doute un incorrigible optimiste mais j'y vois - et c'est nouveau - le début d'une certaine maturité de notre fédéralisme qui doit nous permettre d'aller de l'avant dans notre système fédéral dont tout le monde s'accorde à dire qu'il n'est pas achevé, et ce au moyen de discussions qui prennent en compte la nécessité de n'imposer à aucun moment la puissance mathématique, la vue d'une communauté à une autre.
Monsieur le premier ministre, vous avez admis vous même que votre gouvernement avait été trop longtemps paralysé par un problème dont il ne voulait pas se saisir et qui était arrivé de l'extérieur. Au nom de mon groupe, j'insiste pour que l'énergie et le temps consacrés à y trouver des solutions soient réservés maintenant à d'autres problèmes. Le gouvernement devrait faire preuve de plus de rapidité et de volonté pour régler les problèmes essentiels qui se posent à la population. L'un d'eux est devenu un leitmotiv ces derniers mois mais à ce jour, il reste sans solution.
Il s'agit de la problématique du vieillissement de la population, dont on sait qu'elle entraînera des charges financières sur le plan de la sécurité sociale en termes de pensions, mais aussi de soins de santé. En effet, si la durée de vie s'allonge, les pensions devront être payées plus longtemps et le recours croissant à la médecine, aux médicaments et aux différentes techniques permettant de maintenir le bien-être pèsera également sur le budget des soins de santé.
Or, monsieur le premier ministre, on constate que votre gouvernement éprouve d'énormes difficultés à maîtriser le financement de ces soins de santé. Je pense qu'il vous appartient de présenter au parlement des propositions et des solutions prenant cette situation en compte.
Par ailleurs, toujours dans le cadre du financement de la sécurité sociale et de la nécessité pour nos compatriotes de trouver du travail, il est grand temps de relever le taux d'emploi dans ce pays. À l'heure actuelle, il s'établit à 60%, alors que la moyenne européenne se situe à 64%. Dans le cadre de la stratégie de Lisbonne, qui veut rendre l'économie de l'Union européenne la plus compétitive au monde, l'objectif à atteindre est de 70% d'emploi.
J'exhorte le gouvernement à s'atteler à cette tâche, à présenter des propositions concrètes permettant de répondre aux questions fondamentales des citoyens, à trouver une part supplémentaire de financement de la sécurité sociale.
À terme, le véritable enjeu, celui qui permettra de vérifier s'il y a toujours une volonté commune dans ce pays, c'est de maintenir cet outil qu'est la sécurité sociale. C'est un dossier fondamental, plus que tout autre.
Il vous revient, monsieur le premier ministre, de réfléchir très rapidement à un financement alternatif de la sécurité sociale, même si votre gouvernement n'est peut-être pas le mieux outillé à cet effet, compte tenu de sa composition. Il n'y aura de maintien de la sécurité sociale, et donc probablement du pays lui-même, que si ce financement est assuré et si la solidarité, que l'on habite au nord, au centre ou au sud, continue à être ce qui fait le ciment des Belges et de la Belgique.
De heer Paul Wille (VLD). - Welk debat willen we vandaag voeren? Wat de VLD betreft, liefst geen debat met de spankracht van dat van de Kamer, maar ook geen debat dat daar maar een flauw afkooksel van is. De VLD wil hier ook niet het debat van het Vlaams parlement overdoen. De Senaat is daar niet de plaats voor.
De VLD wil hier wel beklemtonen dat de splitsing van het arrondissement Brussel-Halle-Vilvoorde het instrument bij uitstek is om het respect voor het Vlaamse karakter van de rand en voor de territoriale integriteit van Vlaanderen af te dwingen of zoals de Vlaamse minister-president het gisteren in het Vlaamse parlement namens de Vlaamse meerderheidspartijen zei: `Dat territorialiteitsbeginsel is één van de meest essentiële principes van onze federale staatsstructuur'.
Onze fractie heeft de grootste eerbied voor de premier en zijn regering. Ze hebben alles gedaan om de splitsing tot een goed einde te brengen. De voorbije veertig jaar heeft niemand meer dan de premier geprobeerd om een oplossing te vinden voor Brussel-Halle-Vilvoorde.
Ik heb ook respect voor de parlementsleden uit de meerderheid en de oppositie, die hun uiterste beste hebben gedaan om een oplossing te vinden. Spijtig genoeg hebben sommige parlementsleden, van de democratische en andere fracties, dat niet gedaan.
Aan de Franstaligen zeg ik in alle rust en waardigheid dat het voor hen duidelijk moet zijn dat het voortbestaan van onze staatsstructuur twijfelachtig wordt als met een aantal verzuchtingen van een gemeenschap geen of onvoldoende rekening wordt gehouden.
Het debat van vandaag heeft maar zin als rekening wordt gehouden met de krachtlijnen voor de hervorming van de Senaat. De VLD is de enige partij die een diepgaande hervorming van de instelling nastreeft die vanzelfsprekend democratisch gedragen moet zijn en steunen op een tweederde meerderheid. De hervorming van de Senaat is broodnodig om het probleem dat ons vandaag bezighoudt, een oplossing te geven in een Senaat van de Gemeenschappen en de Gewesten.
Het arrest van het Arbitragehof stelde voor de kamerverkiezingen het discriminerende karakter van een afzonderlijke regeling voor de kieskring B-H-V aan de kaak. Die specifieke regeling werd natuurlijk uitgewerkt omdat er geen politieke meerderheid bestond om B-H-V te splitsen! Het arrest suggereert eigelijk om in geval van het behoud van de provinciale kieskringen met respect voor de geldende beschermingsmaatregelen in het taalgebied in de voormalige provincie Brabant, een kieskring Vlaams-Brabant voor de Kamer tot stand te brengen. Met zijn arrest viseert het hof de verkiezingen voor de Kamer, en niet die voor de Senaat of voor het Europees Parlement.
De tegenstanders van elk compromis die ons daarop hebben aangevallen, wijs ik op de verschillende regeling voor Kamer en Senaat. Voor de Kamer wordt het grondgebied in verschillende kieskringen ingedeeld die elk een aantal zetels krijgen toebedeeld. Voor de Senaat zijn er maar twee kieskringen met een aantal vastgelegde zetels. Het leek ons logisch in de discussie van de voorbije weken en maanden de regeling voor de Senaat te betrekken en rekening te houden met het politieke akkoord van 26 april 2002 over de hervorming van de Senaat waardoor de Senaat een controlerende rol krijgt met betrekking tot het respect voor de rechten en belangen van de gemeenschappen en gewesten.
Het blijft onze wens dat het forum op een ernstige manier verder werkt aan de hervorming van de Senaat, met dien verstande dat de oplossing gedragen moet zijn door een tweederde meerderheid en constitutioneel is, wat vandaag nog niet het geval is.
Nu de splitsing van Brussel-Halle-Vilvoorde op korte termijn onmogelijk blijkt, verwacht de VLD twee zaken van de regering.
Ten eerste moet een krachtdadig sociaal-economisch beleid worden gevoerd, dat de weergave is van een project dat de paarse partijen samen kunnen dragen en uitvoeren.
Ten tweede moet de regering behoedzaam maar gedecideerd wederzijds communautair begrip en respect bevorderen. Die poging moet resultaatgericht zijn zodat het probleem dat spijtig genoeg niet kon worden geregeld, eindelijk van de baan wordt geruimd.
We hebben er het volste vertrouwen in dat de eerste minister en zijn regering ons wat die twee rechtmatige eisen betreft, niet zal teleurstellen en dat de publieke opinie dat zal waarderen.
Mme Christine Defraigne (MR). - Que dire encore dans ce débat sur BHV sans vouloir en remettre une louche ? J'ai le sentiment qu'il sera difficile d'y apporter un complément d'originalité et de nouveauté.
La loyauté fédérale veut qu'une communauté n'impose pas à une autre communauté sa volonté unilatérale, son arbitraire. La loyauté fédérale veut qu'aucune entité fédérée, que ce soit un parlement ou un gouvernement, n'impose au gouvernement fédéral son tempo et sa mesure.
Nous, francophones, n'étions pas demandeurs mais nous avons accepté un dialogue de communauté à communauté et nous étions proches d'un accord équilibré, respectueux des deux logiques, des deux sensibilités que nous ne pouvons ignorer ou nier, une sensibilité liée au territoire, d'un côté, et une sensibilité liée à la personne, de l'autre.
Nous ne faisons pas de triomphalisme parce que cet accord n'a pas abouti. Nous regrettons qu'aujourd'hui encore certains s'emprisonnent dans une logique confédéraliste que nous ne souhaitons pas.
Nous n'ignorons pas pour autant que, demain, il faudra certainement rediscuter, notamment, de la réforme du Sénat. Je renvoie à la note du 26 avril 2002 à ce sujet.
Nous savons également que le terme paritaire que l'on répète de loin en loin risquera - et je suis pudique en disant cela - de faire débat. Nous devrons probablement rediscuter d'autonomie constitutionnelle, mais le gouvernement - n'en déplaise à certains - a continué à travailler, à engranger au fil des mois des acquis sociaux et économiques. Citons l'équilibre budgétaire, l'épanouissement de la réforme fiscale qui va donner sa pleine mesure, que ce soit dans l'IPP, la recherche scientifique, la réforme de l'impôt des sociétés qui progresse, ou le Fonds de créances alimentaires. J'éprouve d'ailleurs une certaine satisfaction à rappeler qu'il s'agit là d'une victoire des libéraux. Dans un premier temps, ils ont obtenu le recouvrement et malgré les obstacles budgétaires dressés par d'aucuns, ce fonds progresse aujourd'hui alors que certains l'ont, en vain, réclamé à cor et à cri pendant quarante ans.
La DLU a également donné sa pleine mesure et le rapatriement général de fonds a permis, dans un contexte économique international difficile, de ramener l'équilibre budgétaire.
Au niveau social, l'assouplissement des heures supplémentaires, les congés parentaux sont autant d'avancées et de points engrangés.
Il reste, bien entendu, du pain sur la planche : il y aura tout le débat sur les fins de carrière. Nos concitoyens souhaitent ardemment que le gouvernement puisse continuer à travailler. Je me garderais bien de donner des conseils à la Communauté flamande mais je n'ignore pas que les Flamands ont aussi leurs problèmes.
Ils ont des problèmes économiques concernant, notamment, les industries textile et automobile. En tant que Liégeoise, je me sens concernée. En effet, quand la phase à froid de la sidérurgie devra se développer demain, nous serons heureux que l'industrie automobile flamande soit prospère.
Donner la priorité aux questions institutionnelles ne constitue pas la solution. En outre, cette démarche se base sur des sentiments de revanche et de rancune. Les émotions négatives, qu'il s'agisse de la haine ou de la colère, n'apportent rien. Elles sont néfastes et contre-productives. Je remercie donc le gouvernement d'avoir pu continuer à travailler et de continuer à le faire.
De heer Joris Van Hauthem (VL. BELANG). - Na de felicitaties en de dankbetuigingen van mevrouw Defraigne voor het uitblijven van een oplossing zouden we het debat al meteen kunnen afsluiten. Toch wil ik enkele opmerkingen maken.
Het zit de eerste minister niet echt mee. In oktober 2004 beloofde hij in zijn State of the Union dat hij de problemen DHL, Brussel-Halle-Vilvoorde en vergrijzing zou aanpakken. Inmiddels is beslist dat DHL zal verhuizen. Het debat over de vergrijzing moet nog beginnen en het dossier Brussel-Halle-Vilvoorde is niet in de koelkast, maar in de diepvriezer beland. Kortom er is niets in huis gekomen van de aangekondigde oplossingen die in een constructieve sfeer tot stand zouden komen, weg van communautair gehakketak.
Bovenop die negatieve balans heeft de eerste minister een staaltje van politieke perversiteit weggegeven. Zo heeft hij aan de Kamer gezegd dat ze moest ophouden met het behandelen van wetsvoorstellen. Dat lijkt me, in tegenstelling tot wat mevrouw Vanlerberghe daarstraks verklaarde in verband met democratie, verre van democratisch. Daarenboven heeft de eerste minister de koning voor zijn kar gespannen. Het voordeel daarvan is dat Coburg nu duidelijk heeft aangetoond dat hij aan de kant van de Franstaligen staat.
De manier waarop de eerste minister het Vlaams Parlement, de Vlaamse regering en zijn eigen partij belachelijk heeft gemaakt, tart elke verbeelding.
Een ander staaltje van politieke perversiteit is de verklaring van de eerste minister dat hij aan de juridische bezwaren van het Arbitragehof zal tegemoetkomen door de verkiezingen van 2007 een week te vervroegen. Dat is geen politieke oplossing.
Ik raad de eerste minister aan het door hem geschreven boek De Belgische ziekte eens te herlezen. In dat boek legt hij haarfijn uit hoe een aantal mechanismen in ons land functioneren en hoe de Parti socialiste de hele staatsstructuur domineert. Hij bezondigt zich nu zelf aan wat hij in zijn boek aanklaagt.
Het is niet mijn bedoeling het debat van gisteren in het Vlaams Parlement over te doen, maar ik wil toch benadrukken dat de Vlaamse meerderheidspartijen eens te meer in de Franstalige val zijn getrapt. Laten we eerlijk zijn: het Vlaams regeerakkoord laat aan duidelijkheid niets te wensen over. Het zegt duidelijk dat er wetsvoorstellen zullen worden ingediend die zullen worden goedgekeurd zonder dat Vlaanderen daarvoor een prijs betaalt. Ik ga ervan uit dat de ondertekenaars van het Vlaams regeerakkoord verstandige mensen zijn die weten wat ze hebben ondertekend. Het engagement ten opzichte van de Vlaamse burgemeesters, ondertekend door Bart Somers, werd integraal in het Vlaams regeerakkoord overgenomen.
Ik ben echter maar iemand van het Vlaams Belang en dus voor sommigen per definitie een dommerik, maar ik kan wel lezen. Als ik lees `geen prijs', dan besluit ik daaruit `geen onderhandeling'. Wie onderhandelt, is immers bereid een prijs te betalen. Als je ziet wat er allemaal op de tafel lag om als prijs te betalen, dan is dat om van je stoel te vallen. De Franstaligen, mevrouw Defraigne, hebben een zeer eigenaardige kijk op het personaliteitsprincipe. Het komt erop neer dat elke Franstalige in zijn taal moet worden bediend en zijn cultuur moet kunnen blijven beleven waar hij ook woont. Als het echter over Wallonië gaat, geldt het territorialiteitsprincipe. Ik heb zelf familie in Luik wonen. Daar moet men Frans spreken en zich aanpassen, of men kan niet mee. In de Franstalige gemeenten met faciliteiten voor Vlamingen daarentegen, zoals bijvoorbeeld in Edingen, worden de faciliteiten gewoon niet toegepast en dat op grond van het territorialiteitsprincipe. Bij de Franstaligen klinkt altijd hetzelfde liedje: in Wallonië geldt het territorialiteitsprincipe en het Frans, maar als Franstaligen zich in een ander taalgebied vestigen, dan geldt plots het personaliteitsprincipe. Het is het een of het ander.
In oktober 2004 heeft de eerste minister verklaard dat er over Brussel-Halle-Vilvoorde geen akkoord kan worden gesloten zonder dat de beide gemeenschappen daarover akkoord gaan. Dat is een aperte leugen. De Franstaligen hebben gezegd dat zij geen vragende partij waren en dat er daarom boter bij de vis moest komen. Daar tegenover staat dat de Vlamingen geen vragende partij waren voor het vreemdelingenstemrecht. Toch is dat tegen de wil van de grootste gemeenschap doorgedrukt. Toen de Franstaligen vroegen de licenties voor de wapenexport te regionaliseren, was Vlaanderen ook geen vragende partij. Heeft Vlaanderen toen een grote prijs geëist? Natuurlijk niet. Wanneer een uitzondering werd aanvaard op de tabakswet voor de tabaksreclame te Francorchamps waren de Vlaamse partijen evenmin vragende partij. Toen werd ook geen prijs gevraagd. Het is dus een leugen te beweren dat beide gemeenschappen over zoiets altijd akkoord moeten gaan. De waarheid is dat het alleen de Franse gemeenschap is die altijd met alles akkoord moet gaan.
De problematiek rond Brussel-Halle-Vilvoorde gaat tot de kern van de zaak. Het toont aan dat er op Belgisch niveau geen beleid meer mogelijk is. Het Belgisch federalisme heeft afgedaan. Het heeft nooit gewerkt en nu is nog eens duidelijk geworden dat het niet kan werken. Als B-H-V maar het probleem 177 is of een prul dat het land maanden lam legt, zoals sommigen beweren, dan antwoord ik: regel het dan, splits het kiesarrondissement op een redelijke manier! In feite is die splitsing iets heel eenvoudig. Laten we een kieskring Vlaams-Brabant plus Brussel en een kieskring Waals-Brabant plus Brussel maken. Dat is zeer eenvoudig, zeer logisch en zeer evenwichtig. Maar als voor die prul geen oplossing wordt gevonden, komt de eerste minister vertellen dat de bevolking geen crisis wil omdat de regering zich moet bezighouden met de echte problemen.
Als de regering het eenvoudige probleem van de splitsing van Brussel-Halle-Vilvoorde niet kan oplossen, kan ze de andere problemen ook niet oplossen. In ons land is immers alles communautair getint, dus ook de sociaal-economische problemen en de veiligheidsproblemen. De regering blijft steken in een immobilisme en zal daar niet uit raken door het probleem B-H-V even onder het kleed te vegen.
Naast deze bedenkingen heb ik ook een paar zeer concrete vragen, waarop ik hoop een antwoord te krijgen van de eerste minister. Hij heeft het Vlaams Parlement en de Vlaamse regering immers een kool gestoofd, maar ik neem aan dat hij ook de verklaring die de Vlaamse minister-president gisteren heeft gebracht, heeft gehoord of gelezen. In die verklaring heeft de minister-president, naast een aantal maatregelen voor de rand die al lang in het Vlaams regeerakkoord stonden en nu worden opgeblazen als een groot Vlaams offensief, ook een oproep gedaan om de overlegstructuren tussen de deelstaten en de federale overheid opnieuw te activeren, zij het anders dan vroeger. In de Vlaamse regeringsverklaring staan een aantal elementen die eigenlijk op de agenda van het forum zouden moeten worden geplaatst. Zo staat daarin dat de pedagogische inspectie in het Franstalig onderwijs in de Vlaamse faciliteitengemeenten een Vlaamse bevoegdheid moet worden. Die regeringsverklaring vraagt ook de behandeling in het forum van de Vlaamse eis inzake financiële en fiscale autonomie, bijkomende en homogene bevoegdheidspakketten, constitutieve autonomie en, op korte termijn, een dialoog tussen alle regeringen over een betere beleidsafstemming en samenwerking, onder andere over de concrete invulling van de raakpunten in het Vlaams werkgelegenheidsakkoord. Verder vraagt het Vlaamse regeerakkoord ook een algemene dialoog tussen het federaal en het gewestelijk niveau over alle maatregelen die de bevordering van de werkgelegenheid en de arbeidsmarkt tot doel hebben, de uitwerking van een uniform wettelijk kader met de federale overheid waarin de sociale onderhandelingen in de welzijns- en gezondheidsvoorzieningen, zowel privaatrechtelijk als openbaar, coherenter en efficiënter kunnen plaatsvinden, federale raakpunten met het Vlaamse inburgeringsbeleid, onder meer op het vlak van de algemeen in Vlaanderen gedragen aanpassingen aan de snel-Belgwet. De heer Leterme vraagt dus opnieuw overleg over de aanpassing van die snel-Belgwet en over het jeugdsanctierecht.
Ik heb dan ook drie concrete vragen voor de eerste minister. Gaat hij in op de vragen van de Vlaamse regering? Hoe staat het met het forum dat in 2003 werd aangekondigd maar waarvan we sindsdien niets meer hebben gehoord. Is de eerste minister nog steeds van plan vóór het einde van de legislatuur de Senaat om te vormen tot een paritaire Senaat van de gemeenschappen?
Tot besluit herhaal ik dat de crisis rond Brussel-Halle-Vilvoorde al lang niet meer over Brussel-Halle-Vilvoorde alleen gaat. Het is een crisis van het regime. Het positieve aspect van die crisis is wel dat men in Vlaanderen nu effectief beseft hoe de machtsverhoudingen tussen noord en zuid liggen en dat het de minderheid is die altijd weer haar wil oplegt aan de meerderheid.
De eerste minister heeft een boekje geschreven met als titel De Belgische ziekte. Wel, vandaag verpersoonlijkt hij die Belgische ziekte.
De heer Marc Van Peel (CD&V). - We kunnen hier niet veel meer toevoegen aan het debat, maar laten we in de relatieve beslotenheid van deze vergadering, in haar hoedanigheid van reflectiekamer, even nadenken over de toekomst van dit land. Die staat nu zeer duidelijk in de sterren geschreven: we evolueren ten laatste binnen twee jaar naar een nieuwe communautaire onderhandeling die allicht het confederale model in dit land zal installeren. Men heeft na de onderhandelingen over Brussel-Halle-Vilvoorde vele commentaren gegeven. Een paar waren bijzonder intelligent, onder andere die van de heer Moureaux. Hij kent het land zeer goed en hij kent ook de Vlamingen zeer goed. Hij weet zeer goed dat we naar dat scenario gaan.
Ik behoor niet tot de zogenaamde `kaakslagflaminganten' maar de niet-beslissing over Brussel-Halle-Vilvoorde kan niet anders gekwalificeerd worden dan als een diepgaande vernedering ten overstaan van de gehele Vlaamse politieke wereld. Het gaat letterlijk over heel de Vlaamse politieke wereld, die daarom nog niet samenvalt met heel de Vlaamse publieke opinie. Vlaams minister-president Yves Leterme verklaarde in het Vlaams parlement het volgende: `Door zogezegd niets te vragen en op grond daarvan elk redelijk gesprek over de verdere rechtmatige invulling van het territorialiteitsbeginsel te weigeren, vragen de Franstalige politici in de feiten onaanvaardbaar veel'. Het woord onaanvaardbaar wordt niet voor niets gebruikt door iemand die toch namens een Vlaamse meerderheid spreekt.
Eigenlijk is dit dossier maar de zoveelste druppel in een kom die al tot ver over de rand is gevuld. Het aantal dossiers van de laatste jaren waarin beslissingen zijn genomen die regelrecht ingaan tegen wat de overgrote meerderheid van Vlaanderen wil, is gigantisch groot. Dat leidt ertoe dat de frustraties in die Vlaamse politieke wereld bijzonder groot zijn: het feit dat het migrantenstemrecht hier gestemd is tegen de wil van minstens 75% van de Vlamingen in; het feit dat alle Vlaamse politieke partijen bij herhaling bijna gesmeekt hebben om de snel-Belg-wet te veranderen; het jeugdsanctierecht waarmee alle Vlaamse jeugdrechters en alle Vlaamse politieke partijen de mogelijkheid willen krijgen om op een eigen manier tegen dit soort criminaliteit op te treden. Dan heb ik het nog niet gehad over alle sociaal-economische problemen: heel de problematiek van de sociale zekerheid, de gezondheidszorg, enz. Telkens opnieuw worden er beslissingen genomen die veel belangrijker zijn dan Brussel-Halle-Vilvoorde en die ingaan tegen alles wat niet één en niet twee, maar alle partijen in Vlaanderen willen. Brussel-Halle-Vilvoorde heeft dit nog maar eens geïllustreerd.
Welnu, dat heeft zijn grenzen. Diegenen aan Franstaligen kant die denken `ze zwichten zo vaak, ze zullen wel blijven zwichten', die hebben ongelijk. De frustratie in Vlaanderen kent immers zijn emanatie, ook op politiek vlak. Dat zijn namelijk de stemmen voor het Vlaams Belang.
De eerste minister, met zijn bekende goede politieke instinct, heeft niet voor niets gezegd dat men de prestaties van zijn regering zal mogen afmeten aan de scores van die politieke formatie die moeten dalen. Dat was een zeer juiste analyse. De realiteit toont net het omgekeerde, van verkiezing tot verkiezing. Voortdurend neemt men maatregelen, zowel sociaal-economische, justitiële, als communautaire, die vierkant ingaan tegen heel de publieke opinie in Vlaanderen die vertegenwoordigd wordt door alle politieke partijen. Onze Franstalige vrienden denken dus dat dit zo kan blijven duren. Gelukkig zijn er af en toe verkiezingen. De federale verkiezingen vinden uiterlijk over twee jaar plaats. De Vlaamse regering zal dan nog steeds bestaan, samengesteld zoals ze is samengesteld, met Vlaamse gekozenen die wellicht minstens met drie een federale regering zullen moeten samenstellen en samen Vlaanderen zullen moeten besturen. Ze hebben samen ook verwoord wat gisteren door de minister-president is gezegd. Ze zullen elkaar bovendien goed in het oog houden wat betreft de vraag of ze nu eindelijk het land zullen besturen zoals de Vlamingen dit willen of minstens op heel veel bevoegdheidsdomeinen verder zullen regionaliseren. Als de heer Moureaux en andere verstandige Franstalige politici aanvoelen dat B-H-V een Franstalige Pyrrusoverwinning is, dan heeft dat daar alles mee te maken.
Mme Sfia Bouarfa (PS). - M. Moureaux n'a jamais dit que BHV était une réussite pour les francophones.
De heer Marc Van Peel (CD&V). - Mevrouw, een Pyrrusoverwinning is helemaal geen overwinning. We gaan dus akkoord. De heer Moureaux voelt dat duidelijk zo aan.
Deze passage heeft al geleid tot een grotere radicalisering van de Vlaamse publieke opinie, die verwacht dat er bij een volgende regeringsformatie stappen zullen worden gezet in de staatshervorming die veel verder gaan dan wat er tot op dit ogenblik is gebeurd. Paradoxaal genoeg moeten we wellicht blij zijn dat we nog eens zó publiek werden vernederd dat we er wellicht sterker zullen uitkomen.
M. Jean-Marie Happart (PS). - La discussion que nous menons pour l'instant a déjà eu lieu en d'autres lieux. Notre assemblée est peut-être l'endroit idéal pour tenir ce genre de débat mais il aurait fallu le tenir plus tôt. Nous avons justement voulu un Sénat des régions et des communautés afin de pouvoir organiser le dialogue entre ces entités. Tant que l'on peut dialoguer, rien n'est perdu. En matière de droits et de bien-être des personnes, on ne peut parler ni de victoire ni de défaite. Ces termes sont inappropriés.
J'exerce la fonction de parlementaire depuis quelques années déjà et je suis de près la politique, communautaire en particulier, depuis plus longtemps encore. Je serai bref car il ne sert à rien de s'étendre sur le sujet pour le moment. De nombreux débats ont eu lieu sur le bien-être des animaux et j'ai toujours été interpellé par le fait que l'on n'a jamais pu mener un débat approfondi sur le bien-être des citoyens : comment faire pour que les gens se sentent bien dans leur manière de penser et de s'exprimer, et ce dans le respect des autres ?
Je poserai une seule question à mes amis flamands : en quoi le citoyen flamand normal, qu'il réside en Flandre ou ailleurs, sera-t-il plus heureux demain si les facilités sont supprimées ?
De heer Lionel Vandenberghe (SP.A-SPIRIT). - Ik zal hier geen analyse maken van de voorbije onderhandelingen. Die is immers reeds uitvoerig gemaakt in de Nederlandstalige en Franstalige pers. Hierbij kwamen de verschillen in de interpretaties zeer duidelijk naar voren.
De federale regering is er niet in geslaagd de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde te splitsen. De voorstellen die op de onderhandelingstafel lagen bevatten heel veel grote toegevingen aan de Franstaligen. Ze waren voor SPIRIT onaanvaardbaar. De voorgestelde oplossingen waren helemaal niet evenwichtig, wat sommigen ook mogen beweren. Onder meer het voorstel om de Franse Gemeenschap in de Vlaamse Rand de bevoegdheid te geven over materies als cultuur, onderwijs en welzijn was voor SPIRIT een struikelblok.
Het territorialiteitsbeginsel is voor ons de basis van het federale bestel. Wie dit beginsel in twijfel trekt, trekt ook de federatie in twijfel. Wie de grenzen van de deelstaten in twijfel trekt, gaat nog een stap verder. De Franstalige claim op Vlaamse gemeenten verontrust me. Voorbeelden uit het buitenland tonen aan dat grensconflicten kunnen uitmonden in geweld. SPIRIT is echter een pacifistische partij en het overgrote merendeel van de Vlamingen zijn brave mensen. We hebben veel bereikt en dit zonder bloedvergieten.
De heer Joris Van Hauthem (VL. BELANG). - De heer Lionel Vandenberghe zegt dat de mogelijke bevoegdheid van de Franse Gemeenschap over cultuur, onderwijs enzovoort in de Vlaamse rand voor SPIRIT onaanvaardbaar was. Welk compromis was voor zijn partij wel aanvaardbaar?
De heer Lionel Vandenberghe (SP.A-SPIRIT). - Ik heb aangegeven dat dit specifieke voorstel totaal onaanvaardbaar was. Ook andere elementen konden we niet accepteren.
De heer Joris Van Hauthem (VL. BELANG). - Ik vroeg wat voor SPIRIT wel aanvaardbaar was.
De heer Lionel Vandenberghe (SP.A-SPIRIT). - SPIRIT heeft haar uiterste best gedaan om binnen de regering naar een oplossing te zoeken. Dat engagement was opgenomen in ons verkiezingsprogramma en in het Vlaamse regeerakkoord.
De heer Hugo Coveliers (Onafhankelijke). - Dat geldt ook voor de VLD.
De heer Lionel Vandenberghe (SP.A-SPIRIT). - We zijn echter realistisch genoeg om te beseffen dat binnen ons federale systeem een oplossing enkel kan worden gevonden door overleg met de andere taalgroep.
De heer Joris Van Hauthem (VL. BELANG). - Wat was voor SPIRIT dan wel aanvaardbaar?
De heer Lionel Vandenberghe (SP.A-SPIRIT). - SPIRIT blijft deel uitmaken van de federale regering omdat we daar de Vlaamse en links-liberale stem willen blijven laten horen. De verdere hervorming van de staat blijft de komende maanden en jaren dan ook op de agenda staan. Dit dossier zit immers niet in de koelkast.
B-H-V hangt als een zwaard van Damocles boven de Belgische politiek. (Onderbrekingen)
Ingaand op uitspraken van leden van de christen-democraten, kan ik er nog aan toevoegen dat de mis niet gedaan is. Hiermee bedoel ik dat wie meent dat een einde is gekomen aan de communautaire twisten, zich vergist. Hoe meer de tegenstellingen tussen Walen en Vlamingen door sommigen worden ontkend of verstopt, des te meer zullen ze wegen op de politieke agenda.
Ik vraag me ook af of de tijd niet is aangebroken om conclusies te trekken. Het oplossen van de communautaire problemen vormt immers een voorwaarde voor een efficiënt sociaal-economisch beleid en voor een werkbaar federaal, liefst zelfs een echt confederaal samenwerkingsmodel. Confederalisme betekent daarbij evenwel niet zich opsluiten, integendeel.
Onze doelstellingen zijn een efficiënt beleid, een werkzame staat en behoorlijk bestuur. Onze reactie is absoluut niet gestoeld op haat of wrok, maar op een essentieel rechtvaardigheidsbeginsel.
Hoe moeilijker het behoorlijk bestuur in Belgisch verband wordt gemaakt, des te luider zal de eis klinken voor een onafhankelijk Vlaanderen. De keuze is aan ieder van ons, ook aan onze Waalse vrienden.