3-108

3-108

Sénat de Belgique

Annales

JEUDI 21 AVRIL 2005 - SÉANCE DE L'APRÈS-MIDI

(Suite)

Questions orales

Question orale de M. Lionel Vandenberghe au premier ministre et au ministre des Affaires étrangères sur «la reconnaissance, par le gouvernement fédéral, du génocide commis contre le peuple arménien dans l'Empire turco-ottoman (1915-1918)» (nº 3-671)

Mme la présidente. - M. Didier Donfut, secrétaire d'État aux Affaires européennes, adjoint au ministre des Affaires étrangères, répondra.

De heer Lionel Vandenberghe (SP.A-SPIRIT). - Op zondag 24 april 2005 herdenkt het Armeense volk de negentigste verjaardag van de volkenmoord die zich afspeelde tussen 1915 en 1918 in het Turks-Ottomaanse rijk.

Reeds op 18 juni 1987 erkende het Europees Parlement in een resolutie dat de in Turkije levende Armeniërs in 1915 het slachtoffer zijn geweest van een genocide gepleegd door de toenmalige Ottomaanse regering. Op 26 maart 1998 keurde de Senaat eveneens een resolutie in die zin goed. In die resolutie, die destijds mee werd ondertekend door de heer Verhofstadt, verzocht de Senaat de Turkse regering de genocide te erkennen. Op 17 november 2000 verklaarde toenmalig minister van Buitenlandse Zaken Louis Michel in de Kamer dat de federale regering de genocide niet erkent uit vrees voor de diplomatieke gevolgen. Intussen vragen verschillende Europese rapporten, opgesteld naar aanleiding van de start van de EU-toetredingsonderhandelingen met Turkije, dat Turkije de genocide erkent. Turkije lijkt niet in te gaan op de vraag, ook al onderneemt het land lovenswaardige pogingen om de dialoog met Armenië te verbeteren.

Erkent de federale regering dat er een genocide is gepleegd op het Armeense volk in het Turks-Ottomaanse rijk tussen 1915-1918?

Zal de federale regering vertegenwoordigd zijn op de officiële herdenking van de 90ste verjaardag van de genocide op het Armeense volk in het Turks-Ottomaanse rijk?

M. Didier Donfut, secrétaire d'État aux Affaires européennes, adjoint au ministre des Affaires étrangères. - Les conclusions du Conseil européen du 17 décembre 2004 stipulent clairement qu'il est important que la Turquie maintienne de bonnes relations de voisinage, sans ambiguïtés.

En ce qui concerne les relations avec l'Arménie et en réponse à votre question, je pense qu'il faut avoir le courage d'affronter le passé tout en s'orientant vers l'avenir.

In het licht van de kandidatuur van Turkije voor het EU-lidmaatschap moeten de betrekkingen met Armenië aanzienlijk verbeteren. Dat zal bijdragen tot de duiding van het bloedbad van 1915 en 1916 dat onnoemelijk leed heeft veroorzaakt, en tot een wezenlijke verzoening die een fundamentele waarde is in de opbouw van Europa.

België zal op de officiële herdenking van 24 april 2005 vertegenwoordigd zijn door zijn ambassadeur.

De heer Lionel Vandenberghe (SP.A-SPIRIT). - Mijn bekommernis is vanuit het verleden naar de toekomst te werken. Historische fouten erkennen maakt deel uit van het verwerkingsproces van het verleden en is een goede stap om nieuwe relaties in de toekomst aan te gaan. Ik dring erop aan dat de regering in die richting verder werkt.

Op een studiedag over genoemde problematiek kwam die gevoeligheid duidelijk tot uiting, ook vanuit de Armeense kant. Armeniërs willen komaf maken met dat probleem van het verleden door in een dialoog de fouten uit het verleden erkend te zien, om zo een goede toekomst voor te bereiden. Turkije moet dat debat willen aangaan. Dat is voor dat land heel belangrijk als het wil toetreden tot de Europese Unie.

M. Didier Donfut, secrétaire d'État aux Affaires européennes, adjoint au ministre des Affaires étrangères. - Je pense que l'intervention de M. Vandenberghe est positive. La réponse que j'ai lue doit évidemment être entendue dans son contexte diplomatique.

Cependant, le processus d'adhésion de la Turquie à l'Union européenne crée de meilleures conditions pour le dialogue entre la Turquie et l'Arménie. La Belgique contribue d'ailleurs de son mieux à l'établissement de ce dialogue.