3-106 | 3-106 |
De voorzitter. - De heer Armand De Decker, minister van Ontwikkelingssamenwerking, antwoordt namens de heer Karel De Gucht, minister van Buitenlandse Zaken.
Mevrouw Sabine de Bethune (CD&V). - Het probleem van de verplichte tewerkstelling in Birma/Myanmar sleept al jaren aan. Vermoed wordt dat ongeveer 800.000 Birmanen, vooral armen en etnische minderheden, op die manier al jarenlang het slachtoffer zijn van mensenrechtenschendingen. Het Birmese leger is de grootste boosdoener. Het wordt er zelfs van verdacht minderjarigen onder dwang te rekruteren. Bij weigering krijgen de slachtoffers boetes opgelegd of worden ze geslagen, gemarteld of zelfs vermoord.
Daarom ging de Internationale Arbeidsorganisatie in 2000 over tot een in haar geschiedenis uitzonderlijke maatregel: de jaarlijkse conferentie van de IAO nam een resolutie aan waarin ze aan alle regeringen, bedrijven en vakbonden vraagt hun betrekkingen met Birma te herzien om niet bij te dragen tot het probleem van verplichte tewerkstelling.
In maart 2005 heeft de IAO deze resolutie opnieuw bevestigd en verklaard dat de wait-and-see-houding van sommige lidstaten niet langer houdbaar is. De IAO roept de lidstaten op hun positie over het opleggen van economische sancties te herzien. Tevens besliste de IAO dat het militaire regime van Birma drie maanden krijgt om zijn engagement in de strijd tegen de verplichte tewerkstelling duidelijk te tonen. De IAO dreigt met sancties tegen Birma als het tegen juni nog geen beterschap toont.
De Verenigde Staten verbieden al sinds 1997 elke nieuwe investering in Birma en hebben sinds 2003 alle commerciële betrekkingen bevroren. De Europese Unie neemt een gematigder houding aan en gaat uit van het concept dat economische ontwikkeling automatisch bijdraagt tot meer democratie. Vreemd, aangezien de legitieme democratische vertegenwoordigers van Birma, de National League for Democracy, NLD, de internationale gemeenschap al jaren oproepen niet langer in het land te investeren. Meer nog, de NLD, maar ook internationale humanitaire organisaties en NGO's pleiten voor economische sancties tegen strategische sectoren, zoals de olie-, gas-, en houtsector, gecombineerd met diplomatieke initiatieven voor een VN-interventie.
Op de Europese Ministerraad in april 2005 zal de Europese Unie een nieuw standpunt innemen. België moet ter zake een strengere houding aannemen. Dat is tenminste mijn overtuiging en die van vele anderen. De Europese Unie zou beschikken over een lijst van bedrijven waarmee geen handel mag worden gedreven, maar bedrijven uit strategische sectoren, zoals olie, gas en hout, zouden er niet op voorkomen.
Welke houding zal België aannemen op de Europese Ministerraad? Wat is het standpunt van de minister omtrent de problematiek van de verplichte tewerkstelling in Birma? Steunt hij de eis van de democratische partij van Birma?
De heer Armand De Decker, minister van Ontwikkelingssamenwerking. - De verlenging van de restrictieve maatregelen tegen Birma/Myanmar verdeelt de Raad. In september 2004 is onder politieke druk en om de ASEM-Top te Hanoi niet te hypothekeren, besloten de sancties te verharden. De weigering van visa aan leden van het regime en de bevriezing van hun tegoeden werden uitgebreid tot alle militairen vanaf de rang van brigadegeneraal. Ook is er een verbod ingesteld tegen buitenlandse investeringen in Birmese staatsbedrijven. De ambassadeurs van de EU te Yangon hebben intussen een bijkomende lijst opgesteld van 55 bedrijven die onder de sancties vallen.
De werkgroep COASI van de Raad is op 31 maart 2005 tot de conclusie gekomen dat het standpunt van de Unie wel vernieuwd, maar niet verstrakt moet worden. Zo zou het visaverbod niet uitgebreid moeten worden tot minderjarigen. Ook kwam het lot van de hierboven vermelde 55 bedrijven ter discussie. Sommige lidstaten wensten de lijst van bedrijven niet uit te breiden, andere, waaronder België, wel.
Gezien de huidige verdeeldheid zal de aangelegenheid wellicht naar het Comité van de permanente vertegenwoordigers (Coreper) worden doorverwezen. De werkgroep COASI is tevens overeengekomen de dialoog met Yangon open te houden en de coördinatie met de ASEAN over de kwestie Birma te verbeteren.
Mevrouw de Bethune weet ongetwijfeld dat binnen de EU sinds geruime tijd een debat aan de gang is over de efficiëntie van economische sancties en over de mogelijke negatieve gevolgen ervan voor de lokale bevolking. Ze heeft zonder twijfel ook al vernomen dat landen als India en China hun economische aanwezigheid in Myanmar om diverse redenen aan het versterken zijn, waardoor het effect van economische sancties door de Westerse landen meer dan geneutraliseerd wordt. Niettemin zal ik op de Europese ministerraad pleiten voor hardere sancties tegen staatsbedrijven in dat land.
De recente 292ste bijeenkomst van de beheerraad van de IAO is over de kwestie Myanmar tot een tweeledig besluit gekomen: hij wil de bestaande sancties `herbekijken' en hij eist van Myanmar een concrete vooruitgang tussen nu en de IAO-conferentie van juni dit jaar. Hoewel de IAO zelf zegt dat hiermee een einde komt aan de afwachtende houding van de voorbije jaren, komt deze beslissing neer op alweer een nieuw uitstel voor Myanmar.
De beheerraad heeft na een moeizame discussie beslist dat de resolutie over Myanmar van 2000 `gerevitaliseerd' dient te worden. Op basis van deze resolutie had een aantal landen economische sancties en andere maatregelen getroffen, die echter in 2001 door bijna alle landen opgeschort werden, daar Myanmar op dat moment enige wil tot samenwerking met de IAO leek te vertonen.
De situatie is thans zo geëvolueerd dat een afwachtende houding geen zin meer heeft. Vanaf nu zal de IAO aan alle betrokken actoren vragen om op geregelde tijdstippen verslag uit te brengen van de sancties of andere maatregelen die werden uitgevaardigd, of desgevallend waarom zulks niet is gebeurd. In feite wil de IAO dus een inventariseringsproces starten van de sancties tegen Myanmar, een proces dat hopelijk tegen juni al resultaten kan opleveren.
Tegelijkertijd wil de beheerraad op enkele concrete punten vooruitgang zien langs Birmaanse zijde. Zo moet er een begin gemaakt worden met de implementatie van de aide-mémoire die werd opgesteld door het very High-Level Team (vHLT), van de bepalingen in verband met de bewegingsvrijheid en de versterking van het IAO-verbindingskantoor. De beheerraad vraagt verder ook de vrijlating van de syndicalist Shwe Mahn.
Tijdens de IAO-conferentie van juni 2005 kan dan de vooruitgang inzake deze maatregelen concreet getoetst worden aan de wil tot samenwerking die Myanmar tijdens de komende maanden aan de dag zal leggen.
Myanmar heeft dus weer een trimester uitstel gekregen, onder andere omdat de meeste delegaties als de dood waren voor het kortwieken van de verbindingsofficier indien Myanmar het genomen besluit als een sanctie zou interpreteren.
Uiteindelijk lijkt de houding van de IAO en haar leden Myanmar niet te raken zolang het zich gesteund voelt door China en in mindere mate door India en de ASEAN. In die zin zijn de verklaring van Japan op de beheerraad en de uitlatingen van Maleisië aan de pers hoopgevend te noemen. Feit is alleszins dat de soft sanctions van de IAO in een dergelijk klimaat weinig resultaat kunnen opleveren. De druk op Myanmar zal uit de regio - ASEAN, Japan - zelf moeten komen en tegelijkertijd moet de hele problematiek in een breder mensenrechtelijk en politiek kader worden aangepakt.
Mevrouw Sabine de Bethune (CD&V). - Ik ben blij dat de minister van Buitenlandse Zaken ervan overtuigd is dat België in de Europese Ministerraad voor strengere sancties tegen Birma moet pleiten. De gelaten houding van de Europese Unie heeft in de voorbije jaren geen resultaat opgeleverd. We moeten dus wel kiezen voor een hardere lijn, zoals de Verenigde Staten dat reeds enkele jaren doen. Ik moedig de minister aan om namens België op Europees niveau een harde lijn te bepleiten en er veel diplomatieke acties rond te voeren.
Er is natuurlijk het probleem van de diplomatieke relaties in de regio en in Azië. Ook dat moet zowel door de Europese Unie als door België aan de orde worden gesteld in de betrekkingen met landen zoals Japan en andere.