3-106

3-106

Belgische Senaat

Handelingen

DONDERDAG 14 APRIL 2005 - NAMIDDAGVERGADERING

(Vervolg)

Vraag om uitleg van de heer Hugo Vandenberghe aan de vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken over «het ontbreken van betrouwbare criminaliteitsstatistieken in ons land» (nr. 3-723)

De voorzitter. - De heer Armand De Decker, minister van Ontwikkelingssamenwerking, antwoordt namens de heer Patrick Dewael, vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken.

De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - Volgens de politiewetenschappers Ponsaers en Bruggeman zijn de criminaliteitscijfers in ons land onbetrouwbaar en is het dan ook zinloos en onverantwoord criminaliteitscijfers bekend te maken. De wetenschappers stellen vast dat België tussen 1994 en 2000 wel over degelijke criminaliteitsstatistieken beschikte, maar deze knowhow is door de politiehervorming verloren gegaan. De verantwoordelijkheid daarvoor zou volgens hen vooral bij de politie liggen. In 2001 werd een nieuw registratiesysteem ingevoerd, niet op 1 januari, zoals gebruikelijk, maar in het midden van het jaar. Bovendien werd het oude systeem onmiddellijk opgedoekt, wat controle of terugval op het oude systeem onmogelijk maakte. Bijgevolg zijn de misdaadcijfers voor de jaren 2001, 2002 en 2003 verloren gegaan. Pas in 2006 zouden we terug, met enige voorzichtigheid, kunnen spreken over een daling of een stijging van misdaadfenomenen.

De politiewetenschappers vragen zich af hoe de regering een geloofwaardig veiligheidsplan voor de jaren 2005-2008 kan opmaken waarin ze de prioriteiten voor het opsporingsbeleid vastlegt, zonder over betrouwbare cijfergegevens te beschikken. Ook over de ophelderingsgraad van de misdrijven heerst de grootste onduidelijkheid.

Tenslotte betreuren de auteurs het dat er geen enkele inspanning wordt gedaan om de activiteitsgraad van de politie te meten.

Welke conclusies trekt de vice-eerste minister uit het onderzoek van deze politiewetenschappers? Op welke basis zal een degelijk en betrouwbaar veiligheidsplan kunnen worden opgesteld, aangezien de politiestatistieken onbetrouwbaar zijn? Wanneer zullen er opnieuw betrouwbare en accurate criminaliteitsstatistieken worden gepubliceerd?

De heer Armand De Decker, minister van Ontwikkelingssamenwerking. - Ik lees het antwoord van de vice-eerste minister.

Op 24 maart heb ik hier al uitvoerig gereageerd op het artikel van de professoren Ponsaers en Bruggeman in Panopticon over de politiële statistieken.

Uit de uitleg van de federale politie besluit ik dat het helemaal niet zo erg gesteld is met de registrering van criminaliteitsgegevens in de nationale gegevensbank, integendeel. De door de geïntegreerde politie geregistreerde criminaliteitsgegevens zijn nog nooit zo volledig geweest als nu. Vroeger gebeurde dit immers afzonderlijk door de lokale politie en de rijkswacht.

Sinds 2002 werd gestart met het werken op een geïntegreerde manier. De gegevensverwerking verloopt steeds beter, omdat een kwaliteitscontrole wordt uitgevoerd. Voorts bestaat er ook een permanente controle om dubbeltellingen te vermijden. Tot slot worden overal nog steeds dezelfde bronnen en dezelfde criteria aangewend. Zo werken alle politiezones vandaag met hetzelfde registratiesysteem, dat bovendien werd geautomatiseerd, wat heel wat voordelen met zich brengt. Niet alleen is er geen bijkomende werklast voor de zones, maar daarenboven dient dit systeem als controle op de kwaliteit en de volledigheid van de Algemene Nationale Gegevensbank.

Het systeem is ook constant blijven tellen. Er werd voor gezorgd dat er geen gegevens verloren zijn gegaan. Bij de politiehervorming werd de stroom van de gegevensinzameling voor statistische doeleinden dus op geen enkel ogenblik onderbroken.

Hieruit blijkt dat de premisse dat de criminaliteitstatistieken onbetrouwbaar zouden zijn, niet correct is. Het opstellen van goed onderbouwde veiligheidsplannen komt dus niet in het gedrang.

Voor statistische conclusies moet men uiteraard over cijfers kunnen beschikken die een voldoende lange periode bestrijken. Algemeen wordt aanvaard dat een periode van 5 jaar hiervoor volstaat. Vandaag kunnen de jaren 2000 tot en met 2003 al met elkaar worden vergeleken. Binnenkort komt 2004 erbij. Vorig jaar heb ik, samen met de verantwoordelijke van de federale politie, in de kamercommissie voor de Binnenlandse Zaken duidelijk beklemtoond dat, aangezien de geïntegreerde inzameling pas enkele jaren loopt, we tot 2006, 2007 zullen moeten wachten om betrouwbare vergelijkingen te kunnen maken.

De federale politie heeft nooit beweerd dat de ANG volledig is, maar jaar na jaar worden stappen in de goede richting gedaan. Voor het jaar 2003 beschikken we over 98,4% van alle gegevens.

We moeten bereiken dat de zones veel sneller hun gegevens aan het federale niveau doorgeven. Zonder zonegegevens kunnen er uiteraard geen volledige federale bestanden worden opgesteld. De zones moeten zich de discipline opleggen om steeds sneller gegevens door te zenden.

De cijfers voor 2003 werden op een heel genuanceerde manier gepresenteerd. Steeds wordt er beklemtoond dat het hier gaat om de door de politie geregistreerde criminaliteit. We moeten hierbij met vele factoren rekening houden, zoals de aangiftebereidheid van de burger, de politieactie, de registratie door de politie, en niet het minst de effectief gepleegde criminaliteit.

Toch komt uit de cijfers van 2003 één tendens duidelijk naar voren, en die wordt ook bevestigd door de cijfers van het eerste semester van 2004, namelijk dat een prioriteitsgerichte aanpak van bepaalde criminele fenomenen door de politie op termijn zijn vruchten afwerpt.

De cijfers zullen verder steeds sneller kunnen worden bekendgemaakt. Terwijl we in de voorbije jaren telkens het jaareinde moesten afwachten vooraleer de cijfers van het vorige jaar konden worden bekendgemaakt, kon nu al een eerste betrouwbare presentatie worden gegeven van de cijfers van het eerste semester 2004.

We werken nu aan een betrouwbaar systeem dat ons moet helpen om over ongeveer twee jaar de nodige beleidsconclusies te kunnen trekken.

De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - Ik dank de minister voor zijn antwoord. Aangezien ik de liefde van minister De Decker voor statistieken goed ken, zal ik deze statistische discussie hier niet verder voeren. Bij gelegenheid kom ik er wel op terug in aanwezigheid van de minister van Binnenlandse Zaken zelf.