3-1074/2

3-1074/2

Belgische Senaat

ZITTING 2004-2005

21 MAART 2005


Wetsontwerp tot wijziging van de artikelen 53, § 6, en 54bis van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken en tot invoeging in die wet van een artikel 54ter en een artikel 66bis


AMENDEMENTEN


Nr. 1 VAN DE HEER COLLAS

Art. 2

Dit artikel vervangen als volgt :

« Art. 2. — In artikel 53 van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1º Paragraaf 4 wordt vervangen als volgt :

« In het arrondissement Eupen kan niemand worden benoemd tot hoofdgriffier, griffier of adjunct-griffier in de rechtbank van eerste aanleg, in een vredegerecht of in een politierechtbank, of tot hoofdsecretaris, secretaris of adjunct-secretaris bij het parket van de procureur des Konings, als hij niet het bewijs levert van de kennis van de Duitse en de Franse taal. »

2º Paragraaf 6, tweede lid, wordt vervangen als volgt :

« De kennis van de andere taal dan die waarvan de kennis bewezen is door overlegging van het in het eerste lid bedoelde getuigschrift van genoten onderwijs wordt bewezen door te slagen voor een examen. »;

3º Het derde lid van dezelfde paragraaf wordt vervangen als volgt :

« Het examen handelt over de actieve en passieve mondelinge kennis en over de actieve en passieve schriftelijke kennis van de andere taal dan die waarvan de kennis bewezen is door overlegging van het in het eerste lid bedoelde getuigschrift van genoten onderwijs. »;

4º Deze paragraaf wordt aangevuld met de volgende leden :

« Alleen de afgevaardigd bestuurder van Selor — Selectiebureau van de federale overheid — is bevoegd om de bewijzen uit te reiken van de kennis van de andere taal dan die waarvan de kennis bewezen is door overlegging van het in het eerste lid bedoelde getuigschrift van genoten onderwijs.

De samenstelling van de examencommissie en de voorwaarden waaronder de bewijzen van de kennis van de andere taal dan die waarvan de kennis bewezen is door overlegging van het in het eerste lid bedoelde getuigschrift van genoten onderwijs worden uitgereikt, worden bepaald bij een koninklijk besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad. ».

Verantwoording

Dit amendement strekt ertoe de aandacht te vestigen op de bijzondere taalsituatie in het gerechtelijk arrondissement Eupen, inzonderheid wat betreft de secretarissen en de personeelsleden van het secretariaat van het parket van de procureur des Konings.

Artikel 45bis van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken luidt als volgt :

« In het arrondissement Eupen kan niemand worden benoemd tot voorzitter, ondervoorzitter, rechter of plaatsvervangend rechter in de rechtbank van eerste aanleg, tot procureur des Konings of substituut-procureur des Konings, tot vrederechter of plaatsvervangend vrederechter, tot rechter of plaatsvervangend rechter in een politierechtbank of tot toegevoegd rechter in een vredegerecht of in een politierechtbank tenzij hij het bewijs levert van de kennis van het Duits en bovendien door zijn diploma bewijst dat hij de examens van de licentie in de rechten in het Frans heeft afgelegd of het bewijs levert van de kennis van het Frans. »

Artikel 53, § 4, van de wet, bepaalt : « In het arrondissement Eupen kan niemand tot griffier bij de rechtbank van eerste aanleg, bij een vredegerecht, bij een politierechtbank worden benoemd als hij niet het bewijs levert van de kennis van de Duitse en van de Franse taal. »

Artikel 54bis van deze wet bepaalt : « De bepalingen van de artikelen 53 en 54 zijn van toepassing op de griffiersklerken, alsmede op de opstellers en de bedienden ».

In het arrondissement Eupen moeten bijgevolg alle parketmagistraten, alle zittende magistraten van de gerechten, alsook alle griffiers en personeelsleden van de griffie kunnen bewijzen dat zij het Duits en het Frans machtig zijn. De enigen die dat bewijs niet hoeven te leveren, zijn de secretarissen en personeelsleden van het secretariaat van het parket van Eupen, aangezien noch de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken, noch de wet van 23 september 1985 betreffende het gebruik van het Duits in gerechtszaken en betreffende de rechterlijke organisatie bepalingen bevatten die op hen betrekking hebben.

Naar onze mening is dat een onachtzaamheid : hoewel de regels inzake het taalgebruik van het administratief personeel van het parket van Eupen zijn opgenomen in de wet van 18 juli 1966 op het gebruik van de talen in bestuurszaken (meer bepaald in de artikelen 1, § 1, 4º, 2, 5, 11, § 2, 12, tweede lid, 14, § 3, 15, § 3, 32, 34, § 1, b) en 38, § 1) (1), benadrukken ze voldoende de wettelijke — en dus verplichte — tweetaligheid van het parketpersoneel. Het is bijgevolg meer dan gewettigd om het griffiepersoneel van de Eupense gerechten en het personeel van het secretariaat van de Eupense procureur des Konings op gelijke voet te behandelen, althans wat de talenkennis betreft.

Nr. 2 VAN DE HEER COLLAS

Art. 4

Het voorgestelde artikel 54ter aanvullen als volgt :

« In het arrondissement Eupen zijn de bepalingen van artikel 53, §§ 1 tot 4 en 6, van toepassing op de opstellers en de bedienden van de griffie, alsook op de vertaler(s), opstellers en bedienden van het secretariaat van de procureur des Konings ».

Verantwoording

Zie verantwoording bij amendement nr. 1 op artikel 2.

Berni COLLAS.

Nr. 3 VAN DE HEER HUGO VANDENBERGHE

Art. 6

Dit artikel aanvullen met de woorden « ten laatste 6 maanden na de publicatie in het Belgisch Staatsblad. »

Hugo VANDENBERGHE.

(1) Volgens die bepalingen kan « in de diensten als bedoeld in artikel 34, § 1 (aangezien het parket een gewestelijke dienst is), niemand tot een ambt of betrekking benoemd of bevorderd worden indien hij de taal van het gebied (namelijk het Duits) niet kent. (...) De berichten, mededelingen en formulieren, die de gewestelijke dienst rechtstreeks aan het publiek richt en de formulieren die hij op dezelfde wijze afgeeft, stelt hij in de taal of talen die ter zake opgelegd zijn aan de plaatselijke diensten van de gemeenten waar zijn zetel gevestigd is. In de gemeenten van het Duitse taalgebied worden de diensten zo georganiseerd, dat het publiek, zonder enige moeite te woord kan gestaan worden in het Frans of het Duits (artikel 15, § 3) ».