(N.): Vraag gesteld in 't Nederlands - (Fr.): Vraag gesteld in 't Frans
De EU-ministers van Landsverdediging hebben beslist om de komende jaren dertien snel inzetbare gevechtseenheden met elk 1 500 manschappen op te richten.
Naar wij vernemen, zouden Belgische soldaten deel uitmaken van twee van deze gevechtseenheden, namelijk één gevormd samen met Franse soldaten, en een andere gevormd met soldaten uit Frankrijk, Duitsland, Luxemburg en Spanje.
1. Waarom worden de Belgische manschappen ondergebracht in gevechtseenheden samen met de soldaten uit deze landen ? Lag het niet eerder voor de hand dergelijke gevechtseenheden te vormen met Nederland, of in het kader van de Benelux ?
2. Hoeveel manschappen levert België voor elk van deze eenheden ?
3. Hoeveel Nederlandstalige, c.q. Franstalige (Belgische) militairen zullen in deze eenheden worden ondergebracht (manschappen, onderofficieren en officieren) ?
4. Welk is het taalgebruik voor het commando in beide eenheden ?
5. Welke kostprijs brengt dit met zich ?
Antwoord : Ik vraag het geachte lid hierna het antwoord te willen vinden op de door hem gestelde vragen.
1. Tengevolge van de beslissing van de EU om « battle groups » (gevechtseenheden) op te richten werden contacten gelegd tussen de mogelijke partners. Gezien de bestaande synergieën werden volgende landen door België aangesproken om eventueel samen te werken : Nederland, Frankrijk, Duitsland, Verenigd Koninkrijk en Luxemburg.
Na afloop van deze contacten werd het duidelijk dat het vormen van dergelijke eenheid onder « kleinere » landen alleen, onmogelijk was bij gebrek aan capaciteiten. Om interoperabiliteitsredenen en om de huidige samenwerking op het niveau van de landstrijdkrachten verder te zetten, waren zowel Duitsland als Frankrijk de bevoorrechte partners. Nederland noch het Verenigd Koninkrijk overwegen een grootschalige samenwerking met België en zijn geen vragende partij. Een samenwerking met Luxemburg is evident.
Zo wenst België in dit verband met de kaderleden van het Eurocorps (België, Frankrijk, Duitsland, Luxemburg en Spanje) samen te werken. België zal ook (zoals andere landen) bijkomend met Frankrijk medewerken aangezien Frankrijk daar vragende partij voor is. Frankrijk heeft zich bereid verklaard onder alle mogelijke vormen met België en Luxemburg samen te werken.
Nederland voor zijn part zal met Duitsland, Finland en Letland in de schoot van het Duits-Nederlands Corps samenwerken. Een bijzondere samenwerking op basis van amfibische eenheden zal ook door Nederland en het Verenigd Koninkrijk op touw gezet worden.
Dit neemt niet weg dat België met Nederland zoals met Luxemburg en eventueel andere partners kan samenwerken in het kader van bijkomende bijdragen aan andere gevechtseenheden op een ad hoc basis (bijvoorbeeld in het kader van de EEAW (EPAF (European Participating Air Forces), Expeditionary Air Wing, ABNL (Admiraal BENELUX) of EAG (European Air Group)).
2. België stelt volgende middelen ter beschikking van de tactische groeperingen van de Europese Unie :
a) Gespecialiseerde bijdragen (« niches ») vanaf 2006;
b) Een substantiële deelname aan een gevechtsgroep (ongeveer 500 manschappen) vanaf 2007.
Deze bijdragen passen in het beschikbare budgettaire kader en vergen dus geen supplementaire middelen.
3. De gevechtseenheden maken het voorwerp uit van een « force-generation » proces (eerste conferentie gepland in mei 2005). De capaciteiten die België zal aanbieden, zullen bepaald worden op basis van de behoeften en de beschikbaarheid van de eenheden. De bestaande eenheden worden dus niet onder volledige vorm (organiek) aangehecht aan de te vormen interventiemacht. Voor elke EU-gevechtseenheid zullen verschillende Belgische modules aangeboden worden in functie van hun specialiteit en het taalstelsel van deze eenheden zal dus absoluut geen rol spelen in de aanbieding. Het is dus voorbarig en zelfs nutteloos om een verhouding Franstaligen-Nederlandstaligen nu al vast te leggen. Het is best mogelijk dat voor een welbepaalde rotatie, het Belgisch detachement uit tachtig procent Nederlandstaligen samengesteld is alhoewel de « moedereenheid » een Franse eenheid is.
4. Het Engels.
5. Op het gebied van de training zullen de kosten inbegrepen worden in de voorziene budgetten voor uitvoering van de trainingskalender van de componenten. Er is dus geen meerkost te verwachten.
Voor een eventuele operatie en rekening houdend met de zwaarste ontplooiingsoptie kan een inzet van 200 militairen in nettokosten als volgt geschat worden : tussen 4 en 5 miljoen euro voor één maand en tussen 7 en 9 miljoen euro voor 4 maanden. Voor een inzet van 500 militairen kunnen de nettokosten oplopen tot 10 miljoen euro voor één maand en 20 miljoen euro voor vier maanden.