Vragen en Antwoorden

BELGISCHE SENAAT


Bulletin 3-31

ZITTING 2004-2005

Vragen van de Senatoren en antwoorden van de Ministers

(N.): Vraag gesteld in 't Nederlands - (Fr.): Vraag gesteld in 't Frans


Minister van Ontwikkelingssamenwerking

Vraag nr. 3-1694 van de heer Roelants du Vivier d.d. 5 november 2004 (Fr.) :
Uitbreiding van de Europese Unie. — Ontwikkelingssamenwerking. — Toestand in de nieuwe lidstaten.

Op 1 mei 2004 traden tien nieuwe landen, hoofdzakelijk uit Centraal- en Oost-Europa, tot de Europese Unie (EU) toe. De EU telt voortaan vijfentwintig lidstaten.

Het is een historische uitbreiding waardoor de weldaden van de democratie, de rechtsstaat en de Europese waarden ten goede kunnen komen aan deze nieuwe lidstaten.

Ik zal geen balans opmaken van de ontelbare voordelen die deze uitbreiding met zich brengt, want daar gaat mijn vraag niet over.

Ik wil u alleen op de hoogte brengen van de bezorgdheid van een groot aantal mensen die in de ontwikkelingssamenwerking actief zijn en die heel wat vragen hebben bij de uitbreiding van de Europese Unie.

Deze personen of NGO's hebben vragen bij het aantal nieuwe lidstaten die een ontwikkelingsbeleid voeren en ook bij het budget dat zij eraan besteden. Zijn ze in staat zich in het ontwikkelingsbeleid van de Europese Unie te integreren ?

De internationale solidariteit van de meeste nieuwe lidstaten is gericht op landen die geografisch dichtbij gelegen zijn, zoals de landen van de Balkan, Moldavië, enz.

Tijdens het communistische regime was de hulp volledig bestemd voor « broederlanden » die zich in de geopolitieke invloedssfeer van de Sovjetunie bevonden : Cuba, Vietnam, Angola, enz.

Na de ineenstorting van het communisme hebben de Centraal- en Oost-Europese landen zich voornamelijk toegespitst op de integratie in de Europese Unie en was de hulp aan arme landen geen prioriteit meer.

De uitbreiding van de EU impliceert natuurlijk dat elke nieuwe lidstaat het acquis communautaire in de eigen nationale wetgeving omzet, ontwikkelingssamenwerking inbegrepen.

Naar het schijnt werd dit punt niet aangesneden bij de toetredingsonderhandelingen.

Onder impuls van Europese NGO's werden in zes nieuwe lidstaten de NGO's nationaal gecoördineerd, meer bepaald in Polen, de Tsjechische Republiek, Slowakije, Estland, Litouwen en Malta.

Deze nieuwe lidstaten waar de openbare ontwikkelingshulp heel gering is, zullen een beslissende rol hebben in de diverse Europese instellingen.

In 1993 werd een Task Force opgericht om de ontwikkelingssamenwerking in de nieuwe EU-lidstaten te steunen.

Ik herinner eraan dat op de Europese top van Barcelona werd beslist dat in 2006 gemiddeld 0,39 % van het BNP aan ontwikkelingshulp moet worden besteed. Elke lidstaat moet op hetzelfde moment minimum 0,33 % bereiken.

Kan de geachte minister me laten weten hoe het staat met de ontwikkelingshulp in de nieuwe lidstaten ? Beschikt men over de resultaten van de Task Force, waarvan België deel uitmaakt ?

Zo ja, zijn die resultaten overtuigend ?

Antwoord : Ik heb de eer op de vraag van het geachte lid te antwoorden dat de nieuwe lidstaten van de Europese Unie veeleer weinig overheidssteun (ODA) uittrekken voor ontwikkelingssamenwerking, zoals blijkt uit de cijfers voor 2001 met betrekking tot de nettobijdragen (miljoenen US dollar) en het ODA-aandeel in het bruto nationaal product :

Polen : 35,5 % (0,02 %); de Tsjechische Republiek : 26,5 (0,05 %); Slovenië : 25 (0,13 %); Slowakije : 11,7 % (0,06 %); Hongarije : 8,5 % (0,02 %); Cyprus : 2,3 (0,02 %); Litouwen : 2,0 (0,02 %); Letland : 1,4 (0,02 %); Estland : 0,5 (0,01 %); Malta : 0,5 % (0,01 %).

De ODA-bijdrage van de nieuwe lidstaten zou nadelig kunnen zijn voor de gemeenschappelijke doelstelling die de EU in maart 2000 op de Top van Barcelona vastlegde, om in 2006, 0,39 % van het BNP te besteden. De nieuwe lidstaten halen slechts een ODA-gemiddelde van 0,03 % van het BNP. De andere verbintenis die Europa is aangegaan om in 2006 per lidstaat 0,33 % uit te geven, is voor de nieuwe lidstaten wellicht politiek niet haalbaar.

De bewustmaking voor internationale solidariteit met volkeren in andere continenten, door middel van ontwikkelingssamenwerking, is zowel voor de publieke opinie als voor de bestuurders van deze landen een uitdaging.

De sensibilisering van de publieke opinie in de nieuwe lidstaten stond op de agenda van Task Force « Uitbreiding en Ontwikkeling », die bestaat uit de Europese Commissie (DG DEV en AIDCO), de lidstaten en de nieuwe verschillende leden van de Task Force versterking gevraagd aan de lidstaten.

Op 9 maart 2004 heeft België toegezegd om de organisatie van een conferentie te coördineren die zal handelen over de sensibilisering van de Europese publieke opinie met betrekking tot de Noord-Zuidsolidariteit. De conferentie heeft plaats in mei 2005 in Brussel. De Europese Commissie is er rechtstreeks bij betrokken.

België heeft de Europese Commissie voorgesteld dat kandidaat-lidstaten, zoals Roemenië en Bulgarije, voortaan bij de werkzaamheden van de Task Force worden betrokken. Het voorstel werd aangenomen wat betekent dat de vertegenwoordigers van deze landen sinds kort kunnen deelnemen aan de werkzaamheden en de zittingen in samenstellingen die de Task Force bijeenroept.

De Belgische samenwerking onderhoudt geregeld contact met de jonge administraties van een aantal nieuwe lidstaten, evenals met kandidaat-lidstaat Roemenië.

Gelet op de belangstelling die het geachte lid toont voor deze materie, maken wij hem opmerkzaam op de studie met de titel « The consequences of enlargement for development policy » die de Europese Commissie in augustus 2003 heeft gepubliceerd en die het onderwerp in zijn geheel belicht.