3-98

3-98

Belgische Senaat

Handelingen

DONDERDAG 24 FEBRUARI 2005 - NAMIDDAGVERGADERING

(Vervolg)

Actualiteitendebat

De opvolging van de Wereldvrouwenconferentie (Peking +10)

De voorzitter. - Het Bureau heeft de spreektijd bepaald op twee minuten per fractie.

Mevrouw Fatma Pehlivan (SP.A-SPIRIT). - Tien jaar na het Peking-platform zullen in New York, van 28 februari tot 11 maart 2005, de Verenigde Naties aan de regeringen in de wereld de gelegenheid geven om een balans op te maken van de vooruitgang die geboekt is inzake de bevordering van de gelijkheid van mannen en vrouwen en om concrete maatregelen voor de toekomst te nemen.

De 49ste zitting van de Commissie voor de Status van de Vrouw, een evenement van hoog niveau, is gewijd aan twee thema's.

Het eerste betreft de evaluatie van de uitvoering van het actieplatform van Peking en van de documenten uit de bijzondere zitting van de algemene vergadering genaamd `Vrouwen 2000, gendergelijkheid, ontwikkeling en vrede voor de 21ste eeuw'. Het tweede thema betreft de huidige uitdagingen en toekomstige strategieën voor de vooruitgang en empowerment van vrouwen en meisjes. Een rondetafelconferentie van hoog niveau over de institutionele mechanismen, verschillende panels over specifieke thema's en plenaire vergaderingen zullen de richting aangeven en de mogelijkheid bieden om praktijkervaringen uit te wisselen en nieuwe uitdagingen te identificeren.

De heer Dupont, minister van Gelijke Kansen, zal op 3 maart namens België het woord voeren. Zijn toespraak zal toegespitst zijn op de volgende thema's: werkgelegenheid, migratie, mensenhandel, gezondheid, seksuele en reproductieve rechten, ontwikkelingssamenwerking en macro-economie. De minister zal daar ongetwijfeld nog gedetailleerd op ingaan.

Wij onderschrijven ten volle de platformtekst van de minister omdat de gemeenschappen en verschillende NGO's betrokken werden bij het opstellen ervan.

Wij hebben gisteren samen met het Instituut voor Gelijke Kansen de tekst besproken in het Adviescomité voor gelijke kansen voor vrouwen en mannen. Wij betreuren dat men geen aandacht heeft voor de politieke participatie van de vrouw en dat er niet verwezen wordt naar de Belgische wetgeving. Volgens onze wetgeving moeten de lijsten van de kandidaten paritair zijn samengesteld en moet één van de eerste drie kandidaten een vrouw zijn. Als gevolg daarvan werden er in 2003 veel meer vrouwen verkozen en we hopen hetzelfde voor 2006. De empowerment van vrouwen moet ook op het politieke domein worden gerealiseerd.

Mme Olga Zrihen (PS). - Il est important de placer notre rencontre du 28 février au 11 mars dans une optique de suivi des travaux entrepris depuis dix ans - il semblerait que nous ayons de plus en plus tendance à entamer des plans doublement quinquennaux. Cette conférence mondiale de l'ONU sur les femmes, réunie à Pékin, est la quatrième. Elle avait établi douze domaines critiques d'intervention prioritaire des gouvernements pour promouvoir les femmes et pour assurer l'égalité des sexes. Ce suivi et cette mise en oeuvre de la plate-forme d'action de Pékin ont donc lieu tous les cinq ans. Il faut préciser que cette dernière a largement contribué à ce que les femmes soient reconnues comme actrices et bénéficiaires à part entière du développement durable. Cette rencontre à New York consistera donc principalement à évaluer les progrès réalisés dans ces domaines mais aussi et surtout à conserver ces droits acquis. La présence européenne sera en tout cas importante et nécessaire.

Au nom de mon groupe, je tiens à insister sur le fait que le combat pour une égalité entre les femmes et les hommes n'est pas terminé, loin de là. Même si la Belgique a connu, ces dernières années, des avancées significatives, il reste encore beaucoup à faire dans de nombreux domaines tels que l'éducation, la formation et l'emploi. Je fais plus précisément référence aux inégalités salariales, aux politiques sociale et économique, à la santé, à la coopération au développement, aux politiques migratoires ou au traitement de questions comme la résolution des conflits armés. Je souligne en particulier l'intérêt que nous portons à la mise en oeuvre de la résolution 1325 du Conseil de Sécurité des Nations unies qui vise à augmenter le rôle joué par les femmes dans les résolutions des conflits. À cela, nous devons malheureusement ajouter la traite des êtres humains et la politique des réfugiés. Bref, il doit s'agir, lors de cette rencontre, d'un véritable réflexe d'égalité transversal.

Comme vient de le souligner la présidente de notre commission, le rôle des parlementaires présents à New York sera important. Je tiens à faire ici une brève parenthèse en mon nom personnel. On peut regretter que les parlementaires n'aient pas été associés aux réunions préparatoires en vue de la rédaction du texte contenant la position belge face aux objectifs de Pékin. Leur expérience et connaissances en la matière auraient constitué une aide précieuse. À l'inverse des États membres qui ne peuvent pas se démarquer de la position commune européenne, nous, parlementaires, pourrons mettre en toute liberté l'accent sur certains points qui nous paraissent essentiels et qui ne figurent pas ou ne sont pas assez visibles dans la déclaration ministérielle commune des 25 États membres, adoptée à Luxembourg et qui vise à sceller l'engagement politique en faveur de l'égalité entre hommes et femmes dans l'Union européenne.

Je répète qu'un des objectifs de cette réunion consistera en tout cas à ne pas remettre en cause les progrès réalisés par Pékin au sujet des droits des femmes. Je vise ici plus spécialement la santé et les libertés et droits sexuels et reproductifs sur lesquels certains pays conservateurs voudraient revenir. Or, nous savons tous à quel point ces droits et libertés sont indispensables à l'épanouissement voire à la survie des femmes. En tant que parlementaires, représentantes des différents exécutifs et organisations de femmes, nous devrons donc lutter toutes ensemble pour conserver ces acquis, non seulement pour nos États membres et pour l'Union européenne mais également au niveau mondial.

Mevrouw Sabine de Bethune (CD&V). - Dit jaar vieren wij de honderdste verjaardag van de Nederlandstalige en Franstalige vrouwenraad en blikken we terug op de realisaties gedurende de tien jaar na het Pekingplatform. Het is de vraag of er veel te vieren valt wanneer we terugkijken op het recente gelijkekansenbeleid.

In vergelijking met andere landen doet België het niet slecht. Ons land staat op de zevende plaats van de UNDP inzake de deelname van vrouwen in de besluitvorming, de gender empowerment index, en het staat eveneens op de zevende plaats inzake de leefkwaliteit van vrouwen, de gender life quality index. Toch blik ik met een wrang gevoel terug op het gelijkekansenbeleid van de voorbije vijf jaar omdat het elan van het beleid geleidelijk is verzand. In een interessant boek van het Vervolmakingscentrum voor Overheidsbeleid en Bestuur van Vlaanderen stellen zowel mannelijke als vrouwelijke onderzoekers het gebrek aan politieke wil voor het toekennen van gelijke kansen aan vrouwen aan de kaak en zeggen dat in België geleidelijk een vals gevoel van voltooide emancipatie is opgedoken. Volgens hen kwamen de vrouwen in de schaduw te staan van andere doelgroepen van het gelijkekansenbeleid: allochtonen, holebi's, gehandicapten, leeftijdsdiscriminatie ouderen-jongeren. De politieke ontwikkelingen onder impuls van de paarse en paars-groene meerderheden neigen ertoe het gelijkekansenbeleid voor vrouwen op de achtergrond te verdringen en te verdrinken in het diversiteitsbeleid of minderhedenbeleid terwijl mannen en vrouwen de twee helften van de samenleving uitmaken.

Wij zijn uiteraard voorstander van een diversiteitsbeleid, op voorwaarde dat het niet in de plaats treedt van het gelijkekansenbeleid voor vrouwen en mannen. Wij ondersteunen de idee van de minister van Openbaar Ambt om een diversiteitsbeleid te voeren. Als het gelijkekansenbeleid voor vrouwen in het openbaar ambt evenwel verdrinkt in het diversiteitsbeleid, is dat geen goede zaak voor de vrouwen, die de helft van de werkende bevolking uitmaken.

Er zijn ook goede evoluties waar te nemen. De gelijkekansenwetgeving en de Grondwet werden versterkt en de pariteitswet in verband met de kieslijsten werd goedgekeurd. Dank zij die realisaties is de politieke deelname van vrouwen in ons land sterk gestegen. Toch stel ik vast dat verscheidene gelijkekansenwetten uit het verleden niet worden toegepast. Ik verwijs in dat verband naar de Peking-wet, die de regering verplicht elk jaar een verslag in het parlement in te dienen. De voorbije vier jaar heeft de federale regering nagelaten dat te doen. Voorts wordt ook de tweederderegel inzake de vertegenwoordiging van mannen en vrouwen in de federale adviesorganen voortdurend uitgehold. De adviezen van de federale adviesorganen zijn op het ogenblik wellicht zelfs ongeldig omdat de Ministerraad de uitzonderingsregel van een jaar geleden niet heeft verlengd. De wet op het partnergeweld, die gedurende de vorige regeerperiode werd goedgekeurd, schrijft een aparte registratie van de gevallen van partnergeweld voor. Het college van procureurs-generaal heeft nog steeds geen richtlijnen verstrekt om die aparte registratie mogelijk te maken. De Europese Raad heeft een onderzoek uitgevoerd naar de kwaliteit van de instrumenten van het gelijkekansenbeleid in Europa. Er zijn op dat vlak tal van problemen, ook in ons land. Zo worden de klachten van vrouwen en van mannen in verband met discriminatie nog steeds niet door het Instituut voor Gelijke Kansen behandeld. Genderstatistieken worden nog niet systematisch opgevraagd, het mainstreamingsbeleid dat door minister Onkelinx werd voorgesteld, is in de experimentele fase blijven steken. De lijst van voorbeelden van het falende gelijkekansenbeleid op federaal niveau is eindeloos.

De wil bestaat om naar New York te gaan om daar het Belgische beleid te verdedigen. Ik vraag dat ons land zich niet enkel uitspreekt in het kader van de internationale agenda. Wij zijn solidair met vrouwen in het zuiden die worden gediscrimineerd. Het is ook van groot belang dat de minister zegt wat wij gaan doen voor vrouwen die in België worden gediscrimineerd en nog altijd geen gelijke kansen hebben.

Een prioriteit voor de toekomst is de pariteit in de besluitvorming. Wij hebben veel gewerkt aan de politieke besluitvorming, maar ons voorstel is ook naar pariteit te streven in de sociaal-economische besluitvorming.

Het thema van preventie van geweld moet opnieuw worden aangekaart. Voor het intrafamiliale geweld moet de wet worden versterkt. Er moet worden geprobeerd de preventieve uithuiszetting mogelijk te maken.

Andere collega's wezen er al op dat aandacht moet gaan naar werkgelegenheid. De loonkloof moet worden aangepakt en er moeten nieuwe mogelijkheden komen voor vrouwen die herintreden.

De vrouwenbeweging in ons land moet worden versterkt. Dit kan door haar apart op te nemen in de begroting en haar mogelijkheden te vergroten.

Een prioriteit van de CD&V-werkgroep Vrouw en Maatschappij is erover na te denken hoe meer mannen kunnen worden betrokken bij het gelijke kansentraject.

Hoe kunnen wij onze beleidsinstrumenten versterken? In de toekomst moet werk worden gemaakt van een wettelijk kader, van de implementatie van de gendermainstreaming en van de genderbudgettering. Ik betreur dat ons voorstel terzake enkele dagen geleden in de commissie voor de Financiën van de Senaat niet werd goedgekeurd, mede op vraag van de meerderheid. Ik blijf aandringen op een stevig systeem van gendermainstreaming en genderbudgettering en op een betere omkadering van het beleid.

Mme Clotilde Nyssens (CDH). - J'ai un mot d'ordre : « Allons de l'avant. » Je me réjouis que la Conférence de New York puisse attirer un nombre important de femmes du nord et du sud. Je me réjouis aussi que la délégation belge soit nombreuse parce que, dans des événements de cette sorte, non seulement les discours officiels sont importants mais aussi les rencontres individuelles avec des femmes qui habitent l'hémisphère sud et qui nous permettent de comprendre qu'elles vivent différemment de nous. Il est capital d'entretenir de telles relations. New York n'est pas qu'une grand-messe même si cela peut nous permettre de vérifier que l'on va bien de l'avant et que l'on ne recule pas.

Il faut évidemment que nous ayons ensuite un débriefing important avec la délégation chez nous, et pourquoi pas au Sénat. C'est nécessaire pour voir ce que nous devons faire ici, en Belgique. Je crois que Pékin, New York et Le Caire sont des occasions pour faire progresser le droit des femmes et le principe d'égalité dans notre pays où il reste beaucoup à faire à ce sujet. Je citerai quelques thèmes qui me sont chers, mais je me réjouis déjà qu'ils soient repris dans la position de l'Union européenne et du fait, remarquable, que celle-ci soit amenée à prendre position en tant que telle. D'ailleurs, à Luxembourg, le conseil des ministres a produit un papier de qualité, intéressant.

La traite des êtres humains, la violence conjugale, l'inégalité sur le marché de l'emploi, les inégalités salariales, la dimension du genre dans l'immigration et dans le droit d'asile sont, selon moi, des thèmes fondamentaux pour notre pays aussi.

J'ai une demande : qu'on saisisse l'occasion du retour de la conférence de New York pour être bien plus pro-actifs, notamment au sein du comité pour l'égalité des chances, et qu'on aille de l'avant, tous ensemble.

Mevrouw Margriet Hermans (VLD). - De Peking-conferentie was een mijlpaal in de internationale strijd voor de gelijkberechtiging van vrouwen en mannen. De conferentie ziet de positie van de vrouw in verschillende domeinen wereldwijd als dé sleutel voor een beleid van duurzame ontwikkeling.

Een van de vijf hoofdthema's die België zal brengen op de 49ste zitting is werkgelegenheid. De toegenomen deelname van vrouwen aan betaalde arbeid is wereldwijd fenomenaal geworden. Met uitzondering van Afrika is de arbeid van vrouwen sinds 1980 veel sneller toegenomen dan de arbeid van mannen. Dat is een gevolg van de globalisering. Omdat de vrouwen actief zijn op de arbeidsmarkt, groeit ook hun inspraak. De deelname aan de arbeidsmarkt is dus een cruciale stap tot self-empowerment. Vrouwen kunnen zich door hun deelname aan de arbeidsmarkt organiseren. Hun betaalde arbeid verzwakt in vele samenlevingen geleidelijk de traditionele man-vrouwverhoudingen. Vrouwen krijgen een hogere status en ze krijgen meer beslissingsmacht binnen het gezin. Investeren in vrouwen betekent investeren in de ontwikkeling van een gemeenschap. De keerzijde van de medaille is dat vrouwen vaak nog in slechte omstandigheden werken, in minderwaardige jobs, met een substantieel lager inkomen dan mannen, zelfs in een gelijkwaardige functie. Zelfs in ons land bestaan er op de arbeidsmarkt nog vele pijnpunten. Er is nog steeds sprake van een scheiding tussen zogenaamde mannen- en vrouwenberoepen. Er is zelfs een mannen- en vrouwensector. Ik geef een voorbeeld. In 1999 was amper 6% van de vrouwen tussen 15 en 64 jaar werkzaam in de industrie tegenover een kwart van de mannen.

Op internationaal niveau staat België samen met Nederland, Luxemburg, Spanje en Griekenland op laatste plaatsen wat betreft de werkgelegenheidsgraad van vrouwen in de industrie. Vrouwen blijven ook slecht vertegenwoordigd aan de top van ondernemingen en arbeidsorganisaties. Ze kunnen moeilijk doorstromen naar hogere functies. Een gelijke beloning blijft ook nog een heikel punt. Het beginsel van een gelijke verloning van mannen en vrouwen voor gelijk werk werd pas in 1951 opgenomen in de Conventie nr. 100 van de Internationale Arbeidsorganisatie. Sindsdien werd dat beginsel in de Europese en de Belgische wetgeving overgenomen en verfijnd. In ons land heeft dat ertoe geleid dat duidelijk discriminerende bepalingen, zoals het uitdrukken van vrouwenlonen als een percentage van de mannenlonen, uit de CAO's zijn verdwenen, al blijven er in de praktijk tussen mannen en vrouwen aanzienlijke loonverschillen bestaan. De oorzaak daarvan ligt in de arbeidstijdsystemen, waardoor voor deeltijdse arbeid in verhouding nog steeds minder wordt betaald dan voor voltijdse arbeid.

De aanbevelingen van de België gaan in de goede richting, maar schieten tekort wat de loondiscriminatie betreft. België beveelt enkel aan indicatoren te definiëren om de loonsverschillen tussen beide geslachten per sector te meten. Eigenlijk is dat veel minder ambitieus dan de conclusies van 4 februari 2005 van de conferentie in Luxemburg van de ministers van de Europese Unie bevoegd voor de gelijkheid van mannen en vrouwen. Volgens die conclusies moet de ongelijke verloning tussen mannen en vrouwen worden weggewerkt door een gediversifieerde aanpak van de onderliggende factoren, waaronder de sectorale en professionele segregatie, de functieclassificaties en de weddensystemen. Verder stond daarin dat de overheid ervoor moet zorgen dat meer vrouwen de stap zetten naar een zelfstandig beroep en dat vrouwen precies zoals mannen toegang moeten krijgen tot microkredieten en kapitaal.

De vertegenwoordiger van de minister stelde gisteren in het Adviescomité voor gelijke kansen voor vrouwen en mannen, dat het Belgisch standpunt zou worden aangepast aan de conclusies van de conferentie van Luxemburg.

In de teksten wordt weinig of geen melding gemaakt van geweld tegen vrouwen binnen het gezin. Ook daaraan moet het Belgische standpunt aandacht geven.

Mevrouw Nele Jansegers (VL. BELANG). - Gisteren kregen de leden van het Adviescomité voor gelijke kansen voor vrouwen en mannen een voorlopige versie van de tekst die minister Dupont in New York zal brengen. De parlementsleden werden niet betrokken bij de redactie van die tekst. In het actualiteitendebat van vandaag kunnen we onze mening geven over de tekst, maar we kunnen er niets meer aan veranderen.

Onze fractie vindt dat gelijkwaardigheid tussen mannen en vrouwen een essentiële voorwaarde is voor een harmonieuze samenleving, waar ook ter wereld. We staan dan ook resoluut aan de zijde van alle vrouwen die vechten voor bestaansrecht, erkenning en een zichtbare plaats in de samenleving en het gezin. Voorlichting, respect voor de vrije keuze en het creëren van kansen zijn essentiële instrumenten. Betutteling en individualisme zijn voor ons echter een stap te ver. Onze fractie heeft dan ook problemen met de voorliggende tekst. De achterliggende visie is een enggeestige benadering van de samenleving en van de vrouw. De benadering is zuiver materialistisch en economisch. Alleen de vrouw als individu telt, gemeenschap en gezin komen niet aan bod. Het idee is dat de vrouw pas vrij is als ze werkt, liefst voltijds. Geen woord over de vrije keuze die vrouwen moeten hebben tussen een carrière buitenshuis of het beroep van huisvrouw en moeder.

Natuurlijk moeten vrouwen de kans hebben buitenhuis te gaan werken. Creëer die kans, maar stop de betutteling. Laat de gezinnen zelf beslissen wie voltijds of deeltijds gaat werken, wie eventueel thuisblijft, of de echtgenoten van elkaar afhankelijk willen zijn of niet. Hoe kan men in godsnaam bereiken dat mannen respect hebben voor de keuzes die vrouwen maken, als de vrouwenbeweging de keuzes die de beweging niet zinnen, niet respecteert. Roep de positieve discriminatie van vrouwen een halt toe, de meest ergerlijke vorm van discriminatie, zoals Mark Grammens zegt in Journaal. Positieve discriminatie ondermijnt de geloofwaardigheid van vrouwen en heeft op termijn misschien wel het omgekeerde effect van wat beoogd werd.

Wat betreft mensenhandel vinden wij het idee dat het aanbieden van een wettelijk immigratiealternatief de mensenhandel zou verminderen, volslagen absurd. België, en bij uitbreiding Europa, kunnen onmogelijk alle mensen opvangen die naar hier willen komen, zonder een totale ineenstorting van de sociale zekerheid en van de samenleving tout court. Als we niet iedereen kunnen opvangen, hoe zal dan worden geselecteerd? Quota kunnen misschien een oplossing zijn, maar wie geen winnend lot trekt, zal nog steeds zijn toevlucht nemen tot de mensensmokkelaars.

De visie op abortus is zeker niet de onze. De `baas in eigen buik'-visie is heel individualistisch. In de tekst staat geen woord over de rechten van het ongeboren kind, geen spatje gezinsgericht denken. De tekst heeft ook geen aandacht voor de traumatische gevolgen van een abortus, zeker wanneer latere zwangerschappen slecht aflopen of onmogelijk zijn.

In de tekst staat ook geen woord over de impact van religie en cultuur op de vrouwenrechten, over partnergeweld dat wortelt in een visie die stelt dat vrouwen minderwaardig zijn aan mannen, over de obsessie rond maagdelijkheid en over eremoord. De tekst getuigt van selectiviteit en van schijnheiligheid. Nogmaals, in die materialistische benadering van mens en samenleving en van de vrouw in het bijzonder, en in het individualistisch denkpatroon dat in de tekst overheerst, kunnen wij ons absoluut niet terugvinden.

Mme Jihane Annane (MR). - Dix ans après la quatrième conférence mondiale sur les femmes qui s'est tenue à Pékin, les Nations unies donnent aujourd'hui aux décideurs et aux experts des gouvernements du monde entier l'occasion de faire le bilan des progrès enregistrés en matière de promotion de l'égalité des sexes et d'autonomisation des femmes et des filles, et aussi de prendre des mesures concrètes pour l'avenir.

Au nom de mon groupe, je souhaiterais exprimer au passage un regret partagé - ma collègue Olga Zrihen a d'ailleurs fait la même remarque : nous aurions souhaité que les parlementaires soient davantage impliqués dans les discussions préparatoires à la position belge qui sera défendue à New York.

Personne ne me contredira si j'affirme que promouvoir l'égalité entre les hommes et les femmes n'est pas un sujet typiquement féminin. Cela a été dit très justement par la Commission européenne : « L'égalité des chances ne concerne pas seulement les femmes, leur épanouissement et leur autonomie, mais aussi les hommes et l'ensemble de la société pour laquelle elle peut être un moteur de progrès et un gage de démocratie et de pluralisme. »

Où en sommes-nous après dix ans ? Cette question constituera en effet le point de départ de la 49ème session de la Commission des Nations unies sur la condition de la femme. Nous avons la chance de vivre dans un État démocratique, épargné par les conflits armés et où les conditions sanitaires sont généralement assez bonnes. Des rencontres comme la 49ème session rappellent qu'au-delà de nos frontières, des millions de femmes n'ont pas cette chance. Parmi les réalisations qui ont suivi la quatrième conférence, citons la Résolution 1325 du Conseil de sécurité des Nations unies sur les femmes, la paix et la sécurité, les ODM ou encore le programme de lutte contre la violence sexuelle envers les femmes en République démocratique du Congo, financé par la Belgique. Il est important qu'un pays comme la Belgique pèse de tout son poids pour améliorer les conditions de vie de toutes ces femmes.

Ne nous voilons pas la face pour autant. En Belgique et au sein de l'Union européenne, l'égalité hommes-femmes n'est pas une réalité sur tous les plans. On enregistre effectivement des avancées telles que la création de l'Institut, l'article 10 de la constitution, le plan stratégique du gouvernement fédéral ou, au niveau européen, la directive sur l'égalité de traitement. Mais pourquoi, au quotidien, avons-nous l'impression que les répercussions font défaut ?

Le principe d'égalité ne consiste pas uniquement à défendre le droit des femmes. Il s'agit de traduire concrètement l'application de ces droits dans tous les domaines de la vie économique, politique et sociale et de combler le fossé entre une « égalité de droit » où des progrès importants ont pu être constatés et une « égalité de fait » qui reste à réaliser.

On peut aisément se rendre compte que de plus en plus de femmes, aujourd'hui, rencontrent des difficultés pour concilier vie professionnelle et vie privée. Permettez-moi de sourire lorsque je lis que les vingt-cinq, à Luxembourg, acceptent « d'encourager les hommes à prendre part aux responsabilités et tâches familiales ». À moins d'un coup de baguette magique, je ne vois pas comment les y encourager ! Nous savons tous pertinemment qu'il est difficile de changer les mentalités. Et si ce sujet anime très souvent les conversations de femmes bien ancrées dans leur époque, c'est que les mesures prises et les législations adoptées jusqu'à présent sont insuffisantes ou n'ont peut-être pas eu l'effet escompté. De nouvelles bases d'action doivent désormais être jetées. Les actions doivent être précédées d'une évaluation des mesures déjà mises en oeuvre. Comment les renforcer et les rendre plus globales ?

À l'heure où nous nous inquiétons à juste titre du vieillissement de la population, la difficulté de combiner vie professionnelle et vie familiale freine les femmes dans leur envie de maternité, ce qui, d'une part, n'influence pas dans le bon sens l'évolution démographique et, d'autre part, ne contribue pas à augmenter la proportion de femmes actives. Ne perdons pas non plus de vue l'objectif de Lisbonne. Les mesures qu'il nous faut entreprendre doivent donc être interdépendantes et complémentaires.

Ainsi, à la veille de Pékin +10, je tiens à rappeler que l'égalité répond à une exigence d'esprit de justice et de cohésion sociale.

Mme Isabelle Durant (ECOLO). - Je souscris à la position européenne adoptée à Luxembourg et au texte proposé.

J'attire l'attention du ministre sur le fait qu'il serait extrêmement dangereux de faire marche arrière par rapport à ce qui a été décidé au Caire. Certains pays essayeront certainement de le faire.

Je voudrais également relever quelques points particuliers.

Premièrement, l'égalité entre hommes et femmes est la condition de l'éradication de la pauvreté, ce qui nous ramène au débat précédent sur les objectifs du Millénaire.

Deuxièmement, l'accessibilité au marché de l'emploi et la question de l'égalité en termes de salaires est évidemment la seule manière d'encourager une plus grande participation des hommes aux tâches domestiques.

Troisièmement, nous sommes moins directement concernés par la traite des êtres humains mais je voudrais insister sur les pratiques nationales en matière d'immigration et d'asile. Je pense aux droits des femmes et des jeunes filles, aux violences liées au genre et qu'elles subissent quant au motif de leur demande de statut de réfugié politique.

Mme De Bethune et moi-même, entre autres, avions intégré ces points dans la résolution « Femmes et Paix », action que nous pouvons mener en Belgique pour les demandeuses d'asile qui sont peu ou prou, discrètement ou non, victimes de violences et qui ont droit à un traitement et à un accueil particuliers.

Je m'associe pleinement aux remarques formulées par mes collègues et j'espère, monsieur le ministre, que vous pourrez nous rassurer sur la position forte qu'adoptera le gouvernement belge à New York.

De voorzitter. - Als voorzitter vind ik dit debat zeer interessant, aangezien ik, althans tijdens de eerste twee dagen, deel zal uitmaken van de delegatie.

Ik neem al zeer lang deel aan die VN-vergaderingen: ik zat al in de delegatie voor de vergadering in Mexico in 1975, en vervolgens ook voor Nairobi, Peking en New York. In de loop der jaren is alles sterk geëvolueerd. Die grote vergaderingen zijn zeer belangrijke momenten, mevrouw Nyssens. Men moet eraan deelnemen om de kracht van vrouwen op wereldvlak te ervaren. Voor de honderdste verjaardag van de Vrouwenraad zal ik samen met de heer De Croo op 14 juni een rozenstruik planten.

M. Christian Dupont, ministre de la Fonction publique, de l'Intégration sociale, de la Politique des grandes villes et de l'Égalité des chances. - Je voudrais d'abord remercier les sénatrices pour l'attention qu'elles ont consacrée à ce dossier. Nous en avons discuté dans le cadre de la note de politique générale, dans deux ou trois réunions du Comité d'avis. Même si les parlementaires n'ont pas été directement associées à la préparation des travaux, elles l'ont été via les différentes réunions de la commission d'avis.

L'enjeu de la Conférence de New York est de ne pas revenir sur Pékin ni sur le Caire. Je me réjouis que la Belgique affiche une position qui soit bonne, forte et progressiste. Nous avons pu la défendre aux côtés de nos partenaires de l'Union européenne à Luxembourg.

Zoals mevrouw de Bethune al zei, scoren we niet zo slecht, want bijvoorbeeld wat het loonverschil betreft, zijn we vijfde in de wereld. We kunnen op een aantal punten inderdaad nog beter, maar zoals de voorzitter zonet aangaf, moeten we ons bewust zijn van de vooruitgang die tijdens de voorbije vijftig en zeker tijdens de laatste tien jaar is geboekt.

Vanochtend heb ik in het Instituut voor Gelijke Kansen een rapport naar voren horen brengen over verschillende onderwerpen, waaronder partnergeweld. Dat is één van de punten waaraan de meeste aandacht moet worden geschonken. Binnenkort zullen we over indicatoren terzake beschikken.

Een ander belangrijk element in het Belgisch standpunt is de werkgelegenheid. Ook daaraan wordt gewerkt. De juridische cel onderzoekt de mogelijkheden om naar de rechter te stappen.

Nous progressons véritablement dans une série de domaines. La position belge couvre l'ensemble de la problématique, y compris la coopération au développement et la paix dans le monde. Elle rejoint les objectifs du Millénaire. Nous devons bien entendu associer le reste du monde à notre réflexion puisque, comme l'a dit quelqu'un, dans les pays du tiers monde, les femmes sont les agents secrets du changement. La résolution insiste sur l'éducation des filles et sur les droits reproductifs. Nous avons donc une position forte. Nous pourrons faire valoir à New York sans avoir à rougir de notre travail. Cela dit, c'est effectivement ici que cela doit se passer. C'est ici que nous devrons vérifier les avancées. L'institut demande que nous procédions chaque année à l'évaluation de Pékin et c'est également ma volonté. Je suis tout à fait disponible car il s'agit d'une bonne cause, d'une cause de progrès.

Mevrouw Fatma Pehlivan (SP.A-SPIRIT). - Als voorzitter van het Adviescomité vraag ik de minister om, na onze reis naar New York, samen de zaken te evalueren in het Adviescomité.

De heer Christian Dupont, minister van Ambtenarenzaken, Maatschappelijke Integratie, Grootstedenbeleid en Gelijke Kansen. - Dat is geen probleem.