3-97 | 3-97 |
Mevrouw Jacinta De Roeck (SP.A-SPIRIT). - Op 2 december 2004 stelde ik de minister een vraag om uitleg over de AIDS-problematiek. Uit het antwoord bleek dat de minister in zijn beleid de problematiek erkent, dat België langs verschillende kanalen inspanningen levert om die epidemie tegen te gaan en in een aantal Afrikaanse landen projecten daartoe heeft opgestart. Ook de bijkomende nota van de minister heb ik met veel belangstelling gelezen.
Toch heb ik nog een bijkomende vraag. Zit de minister met zijn beleid inzake de AIDS-epidemie op één lijn met de minister van Buitenlandse Zaken, die veeleer economische en diplomatieke belangen als maatstaf voor zijn beleid hanteert? Aids heeft immers een harde economische impact. Kan hij dit illustreren aan de hand van maatregelen en budgettaire initiatieven?
Malaria en tuberculose, andere silent killers, komen in de ontwikkelingslanden nog steeds frequent voor. Volgens de Wereldgezondheidsorganisatie sterven jaarlijks meer dan één miljoen mensen in Afrika aan malaria. In 2002 stierven wereldwijd twee miljoen mensen aan tuberculose, het grootste deel daarvan in Zuidoost-Azië en Afrika. Beide ziektes hebben bovendien een wederzijds versterkende interactie met AIDS, waardoor de kans om aan TBC of malaria te sterven, toeneemt.
Wat is de Belgische bijdrage aan het GFATM -Global Fund to Fight AIDS, Tuberculosis and Malaria - voor 2004? Is dit een verhoging tegenover de vorige jaren? Wat is de vooropgestelde bijdrage voor 2005?
Welke zijn de specifieke acties en projecten in het Belgische ontwikkelingsbeleid met betrekking tot malaria en tuberculose?
De heer Armand De Decker, minister van Ontwikkelingssamenwerking. - België probeert voor zijn vrijwillige bijdragen aan internationale instellingen zoveel mogelijk te werken met meerjarige budgetten. Hierdoor is de hulp beter gewaarborgd en kunnen de organisaties hun projecten en programma's beter plannen.
België heeft in 2004 een overeenkomst getekend waarin het beloofde voor de periode van 2004 tot 2007 20,2 miljoen euro voor het Global Fund vrij te maken. Het volledige bedrag werd in de begroting vastgelegd.
In de begroting 2005 werd voor 1 miljoen euro aan ordonnanceringskredieten voor het Global Fund ingeschreven. Het fonds beschikt momenteel over meer dan voldoende liquiditeiten om de goedgekeurde projecten te financieren. Volgend jaar wordt een bijkomende overlegronde over nieuwe projecten gepland, waarbij het fonds opnieuw verse kredieten nodig zal hebben. België zal in 2006 voor een hoger bedrag aan ordonnanceringskredieten vastleggen, maar wel binnen het totale bedrag van 20,2 miljoen euro.
Intussen blijkt dat het fonds in 2005 over minder inkomsten beschikt dan oorspronkelijk gepland was, omdat de bijdragen uit de privé-sector tegenvallen en omdat Italië zijn beloofde bijdrage voor 2004 niet uitbetaalde. Mijn diensten volgen de situatie op de voet en indien nodig zullen we bij de begrotingscontrole in maart bijkomende middelen vragen.
Welke acties en projecten in het Belgisch ontwikkelingsbeleid zijn specifiek gericht op malaria en tuberculose? In de verschillende onderdelen van onze samenwerking - direct bilateraal, NGO-financiering, wetenschappelijke instellingen en multilaterale organisaties - is er aandacht voor de problematiek van malaria en tuberculose. In het totaal gaat ongeveer 20% van de budgetten voor de gezondheidssector naar deze twee ziekten.
Op het vlak van de strijd tegen malaria doen we het volgende. De Belgische ontwikkelingssamenwerking steunt al geruime tijd de strijd tegen malaria, zowel door nationale programma's te steunen in de partnerlanden van de directe en indirecte bilaterale samenwerking, als door activiteiten te steunen om deze ziekte te bestrijden en er onderzoek naar te verrichten via internationale organisaties zoals het Global Fund to Fight AIDS, Tuberculosis and Malaria, wetenschappelijke instellingen, onder meer natuurlijk het Instituut voor Tropische Geneeskunde van Antwerpen, en via het speciale onderzoeks- en vormingsprogramma van de Wereldbank, UNPD, UNICEF en de WGO.
De specifieke acties in het raam van de directe bilaterale hulp bestaan uit hulp aan de nationale programma's om malaria te bestrijden in Rwanda, Mali, Vietnam en Laos.
De specifieke acties van de NGO's zijn te situeren in Guinee en in de Democratische Republiek Congo. Het Instituut voor Tropische geneeskunde van Antwerpen steunt EANMAT, een regionaal programma in Oost-Afrika, NIMPE, een regionaal programma in Azië, meer bepaald Vietnam, Cambodja en Laos, en de strijd tegen de vector van de ziekte in een Burundese provincie. Bovendien steunt het Instituut het onderzoek naar malaria in verschillende wetenschappelijke instellingen in Latijns-Amerika en in Afrika.
In de verschillende vormen van steun aan gezondheidsdistricten wordt steeds een deel van het budget voor de strijd tegen malaria gebruikt.
Ik kom nu bij de strijd tegen tuberculose. Op het vlak van de gouvernementele samenwerking werden in het begin de specifieke nationale programma's van Burundi en Congo ondersteund, later de gezondheidszones en districten die instonden voor het verlenen van de basisgezondheidszorg in een vijftiental landen. Op het ogenblik worden de nationale programma's ondersteund in Zuid-Afrika en Burkina Faso, in combinatie met de strijd tegen aids, en in de Democratische Republiek Congo en Burundi.
Op het vlak van de niet-gouvernementele samenwerking was er steun voor de activiteiten van de NGO's zoals Solidarité et Coopération Médicale Tiers Monde in Burundi en Bolivia, Damiaanactie in Burundi, Rwanda, Congo, China en Bangladesh, FOPERDA in Congo, Service Laïque de Coopération au Développement in Congo en Burundi.
Het Instituut voor Tropische Geneeskunde van Antwerpen ondersteunt onderzoek naar TBC in Congo, Benin en via verschillende Tropische instituten in Zuid-Amerika.
Wat de multilaterale samenwerking betreft, steunt DGOS het Globale Programma Tuberculose van de WGO door het toekennen van een vrijwillige bijdrage en het ter beschikkingstellen van een expert.
Ik sluit af met een algemene bedenking. Het Belgische beleid beoogt steeds een maximale integratie van de verticale programma-activiteiten in de structuren van basisgezondheidszorg.
Gezien de hoge kost van de verticale programma's, moet steeds overwogen worden of en in welke mate de uitbouw van speciale verticale structuren die bemand worden door gespecialiseerd gezondheidspersoneel kunnen worden ondersteund. Er moet vooraf steeds een grondige, rationele, technische en economische analyse gebeuren. Deze verticale structuren mogen maar acties opzetten na overleg met de gezondheidsdistricten, zoniet vormen deze activiteiten een bedreiging voor het functioneren van de nationale gezondheidssystemen.
Mevrouw Jacinta De Roeck (SP.A-SPIRIT). - Ik dank de minister voor het gedetailleerde antwoord. Het eerste deel van mijn vraag werd niet beantwoord, maar ik zal ze onder de vorm van een schriftelijke vraag stellen.
De voorzitter. - De agenda van deze vergadering is afgewerkt.
De volgende vergadering vindt plaats op donderdag 24 februari om 15.00 uur.
(De vergadering wordt gesloten om 20.40 uur.)