3-1039/1

3-1039/1

Belgische Senaat

ZITTING 2004-2005

17 FEBRUARI 2005


Voorstel van resolutie betreffende de kwijtschelding van de schulden van de landen uit het Zuiden

(Ingediend door mevrouw Isabelle Durant)


TOELICHTING


In deze resolutie worden de verzoeken overgenomen die werden geformuleerd in de resolutie van de VN-Mensenrechtencommissie (2001/27) met betrekking tot de negatieve gevolgen die het beleid inzake structurele aanpassingen alsmede de in het buitenland uitstaande schuldenlast sorteren op de daadwerkelijke uitoefening van alle mensenrechten, en inzonderheid van de economische, sociale en culturele rechten, en in de petitie van het « Jubilee 2000 »-forum, die door 24 miljoen burgers werd ondertekend en waarin om de kwijtschelding van de schulden van de armste landen werd gevraagd.

Isabelle DURANT.

VOORSTEL VAN RESOLUTIE


A. aangezien de schuldenlast van de ontwikkelingslanden in 2001 zowat 2 450 miljard dollar bedroeg, terwijl hij in 1980 rond een bedrag van 560 miljard dollar schommelde en aangezien die landen, over diezelfde periode, een bedrag van 3 400 miljard dollar hebben afgelost;

B. gelet op het feit dat de met een schuldenlast bezwaarde landen, twintig jaar na het uitbreken van de schuldcrisis in 1982, een bedrag hebben terugbetaald dat bijna zevenmaal groter is dan wat zij verschuldigd waren, en voorts gelet op de verviervoudiging van de schulden die diezelfde landen vandaag hebben uitstaan;

C. in de wetenschap dat de buitenlandse schuld van de ontwikkelingslanden in het algemeen en de schuldenlast van de minst ontwikkelde landen (MOL) in het bijzonder, als een van de voornaamste factoren geldt waardoor de inspanningen die voormelde landen op het stuk van de economische en sociale ontwikkeling hebben geleverd, volledig teniet wordt gedaan;

D. gelet op het feit dat de internationale financiėle instellingen en de geļndustrialiseerde landen in de jaren 70 de landen uit het Zuiden, en met name die Afrikaanse landen die net onafhankelijk waren geworden alsmede de landen uit Latijns-Amerika, ertoe hebben aangespoord om leningen aan te gaan;

E. in het besef dat de leningen die de leiders van de landen uit het Zuiden hebben aangegaan, hoegenaamd niet ten goede zijn gekomen aan de respectieve bevolkingen en in de wetenschap dat een aanzienlijk deel van de geleende bedragen door de dictatoriale regimes van die landen werd verduisterd;

F. aangezien het concept van de « verfoeilijke schuld » voor het eerst werd gehanteerd in 1898, toen de Verenigde Staten Cuba inlijfden en weigerden de schuld te betalen die Cuba bij Spanje had uitstaan, onder het voorwendsel dat die leningen, met medeweten van de schuldeisers, de welvaart van de bevolking niet ten goede waren gekomen en aangezien de « verfoeilijke schuld » wegsmelt zodra een regimewissel plaatsvindt;

G. gelet op het feit dat de MOL, grotendeels Afrikaanse landen met zware schulden, nog steeds zowat 40 % van hun budgettaire middelen aanwenden voor het aflossen van hun schulden en dat die schulden als een loden last op die landen wegen en hun ontwikkeling in de kiem smoort;

H. aangezien de Wereldbank, het IMF en de G7-Groep in 1996 het zogenaamde HIPC (heavily indebted poor countries)-initiatief hebben genomen om de schuld van de landen met een zware schuldenlast te verlichten;

I. gelet op het feit dat, blijkens het UNCTAD-rapport van 2002, en niettegenstaande al twee decennia lang structurele aanpassingsprogramma's hebben gelopen, de armoede blijft toenemen, veeleer sporadisch enige groei wordt opgetekend, de plattelandsbevolking in een almaar grotere crisis terechtkomt en de desindustrialisatie de groeiperspectieven er niet rooskleuriger op maakt;

J. in het besef dat het, wil men de armoedespiraal doorbreken waarin de voormelde HIPC-landen met een zeer zware schuldenlast beland zijn, absoluut noodzakelijk is eerst en vooral af te stappen van de exclusieve groeilogica en plaats te maken voor het concept van de interne, duurzame ontwikkelingsdynamiek die inspeelt op de behoeften van de meerderheid van de bevolking;

K. gelet op de zogenaamde MDG-« Millenniumontwikkelingsdoelstellingen » die tussen nu en 2015 moeten worden gehaald;

vraagt de Senaat aan de regering

1. een gedurfd initiatief te nemen om de schulden van de armste landen kwijt te schelden en het nodige geld vrij te maken om de millenniumdoelstellingen inzake ontwikkeling te halen;

2. de geldleningen die de landen uit het Zuiden onder dictatoriale regimes met medeweten van de schuldeisers hebben aangegaan, te beschouwen als een « verfoeilijke schuld » die niet door de democratisch verkozen regimes moet worden overgenomen;

3. te bepleiten dat in de toekomst geen enkele lening wordt toegekend zonder de goedkeuring van de democratisch verkozen nationale parlementen van de betrokken landen en er op toe te zien dat het door de schuldkwijtschelding vrijgekomen bedrag wordt beheerd door een fonds voor duurzame maatschappelijke en ecologische ontwikkeling, dat door de plaatselijke bevolking wordt gecontroleerd;

4. zich te scharen achter de vaststelling dat het beheer van de schuldcrisis door de ontwikkelingslanden en de bij de « consensus van Washington » voorgestelde remedie, inclusief het initiatief ten voordele van de arme landen met een zware schuldenlast (HIPC), het niet hebben mogelijk gemaakt te ontsnappen aan de schuldenspiraal waarin zij sinds twintig jaar vastzitten, zodat elke strategie inzake duurzame ontwikkeling op de helling komt te staan;

5. te beklemtonen dat het onaanvaardbaar is dat de minst ontwikkelde landen (MOL), waaronder de meeste Afrikaanse, bijna 40 % van hun hele begroting blijven uitgeven aan schuldaflossing, terwijl aanzienlijke bedragen nodig zijn om het onderwijssysteem en de basisinfrastructuur inzake gezondheidszorg te ontwikkelen;

6. zich te kanten tegen het gegeven dat de toepassing van programma's voor structurele bijsturing door de armste landen een conditio sine qua non is willen ze in aanmerking komen voor het initiatief ten voordele van de HIPC en aan de kaak te stellen dat de voorwaarden die financiėle instellingen zoals de Wereldbank en het IMF opleggen tot het herstel van de grote macro-economisch evenwichten, bijgedragen hebben tot marginalisering en verarming van de bevolking;

7. de VN-verklaring van 1986 over het recht op ontwikkeling uit te voeren en er bij de Europese Unie op aan te dringen dat het recht op ontwikkeling als universeel en onvervreemdbaar menselijk recht moet worden behandeld zoals de andere fundamentele rechten;

8. te ijveren voor een herziening van de WTO-regels met het oog op de realisering van de in 2000 te New York vastgestelde doelstellingen inzake duurzame ontwikkeling en duidelijk te maken dat die doelstellingen dienen om nieuwe regels te bepalen voor de basiswerking van de wereldeconomie teneinde de armoede doeltreffend te bestrijden;

9. de buitenlandse schuld kwijt te schelden in die zin dat de schuld wordt omgezet in ontwikkelingsprogramma's. Uiteraard mag de kwijtschelding van de schuld niet als voorwendsel dienen om dientengevolge de middelen inzake ontwikkelingssamenwerking terug te schroeven, maar zou die kwijtschelding aan de op de begroting voorziene 0,7 % van het BNP moeten kunnen worden toegevoegd.

Isabelle DURANT.