3-1008/1

3-1008/1

Belgische Senaat

ZITTING 2004-2005

27 JANUARI 2005


Wetsvoorstel tot wijziging van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966

(Ingediend door mevrouw Annemie Van de Casteele c.s.)


TOELICHTING


Het samenleven van twee grote volksgemeenschappen binnen éénzelfde staatsverband kan een voedingsbodem voor spanningen zijn. Op het federale niveau worden deze spanningen in België beheerst door middel van een aantal institutionele waarborgen : de bijzondere meerderheidswetten, de alarmbelprocedure, de paritaire ministerraad en de pariteit in de hoogste functies van de andere federale instellingen. Dezelfde technieken worden ook toegepast in de Brusselse instellingen om daar de Vlaamse minderheid te beschermen.

Brussel is immers van een oorspronkelijk en tot in de negentiende eeuw overwegend Nederlandstalige stad uitgegroeid tot een voornamelijk Franssprekend gebied. Het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijke Gewest omvat de negentien gemeenten van het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad die het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad vormen. Deze vaststelling maakt dat de bepalingen van de bestuurstaalwet voor de plaatselijke diensten die in Brussel-Hoofdstad gevestigd zijn, een ietwat ingewikkeld karakter vertonen. De op 18 juli 1966 gecoördineerde wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, of bestuurstaalwet, die mee de basis vormen van dat groter institutionele evenwicht, beoogde binnen de negentien gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijke Gewest een strikt tweetalige organisatie van de gemeentelijke administraties met gelijke aandacht voor de twee taalgemeenschappen.

Zo is het taalgebruik in de binnendiensten en in de betrekkingen met andere diensten afhankelijk van de lokalisatie van de zaak, wat aan de hand van verschillende regels wordt uitgemaakt. De berichten, mededelingen en formulieren die voor het publiek bestemd zijn, dienen in het Nederlands én in het Frans te worden opgesteld. Eenzelfde voorschrift geldt eveneens voor de dienstorders, onderrichtingen aan het personeel, formulieren en drukwerken voor de binnendienst in de plaatselijke diensten van Brussel-Hoofdstad. De betrekkingen met de particulieren geschieden in de taal van deze laatsten, voor zover die taal het Nederlands of het Frans is, terwijl de akten betreffende particulieren, getuigschriften, verklaringen, machtigingen en vergunningen in het Nederlands of het Frans worden gesteld, naargelang de wens van de belanghebbende. Wat de taalkennis van het personeel betreft, kan er in algemene zin worden gesteld dat iedere kandidaat die dingt naar een ambt of betrekking in één van de Brusselse plaatselijke diensten, het examen aflegt in het Nederlands of in het Frans, naargelang van de taal waarin hij of zij onderwijs heeft genoten. De hogere ambtenaren dienen te slagen voor een examen over de voldoende kennis van de tweede taal en het personeel dat in contact komt met het publiek, moet het bewijs leveren van een aan de aard van de waar te nemen functie aangepaste voldoende of elementaire mondelinge kennis van de tweede taal.

Bij de werving van hen personeel tenslotte dienen de besturen van de negentien Brusselse gemeenten en die van de openbare besturen welke aan die gemeenten ondergeschikt zijn, ten minste 50 % van de te begeven betrekkingen in gelijke mate te verdelen over de twee taalgroepen.

Het behoeft geen betoog dat de Brusselse OCMW's en de ziekenhuisverenigingen, opgericht overeenkomstig de hoofdstukken XII en XIIbis van de organieke OCMW-wet van 8 juli 1976, onder de toepassing ressorteren van de bestuurstaalwet.

Deze regeling weerspiegelt de complexiteit van het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad als ontmoetingsplaats voor Nederlands- en Franstaligen waar de rol van de lokale bestuursniveaus met een uitgesproken Franstalige inslag verzoend moet worden met de bekommernis om de Nederlandstaligen een gelijke toegang tot de publieke dienstverlening te verzekeren. De bestuurstaalwet is dan ook een belangrijk instrument in de officiële verhoudingen tussen de twee taalgemeenschappen.

Hoewel de bestuurstaalwet in het Brussels Hoofdstedelijke Gewest een positieve invloed heeft gehad op de positie van het Nederlands, verlopen de toepassing van die wetgeving en het toezicht op die toepassing nog steeds niet correct. In het gemeentehuis, bij de politie of in een OCMW-ziekenhuis is het nog steeds niet vanzelfsprekend om in het Nederlands geholpen te worden. De overwegend Franstalige lokale besturen stellen soms dat de Nederlandstaligen in verhouding tot het werkvolume en hun aandeel in de lokale bevolking oververtegenwoordigd zijn in hun overheden. Onevenwichten spelen dan ook meestal in het voordeel van Franstalige ambtenaren, daar een aantal gemeentebesturen de taalverhoudingen beïnvloeden onder meer door bepaalde functies vacant te laten. Verder zijn er conflicten rond de tweetaligheidsvereiste van het personeel. Aan Franstalige zijde bestaat er geenszins eensgezindheid over het feit dat tweetaligheid ook vereist is voor het niet-statutair, hoofdzakelijk contractueel personeel, ondanks de adviezen hierover van de Vaste Commissie voor taaltoezicht. De omzendbrief betreffende het taalhoffelijkheidsakkoord zocht een pragmatische oplossing door contractuelen een termijn van twee jaar te geven om te slagen voor de vereiste taalexamens. Deze omzendbrief werd evenwel voorlopig geschorst door het arrest nr. 118 134 van 8 april 2003 van de Raad van State, afdeling administratie.

Ook de term « omgang met het publiek » is te vaag en leidt vaak tot ontwijking van de taalwetgeving, evenals het begrip « werving » en het feit dat de 25 %-regel voor het geheel van het personeel geldt en niet per categorie en per dienst.

Er rijzen ook vragen bij de houding van de toezichthoudende overheid. Het toezicht op de naleving van de bestuurstaalwet wordt, wat de negentien Brusselse gemeenten betreft, toevertrouwd aan de regeringscommissaris van het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad, vice-gouverneur genaamd. Artikel 65 van voormelde wet beperkt echter de controlemacht van de vice-gouverneur in deze zin dat hij onwettige benoemingen enkel kan schorsen en niet vernietigen.

Het gewoon administratief toezicht op de negentien Brusselse gemeenten berustte in de loop der jaren in wisselende handen. Vóór 1980 ging het om een federale bevoegdheid; tussen 1980 en 1988 werd deze bevoegdheid uitgeoefend door de toenmalige Brusselse Executieve (in de Belgische regering). In 1989 ging het toezicht over naar de gewestelijke overheden (ingevolge artikel 4 van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen heeft het Brussels Hoofdstedelijke Gewest dezelfde bevoegdheden als het Vlaamse Gewest en het Waalse Gewest, met inbegrip van de in artikel 7 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming van de instellingen vermelde bevoegdheden inzake administratief toezicht). Wat de gemeenten betreft, werd het toezicht door het regeerakkoord toegekend aan de voorzitter van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering terwijl de controle op de OCMW's gezamenlijk wordt uitgeoefend door een Nederlands- en een Franstalige minister in de schoot van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie.

Dit betekent dat feitelijk gezien de eindverantwoordelijkheid voor de controle op de naleving van de bestuurstaalwet in de ondergeschikte besturen in hun handen ligt.

Tot nu toe zijn die bijna nooit overgegaan tot de vernietiging van de door de vice-gouverneur van het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad geschorste beslissingen inzake benoemingen en aanstellingen door gemeenten en OCMW's.

Tenslotte is het ook noodzakelijk de zogenaamde nieuwe entiteiten uitdrukkelijk op te nemen in de bestuurstaalwet, met name de ziekenhuisverenigingen en de politiezones.

Op 1 januari 1996 werden de openbare ziekenhuizen, die voorheen beheerd werden door de OCMW's, ondergebracht in een nieuwe structuur met een eigen specifieke regeling inzake administratief toezicht. Een aantal « plaatselijke verenigingen » werden opgericht om één of meerdere ziekenhuizen te exploiteren en te beheren. De ziekenhuisactiviteit wordt gecoördineerd en gecontroleerd door een koepelvereniging, opgericht overeenkomstig hoofdstuk XII van de organieke wet van 8 juli 1976 op de openbare centra voor maatschappelijk welzijn. Het personeel werd overgenomen door de ziekenhuisvereniging.

In de memorie van de toelichting van de desbetreffende ordonnantie staat het volgende vermeld : « De versoepeling inzake de regelen betreffende het algemeen toezicht houdt geen enkele wijziging in op het vlak van het toezicht voorzien in de wetgeving op het gebruik van de talen in bestuurszaken », en in het daarmee overeenstemmend verslag staat : « Op de plaatselijke structuren wordt het taalstelsel van de gemeenten en OCMW's toegepast » In de praktijk stelt men evenwel vast dat de besluiten houdende aanwerving van personeel door de ziekenhuisvereniging niet meer doorgestuurd worden naar de vice-gouverneur.

Het koninklijk besluit van 28 april 2000 houdende de indeling van het grondgebied van het administratief arrondissement Brussel hoofdstad in politiezones richtte zes politiezones op waarbinnen de politieraad de bevoegdheden uitoefent van de gemeenteraad van de verschillende gemeenten van de politiezone en personeel aanwerft en benoemt. Het (nieuwe) personeel van de politiezone is onderworpen aan de tweetaligheidsvereiste en de vice-gouverneur oefent toezicht uit op de aanwervingen. Voor de personeelsleden die al in dienst waren bij de inwerkingtreding, voorziet een ontwerp van koninklijk besluit in een overgangsregeling.

Onderhavig voorstel beoogt al deze knelpunten te remediëren. Zo wordt verduidelijkt op welke instellingen en personeelsleden de bestuurstaalwet van toepassing is en wordt de afdwingbaarheid van deze wet verbeterd.

Ook wordt het toezicht op de naleving van de bestuurstaalwet verscherpt, doordat schorsingen waarvan de betrokken overheden kennis hebben genomen, niet meer automatisch na veertig dagen worden opgeheven.

De andere wijzigingen die met betrekkingen tot het toezicht op de naleving van de bestuurstaalwet, worden voorgesteld, maken het voorwerp uit van een voorstel van bijzondere wet.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 1

Het voorstel regelt een optioneel bicamerale aangelegenheid.

Artikel 2

Dit artikel bevestigt op uitdrukkelijke wijze de rechtspraak van de Vaste Commissie voor taaltoezicht die stelt dat de bestuurstaalwet van toepassing is op de publieke ziekenhuizen, en al hun componenten, alsmede op de plaatselijke ziekenhuisverenigingen die opgericht zijn overneenkomstig hoofdstuk XII van de organieke wet van 8 juli 1976 op de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, hierna ziekenhuisverenigingen genoemd.

Deze bepaling waarborgt dat in die ziekenhuizen elke ziekenhuispatiënt steeds in zijn taal geholpen kan worden.

Artikel 3

In zijn arrest nr. 28 387 van 2 juli 1987 heeft de Raad van State, afdeling administratie, de stelling bevestigd dat bij de redactie van artikel 21 van de bestuurstaalwet geen onderscheid werd gemaakt tussen de tijdelijke, de voorlopige of de vaste benoeming of de benoeming op proef. Onder de in vernoemd wetsartikel gebruikte term « benoeming » moet verstaan worden « elke inbreng van personeel, zowel door een tijdelijke, een voorlopige of een andere niet vaste benoeming, in stage of in vast verband ». Volgens de vaste rechtspraak van de Vaste Commissie voor Taaltoezicht dient er onder de woorden « benoeming of aanstelling » begrepen te worden « iedere aanstelling van nieuw personeel, ongeacht of het gaat om vast, tijdelijk, stagedoend, voorlopig of contractueel personeel, alsmede iedere transfer, mutatie, bevordering en belasting met de uitoefening van bepaalde functies » (zie onder meer : advies nr. 23 018 van 13 juni 1991, advies nr. 23 126 van 24 oktober 1991 en advies nr. 25 080 van 15 september 1993).

Deze bepaling verleent aan deze zienswijze een wettelijke grondslag. Meteen wordt duidelijk dat contractueel personeel, hulpagenten en ook bijvoorbeeld de artsen (en ander medisch personeel) in de ziekenhuisverenigingen onder de toepassing vallen van de bestuurstaalwet.

Verder wordt in dit artikel voorzien dat in de betrokken diensten éénieder dient te voldoen aan de tweetaligheidsvereiste, omdat al wie in overheidsdienst werkt geacht wordt omgang te hebben met het publiek. Via een examen moet mondeling blijk gegeven worden van de aan de functie aangepaste voldoende of elementaire kennis van de tweede taal.

Tot slot wordt beoogd om op gemeentelijk niveau, alsmede binnen de ziekenhuisverenigingen en de politiezones, ten minste 66 % van de te begeven betrekkingen in gelijke mate te verdelen over de beide taalgroepen. Dit dient te gebeuren in elke dienst en in elke personeelscategorie van het effectief personeelsbestand.

Artikel 4

Dit artikel machtigt de Koning tot het bepalen van de nadere regels die vereist zijn om de bestuurstaalwet door het private ziekenvervoer te laten naleven in het kader van de wet op de dringende medische hulpverlening. Hiermee wordt beoogd een rechtsgrond te verlenen aan een advies van de Vaste Commissie voor taaltoezicht (11 mei 2000) dat stelde : « de MUG en de urgentiedienst van een privé-kliniek, die erkend zijn door de overheid, die inzake dringende medische hulp bevoegd is, zijn belast met een taak die de grenzen van een privé-instelling te buiten gaat, als bedoeld in artikel 1, § 1, 2º van de SWT. Daaruit volgt dat die diensten, in de mate van het mogelijke, de taal dienen te respecteren van de patiënten die hun door de dienst 100 worden toevertrouwd, op grond van de wet van 8 juli 1964 betreffende de dringende medische hulpverlening en het koninklijk besluit van 2 april 1965 tot organisatie hiervan ».

Artikel 5

Bij de controle op de naleving van de bestuurstaalwet rijzen grote problemen. Bestuursdaden in het algemeen en aanwervingen in het bijzonder worden moeizaam — te laat of helemaal niet — gemeld aan de toeziende overheid. De nietigheidssanctie van rechtswege is in dit verband zeer nuttig.

Bijgevolg legt dit artikel de overheid op om bij elke administratieve rechtshandeling en verordening uitdrukkelijk en ambtshalve vast te stellen dat zij deze gecoördineerde wetten naleeft. Hierdoor zijn alle administratieve handelingen en verordeningen die naar vorm en inhoud strijdig zijn met de bestuurstaalwet, van rechtswege nietig.

Artikel 6

Ook de afdwingbaarheid van de bestuurstaalwet is een belangrijk probleem. De huidige sancties bestaan hoofdzakelijk uit de tuchtstraf voor de ambtenaar die deze wet niet naleeft en de nietigheid van de rechtshandeling die deze wet overtreedt.

Dit is onvoldoende. Dit artikel voegt bijgevolg een strafrechtelijke sanctie toe : een overtreding van de bestuurstaalwet wordt met correctionele straffen bestraft, wanneer wordt vastgesteld dat de bestuurstaalwet door eenzelfde ambtenaar herhaaldelijk wordt geschonden.

Artikel 7

Dit artikel verruimt het toezicht van de vice-gouverneur tot de politiezones en openbare centra voor maatschappelijk welzijn van het administratief arrondissement Brussel- Hoofdstad, alsook tot de ziekenhuisverenigingen wier werkkring één of meer gemeenten van het administratief arrondissement bestrijkt.

Artikel 8

Dit artikel breidt de verplichting tot het toezenden van de beslissingen in verband met het gebruik der talen uit tot de politiezones en openbare centra voor maatschappelijk welzijn van het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad, alsook tot de ziekenhuisverenigingen wier werkkring één of meer gemeenten van het administratief arrondissement bestrijkt.

Artikel 9

Dit artikel breidt de schorsingsbevoegdheid van de vice-gouverneur uit tot de beslissingen van de politiezones en openbare centra voor maatschappelijk welzijn van het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad, alsook tot de ziekenhuisverenigingen wier werkkring één of meer gemeenten van het administratief arrondissement bestrijkt.

Bovendien wordt geen gewag meer gemaakt van een automatische opheffing, na verloop van veertig dagen, van de schorsingen vanwege de vice-gouverneur waarvan de betrokken overheden kennis hebben genomen.

Annemie VAN de CASTEELE.
Paul WILLE.
Stefaan NOREILDE.

WETSVOORSTEL


Artikel 1

Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Art. 2

In artikel 1, § 1, van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966, wordt een 7º ingevoegd, luidend als volgt :

« 7º op de publieke ziekenhuizen, en al hun componenten, alsmede op de ziekenhuisverenigingen die opgericht zijn overeenkomstig hoofdstuk XII van de organieke wet van 8 juli 1976 op de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, hierna ziekenhuisverenigingen genaamd ».

Art. 3

In artikel 21 van dezelfde gecoördineerde wetten worden de volgende wijzigingen aangebracht :

a) in § 1 worden de woorden « die dingt naar een ambt of betrekking » vervangen door de woorden « voor een ambt of betrekking, ongeacht de aard en de duur van het dienstverband, ».

b) in § 5 worden de woorden « benoemd of bevorderd worden tot een ambt of betrekking, waarvan de titularis omgang heeft met het publiek » vervangen door de woorden « in overheidsdienst werken ».

c) § 7, eerste lid, wordt vervangen door de volgende bepaling :

« § 7. Bij de werving van hun personeel dienen de besturen van de gemeenten, van de openbare personen die aan de gemeenten ondergeschikt zijn, en van de ziekenhuisverenigingen en de politiezones, ten minste 66 % van de te begeven betrekkingen, in elke dienst en in elke personeelscategorie van het effectief personeelsbestand, in gelijke mate te verdelen over de beide taalgroepen ».

Art. 4

Artikel 50 van dezelfde gecoördineerde wetten wordt aangevuld met het volgende lid :

« De Koning bepaalt inzonderheid de uitvoeringsbepalingen waaraan, in het kader van de dringende medische hulpverlening, het ziekenvervoer, de MUG-diensten en de spoed alsook de erkende gespecialiseerde spoeddiensten moeten voldoen in toepassing deze gecoördineerde wetten ».

Art. 5

Artikel 58 van dezelfde gecoördineerde wetten wordt vervangen door de volgende bepaling :

« Art. 58. — De overheid stelt bij elke administratieve rechthandeling en verordening uitdrukkelijk en ambtshalve vast dat zij deze gecoördineerde wetten naleeft. Administratieve handelingen en verordeningen die naar vorm en inhoud strijdig zijn met de bepalingen van deze gecoördineerde wetten, zijn van rechtswege nietig ».

Art. 6

In dezelfde gecoördineerde wetten wordt een artikel 59bis ingevoegd, luidend als volgt :

« Art. 59bis. — Wanneer herhaaldelijk wordt vastgesteld dat de handelingen of bescheiden naar vorm in strijd met de bepalingen van artikel 52 werden opgesteld, wordt, onverminderd de artikelen 269 tot 274 van het Strafwetboek, de overtreding van de bepalingen van deze gecoördineerde wetten bestraft met een gevangenisstraf van acht dagen tot een maand en met een geldboete van zesentwintig euro tot vijfhonderd euro of met één van die straffen alleen.

De bepalingen van boek I van het Strafwetboek, uitgezonderd hoofdstuk V, maar met inbegrip van hoofdstuk VII en artikel 85, zijn toepassing op de bij deze gecoördineerde wetten bepaalde misdrijven ».

Art. 7

In artikel 65, § 1, eerste lid van dezelfde gecoördineerde wetten worden de woorden « in de gemeenten van het administratief arrondissement Brussel » vervangen door de woorden « in de gemeenten, openbare centra voor maatschappelijk welzijn en politiezones van het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad, alsook in de ziekenhuisverenigingen waarvan de werkkring één of meer gemeenten van dit arrondissement bestrijkt ».

Art. 8

Artikel 65, § 2, van dezelfde gecoördineerde wetten wordt vervangen door de volgende bepaling :

« § 2. De burgemeesters van de gemeenten van het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad, de voorzitters van de politiecolleges van dit arrondissement, de voorzitters van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn van dit arrondissement en de leidende ambtenaren van de ziekenhuisverenigingen waarvan de werkkring één of meer gemeenten van dit arrondissement bestrijkt, sturen binnen acht dagen aan de vice-gouverneur afschriften van de besluiten die rechtstreeks of onrechtstreeks de toepassing van de wetten en verordeningen over het gebruik van talen in bestuurszaken betreffen ».

Art. 9

Artikel 65, § 3, van dezelfde gecoördineerde wetten wordt vervangen door de volgende bepalingen :

« § 3. De regeringscommissaris van het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad, vice-gouverneur kan, bij een met redenen omkleed besluit, de uitvoering schorsen van de beslissing waarbij een overheid of instantie in de gemeenten, politiezones, openbare centra voor maatschappelijk welzijn of ziekenhuisverenigingen die op grond van § 1 onder zijn toezicht vallen, de wetten en/of verordeningen op het gebruik van de talen in bestuurszaken schendt.

Het schorsingsbesluit moet worden genomen binnen veertig dagen nadat het besluit op het gouvernement is ingekomen en wordt dadelijk ter kennis gebracht van de overheid of instantie van wie het besluit is uitgegaan.

De overheid of instantie wier besluit regelmatig werd geschorst, kan dit besluit intrekken of rechtvaardigen.

23 mei 2004.

Annemie VAN de CASTEELE.
Paul WILLE.
Stefaan NOREILDE.