3-91 | 3-91 |
De heer Jan Steverlynck (CD&V). - Enkele weken geleden vernamen wij dat de regering de grenzen voor de aanmelding van een fusie of overname bij de Belgische mededingingsautoriteiten zal versoepelen, waardoor voortaan slechts vanaf een omzet van 40 miljoen euro in plaats van 15 miljoen euro, een aanmelding moet gebeuren. Dit moet de nationale autoriteiten ontlasten van een te hoge werkdruk en meer tijd geven om zich te concentreren op de controle van kartelafspraken en misbruik van machtsposities.
Op 1 mei 2004 werd echter de verordening 1/2003 betreffende de uitvoering van de mededingingsregels van de artikelen 82 en 83 van het Verdrag van kracht. Deze nieuwe verordening voorziet in een overgang van een systeem van vrijstelling met aanmelding naar een systeem van wettelijke uitzondering enerzijds, en in een decentralisering wat betreft de bevoegdheden vermeld in §3 van artikel 81 van het Verdrag anderzijds.
Het is te verwachten dat deze belangrijke decentralisatie van bevoegdheden zal zorgen voor een aanzienlijke bijkomende werklast voor de verschillende Belgische diensten, dit zowel door een bijkomende administratieve belasting als door bijkomende zaken die door de nationale autoriteit zelf moeten worden onderzocht.
1) Moet ons land de wetgeving nog aanpassen in het licht van de verordening? Zo ja, in welke zin en binnen welke termijn?
2) Hoeveel zaken zijn er hangende bij de verschillende betrokken diensten? Kan de minister een opsplitsing maken naar sectoren? Hebben de diensten, het Korps, de Dienst en de Raad, voldoende personeel ter beschikking om de werklast te beheren? Wat is de gemiddelde behandelingstermijn? Hoe groot is de totale achterstand?
3) Hoeveel juristen, economisten of andere specialisten werken bij de verschillende diensten? Op welke criteria heeft de overheid zich gebaseerd om de kaders te bepalen? Waar situeren zich de belangrijkste tekorten in de bezetting? Plant de minister bijkomende aanwervingen op korte termijn?
4) Is de minister zich bewust van een mogelijke belangrijke instroom van zaken in de sector van de afvalverwerking van vlees, en welke maatregelen zal de minister in voorkomend geval terzake nemen?
De heer Marc Verwilghen, minister van Economie, Energie, Buitenlandse Handel en Wetenschapsbeleid. - Naar aanleiding van de beleidsbrief hebben we al de gelegenheid gekregen in algemene termen over deze aangelegenheid te spreken.
De noodzakelijke aanpassingen in het licht van de verordening 1/2003 zijn doorgevoerd middels het koninklijk besluit van 25 april 2004 tot wijziging van de wet tot bescherming van de economische mededinging, gecoördineerd op 1 juli 1999.
Aangezien er voor concentratiedossiers dwingende termijnen gelden, neem ik aan dat de vraag slaat op de niet-concentratiedossiers, waarvoor geen dwingende termijnen gelden. Vanaf 1993 tot op heden zijn er 344 niet-concentratiedossiers opgestart. Daarvan werden 128 dossiers volledig afgehandeld. Voor 178 dossiers is het onderzoek lopende bij het Korps en de Dienst voor de Mededinging. De overige 39 dossiers wachten op een beslissing van de Raad voor de Mededinging.
Voor de volledigheid voeg ik eraan toe dat er tot op heden 553 concentratiedossiers zijn afgehandeld. Er zijn nog 3 dossiers in behandeling bij het Korps en 5 dossiers moeten nog door de Raad worden behandeld.
Wat de personeelsbezetting bij de Raad, het Korps en de Dienst betreft, kan ik het volgende meedelen.
Per 1 oktober werden een nieuwe voorzitter en een voltijds lid bij de Raad voor de Mededinging aangesteld. Daardoor is deze Raad, na het ontslag van de voorzitter en een voltijds lid, opnieuw volledig samengesteld. In de toekomst zal zeker een uitbreiding nodig zijn. Momenteel zijn er 4 voltijdse leden, 3 juristen en 1 econoom/jurist, en 16 deeltijdse.
In het licht van de aanpassingen aan de Europese mededingingsregels en de gevolgen daarvan voor de werking van de Belgische mededingingsautoriteiten werden eveneens een aantal maatregelen getroffen. Zo werd het Korps verslaggevers uitgebreid van twee naar zes rapporteurs, 5 juristen en 1 econoom. Bij de Dienst voor de Mededinging werden 19 extra personeelsleden aangeworven, waardoor het personeelsaantal toegenomen is tot 34. Daarvan houden 28 personeelsleden, 16 juristen, 8 economen en 6 mensen met een ander universitair diploma, zich bezig met het onderzoek van de dossiers. 4 personeelsleden, 3 juristen en 1 met een ander diploma, zijn belast met algemene beleidstaken onder andere bij het European Competition Network, het International Competition Network en de OESO. 2 juristen verzorgen het secretariaat van de Raad voor de Mededinging.
De overheid heeft momenteel geen personeelsformatie bepaald voor de mededingingsautoriteiten. Wel is door mijn voorgangster, rekening houdend met de werklast, een werkbare omvang van een 40-tal onderzoekers bij de Dienst voor de Mededinging vastgelegd. De leemte werd grotendeels door de bovenvermelde aanwervingen opgevuld. Ik heb de FOD opdracht gegeven de personeelssterkte van de Dienst voor de Mededinging verder op te voeren tot de genoemde 40.
In de sector van de afvalverwerking van vlees werd tot nu toe één dossier behandeld en volledig afgewerkt en zijn twee dossiers in behandeling. Ik weet niets van een mogelijke belangrijke instroom. Indien deze eventualiteit zich zou voordoen, zullen de gepaste maatregelen worden genomen.
De heer Jan Steverlynck (CD&V). - Ik vind het een goede evolutie dat meer personeel wordt aangeworven. Ik vermoed dat de 178 niet-concentratiedossiers die nog in behandeling zijn, binnen een redelijke termijn afgehandeld zullen worden. De minister weet hoe belangrijk een goed functionerende mededingingsdienst is om te komen tot een goed werkende economie.