3-88

3-88

Belgische Senaat

Handelingen

DONDERDAG 16 DECEMBER 2004 - NAMIDDAGVERGADERING

(Vervolg)

Vraag om uitleg van mevrouw Sabine de Bethune aan de minister van Ontwikkelingssamenwerking over «onze bijdrage aan het Wereldvoedselprogramma in de Democratische Republiek Congo (RDC)» (nr. 3-478)

Mevrouw Sabine de Bethune (CD&V). - Het wereldvoedselprogramma is een belangrijk VN-programma dat wereldwijd tegemoetkomt aan dringende humanitaire noden.

Voor de RDC bijvoorbeeld werden projecten goedgekeurd ten belope van 157.873.029 USD voor de periode van 1 januari 1994 tot 31 december 2005. Er zijn drie prioriteiten: noodhulp, vluchtelingen en wederopbouw.

In deze context zullen 187.672 ton voedsel ter beschikking worden gesteld voor een waarde van 56.543.364 USD. Zo geeft het wereldvoedselprogramma bijvoorbeeld voedselhulp, onder meer maïs en sojameel, in Gemena, een landbouwzone waar de productie gelukkig opnieuw in snel stijgende lijn gaat. De boten die de voedselhulp aanvoeren nemen op hun terugweg trouwens duizenden tonnen maïs mee naar Kinshasa. Dit stelt lokaal natuurlijk problemen, want hoe kunnen lokale boeren aangemoedigd worden om hun productie verder uit te bouwen wanneer hetzelfde voedsel gratis wordt uitgedeeld. Voedselhulp is natuurlijk wel verantwoord wanneer de humanitaire nood dwingend is, maar dan is het wenselijk dat in de mate van het mogelijke deze producten op de Congolese markt worden aangekocht, om de relance van de landbouw te ondersteunen. In casu zou het echter gaan om Amerikaans maïsmeel en Zuid-Afrikaans sojameel. Dit is in strijd met onze visie en met het beleid van DGOS en de EU, die inspanningen doen om de lokale aankoop van voedselhulp te promoten.

Hoe en in welke mate draagt ons land bij aan het Wereldvoedselprogramma?

Participeert ons land in het programma voor de RDC en zo ja onder welke voorwaarden?

De heer Armand De Decker, minister van Ontwikkelingssamenwerking. - Wat de Belgische bijdrage aan het WFP betreft, benadruk ik dat jaarlijks 50 à 60% van de begrotingslijn `Voedselhulp' naar de programma's van het WFP gaat. Bij de toekenning van deze budgetten wordt rekening gehouden met de overschotten van de voorgaande financieringen die in de nieuwe dringende programma's worden geïnjecteerd. Op die manier heeft ons land in 2003 en 2004 respectievelijk 9,5 en 10,3 miljoen euro uitgetrokken voor de WFP-programma's voor landen als Afghanistan, Burundi, Kaapverdië, Ivoorkust, Ethiopië, Oeganda, de Democratische Republiek Congo, de Southern African Development Community, Tanzania en Soedan. Voor de RDC in het bijzonder bedroeg onze steun aan het WFP in 2003 en 2004 respectievelijk 1,5 en 2,3 miljoen euro.

Ik ben het volledig eens met de bezorgdheid van mevrouw de Bethune om de voedselleveringen via het WFP te organiseren middels lokale of regionale aankopen om de plaatselijke markten te bevoordelen en om sterke economische verstoringen te voorkomen. Die kunnen de plaatselijke bevolking immers schade berokkenen. Dat is een constante bekommernis van mijn administratie. We mogen echter niet vergeten dat België slechts een gemiddelde donor van de WFP is en dat de aanbestedingen open staan voor concurrentie. Bovendien telt Kinshasa ongeveer zeven miljoen inwoners. De onmiddellijke omgeving van de stad schiet momenteel ruimschoots te kort om het meest noodzakelijke voedsel te leveren.

Daarom is het nodig dat een lokale Congolese landbouwzone hiertoe bijdraagt. Dat vereist uiteraard een goed regelmatig transport. Daarom ook heb ik contacten gelegd met de havens van Antwerpen en Brussel en heb ik haalbaarheidsstudies besteld, die ik misschien ook zal financieren, om deze havens beter in staat te stellen de bevolking van Kinshasa en andere Congolese steden te bevoorraden.

Ik twijfel er niet aan dat hiermee bepaalde Congolese regio's kunnen worden ontsloten, dat er gemakkelijker contacten kunnen worden gelegd en dat de handel kan worden vereenvoudigd, zodat de economie van de RDC zich kan herstellen.

Ik ga zaterdag nog naar Kinshasa. Ik hoop dat ik daar gedurende mijn bezoek van drie dagen beslissingen kan nemen inzake de modernisering van de haven van Kinshasa. Dat is nodig om tegemoet te komen aan de bekommernissen van mevrouw de Bethune.

Mevrouw Sabine de Bethune (CD&V). - Ik ben het met de minister eens dat er aandacht moet gaan naar de havens en de ontsluiting van de hoofdsteden en het agrarische gebied. België is niet één van de grootste donoren van het WFP, maar wel een gemiddelde donor. We hebben echter perfect de mogelijkheid om voorwaarden te koppelen aan onze bijdrage aan het WFP. Voor het geld dat wij aan het WFP geven voor de RDC kunnen we dan ook als voorwaarde stellen dat die middelen besteed worden voor aankopen op de lokale markt. Vandaag wordt op de lokale landbouwmarkt immers voedsel uit het WFP aangebracht dat eigenlijk ook te koop is bij de lokale boeren. De lokale boeren kunnen hun soja en hun maïs niet verkopen, want de mensen hebben geen geld. Het WFP brengt daar echter identieke Amerikaanse en Zuid-Afrikaanse producten aan per boot. De goederen die de boeren daar niet kunnen verkopen, worden met dezelfde boten naar andere plaatsen gebracht, in de hoop dat ze daar wel kunnen worden verkocht. Ik vraag dan ook uitdrukkelijk dat wij in onze onderhandelingen met het WFP die clausules wel opnemen. Ons land doet dit nu niet, terwijl bepaalde andere landen uitdrukkelijk in die clausule voorzien bij hun onderhandelingen.

De heer Armand De Decker, minister van Ontwikkelingssamenwerking. - Ik denk dat mijn administratie dat ook altijd doet, niet altijd met resultaat. U hebt natuurlijk gelijk op het theoretische vlak. In Soedan en in andere landen worden we met hetzelfde probleem geconfronteerd. U hebt volkomen gelijk om dat probleem te benadrukken.