3-86

3-86

Belgische Senaat

Handelingen

DONDERDAG 2 DECEMBER 2004 - NAMIDDAGVERGADERING

(Vervolg)

Vraag om uitleg van mevrouw Sabine de Bethune aan de minister van Ontwikkelingssamenwerking over «vrouwen en aids» (nr. 3-466)

Mondelinge vraag van de heer Staf Nimmegeers aan de minister van Ontwikkelingssamenwerking over «het belang van seksuele en reproductieve gezondheid bij de bestrijding van HIV en AIDS en dit naar aanleiding van Wereld-Aids-dag op 1 december 2004» (nr. 3-482)

De voorzitter. - Ik stel voor deze vraag om uitleg en mondelinge vraag samen te voegen. (Instemming)

De heer Staf Nimmegeers (SP.A-SPIRIT). - Uit het laatste verslag van UNAIDS bleek nog maar eens dat de aids-epidemie nog altijd desastreuze gevolgen veroorzaakt. Ik maak van de gelegenheid gebruik om namens de Senaat hulde te brengen aan onze landgenoot, dokter Peter Piot, voor zijn pionierswerk in de strijd tegen aids.

We constateren met hem dat de ziekte niet alleen in Zuidelijk Afrika, maar ook in Azië en Oost-Europa aan een grote opmars bezig is. Het verheugt ons dan ook dat de strijd tegen HIV en aids behoort tot de prioriteiten van het beleid.

We willen de Wereld-aids-dag van gisteren aangrijpen om de aandacht van de minister te vragen voor een bijsturing van de programma's inzake HIV- en aids-bestrijding.

Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt namelijk dat onveilige seksuele contacten veruit de belangrijkste oorzaak zijn van het groeiende aantal HIV-infecties en dat HIV en aids meer en meer een probleem is geworden van vrouwen en kinderen. Voorts valt het op dat net de bevolkingsgroepen die het grootste risico lopen op een ongewenste zwangerschap of seksueel geweld, ook het hardst getroffen worden door de besmetting.

Het probleem situeert zich vooral bij de bijzonder arme en ongeschoolde bevolkingsgroep, de slachtoffers van de enorme kloof tussen arm en rijk, die moeilijk toegang hebben tot gezondheidszorg en onderwijs. Vrouwen ondervinden daarbij nog meer nadelen. Ze bevinden zich in een ondergeschikte positie, hebben geen eigen inkomen, hebben niet de macht om te onderhandelen over seks of anticonceptie en zijn vaak het slachtoffer van seksueel geweld.

Op basis van die analyse is men wereldwijd tot de conclusie gekomen dat een geïntegreerde aanpak van HIV en aids en van seksuele en reproductieve gezondheid onvermijdelijk is om de zo noodzakelijke vooruitgang te boeken in de strijd tegen aids.

Acht de minister een integratie tussen de aanpak van aids en de seksuele en reproductieve gezondheid wenselijk met het oog op een succesvolle bestrijding van aids?

Zo ja, in welke mate zal hij daar in zijn beleid rekening mee houden, want ons inziens is er daar nog altijd geen sprake van.

Mevrouw Sabine de Bethune (CD&V). - Volgens het jaarverslag van UNAIDS zijn vandaag 39,4 miljoen mensen besmet met het aids-virus. Dat is het hoogste aantal sedert de epidemie losbrak in 1981.

Terecht benadrukt UNAIDS dat vrouwen het meest worden getroffen. In subsaharaans Afrika loopt een jonge vrouw tussen 15 en 24 jaar driemaal meer kans om door de ziekte te worden besmet dan een jonge man.

Wat zijn de beleidsprioriteiten van de minister om de aids-epidemie wereldwijd een halt toe te roepen en waaruit bestaan zijn acties en streefdoelen die specifiek op vrouwen zijn gericht?

Welke bijdrage levert ons land aan UNAIDS? Hoeveel hebben we in 2004 bijgedragen en in welk bedrag wordt er voorzien voor 2005?

Welke acties heeft onze aids-ambassadrice de voorbije maanden gevoerd en met welk resultaat? Waaruit bestaat haar opdracht in de toekomst?

Wat is het standpunt van de minister en van de Belgische regering ten aanzien van de generische geneesmiddelen voor de derdewereldlanden?

Mevrouw Jacinta De Roeck (SP.A-SPIRIT). - Met veel belangstelling hebben we de beleidsverklaring van de minister gelezen en zijn toelichting gehoord. Dat hij de nadruk legt op continuïteit en oproept tot actie over de partijgrenzen heen, verdient onze waardering. Ook de accenten die hij aan het beleid van zijn voorganger heeft toegevoegd, zijn volkomen terecht. Opvallend is evenwel de afwezigheid van de aids/HIV-problematiek in zijn discours. Veertig miljoen mensen worden door die ziekte getroffen, waarvan 25 miljoen in subsaharaans Afrika. De impact van aids/HIV dreigt stilaan fataal te worden voor het ontwikkelingsproces van de Afrikaanse landen. Dat vooral de bevolkingsgroep tussen 15 en 49 jaar wordt getroffen, heeft catastrofale gevolgen op verschillende niveaus. De sociale ontwikkeling wordt ondermijnd door een groeiend tekort aan dokters, verplegend personeel en leerkrachten. Aangezien de actieve bevolking het ergst wordt getroffen, zijn de nadelige gevolgen voor de economische vooruitgang niet te miskennen. In een rapport uit Pretoria wordt erop gewezen dat ook de prille democratie aan aids lijdt. Steeds vaker zijn landen uit centraal en zuidelijk Afrika genoodzaakt verkiezingen te organiseren omdat een steeds toenemend aantal volksvertegenwoordigers aan de epidemie bezwijkt. Op de menselijke drama's die met de ziekte gepaard gaan, hoef ik niemand meer te wijzen.

Heeft de minister in het kader van zijn beleid in acties voorzien ter bestrijding van aids/HIV in de getroffen landen? Om welke acties gaat het?

Zit de minister in zijn beleid ten aanzien van de aids-epidemie op dezelfde lijn als de minister van Buitenlandse Zaken, die veeleer de economische en diplomatieke belangen als maatstaf voor zijn beleid hanteert? Het economische effect van de epidemie kan niet worden genegeerd.

Het gevecht tegen aids speelt zich niet enkel op het internationale of nationale niveau af. De betrokkenheid van de lokale gemeenschappen is essentieel. In sommige landen worden er initiatieven genomen die gericht zijn op een grotere bewustwording. Ik verwijs in dat verband naar de sensibiliseringscampagnes in scholen. Zo worden in de Tanzaniaanse hoofdstad Dar es Salaam leerlingen en ouders op een laagdrempelige manier voorgelicht. Bovendien proberen rondtrekkende zangers en animatoren het probleem uit de taboesfeer te halen.

Zijn er al maatregelen genomen ter ondersteuning van dergelijke lokale acties?

In de Afrikaanse landen ten zuiden van de Sahara bevindt de vrouw zich om biologische, economische en sociaal-culturele reden in een kwetsbare positie. Het besmettingsrisico is er aanzienlijk hoger. Zal de minister in zijn beleid specifiek aandacht besteden aan meisjes en vrouwen als slachtoffers van aids?

De heer Armand De Decker, minister van Ontwikkelingssamenwerking. - De strijd tegen aids is een van de belangrijkste prioriteiten van de Belgische regering en een van de millenniumdoelstellingen.

Ik zal een uitgebreid schriftelijk antwoord aan de vraagstellers bezorgen.

Vandaag zijn er 17 miljoen vrouwen en 18,7 miljoen mannen tussen 15 en 50 jaar met het HIV-virus besmet. Sinds 1985 is het percentage besmette vrouwen gestegen van 35% tot 48%. In de leeftijdscategorie van 15 tot 24 jaar vertegenwoordigen jonge vrouwen meer dan 60%. Steeds meer vrouwen geraken besmet. Die verhoging van de besmettingsgraad van vrouwen is heel verontrustend. De wereldwijde HIV/aids-epidemie raakt vrouwen op een onevenredige manier, niet enkel als individu, maar ook in hun rol van ziekenverzorgsters. Afrika bezuiden de Sahara is de meest getroffen regio. Zevenenzeventig procent van de seropositieve vrouwen woont daar. De epidemie wordt gevoed door culturele rolpatronen over het gedrag van mannen en vrouwen en door wetten die vrouwen discrimineren. Een gebrek aan respect voor de mensenrechten, discriminatie tegen vrouwen en bepaalde genderrolpatronen bevorderen de verspreiding van aids en vergroten de impact ervan. Alle Belgische actoren hebben samen een coherent buitenlands en ontwikkelingsbeleid ter bestrijding van aids opgesteld. Dat beleid besteedt bijzondere aandacht aan de problematiek in de ontwikkelingslanden. Het zal eerstdaags aan het parlement en aan de ministerraad worden voorgelegd. De uitvoering ervan zal worden gecoördineerd via een Belgisch aids-platform en worden gepromoot via de interventies van de aids-ambassadeur en via aids-mainstreaming bij alle relevante overheidsdiensten van de federale en deelstaatregeringen.

Wat het Belgische ontwikkelingsbeleid betreft, zijn via alle kanalen van de ontwikkelingssamenwerking acties opgezet, bilateraal, multilateraal en indirect. Mijn prioriteit is de preventie en bestrijding van aids in Afrika bezuiden de Sahara, in het bijzonder in de regio van de Grote Meren en in Zuid-Afrika. Algemeen wordt aanvaard dat aids sterker moet worden benaderd vanuit de hoek van wetgeving en seksuele en reproductieve gezondheid. Tijdens de laatste informele Europese ministerraad van ministers van Ontwikkelingssamenwerking in Maastricht heb ik de engagementen van België herhaald om het actieprogramma van Caïro op te starten, in het bijzonder op het vlak van wetgeving en seksuele en reproductieve gezondheid.

De overdracht van HIV/aids is een van de meest catastrofale gevolgen van seksueel geweld. De epidemie bedreigt de stabiliteit en de perspectieven op veiligheid en dus ook de sociale systemen.

Verkrachting en aids worden in verschillende Afrikaanse landen ten zuiden van de Sahara systematisch door strijdkrachten gebruikt. Duizenden vrouwen en jonge kinderen worden het slachtoffer van die afschuwelijke praktijken. Verkrachting en aids zijn thans echte oorlogswapens geworden. Die tragedie zou de internationale gemeenschap ertoe moeten aanzetten krachtiger te reageren om een doeltreffend antwoord te bieden op dat soort handelingen.

België moet zich ertoe verplicht voelen, in overeenstemming met zijn rol als verdediger van de mensenrechten en met onze internationale engagementen, krachtdadig het gebruik van seksueel geweld als oorlogswapen te veroordelen. België verbindt er zich via concrete actie toe de slachtoffers bij te staan. Zo heeft de regering enkele weken geleden beslist acht miljoen euro bij te dragen aan een programma dat dit probleem in de Democratische Republiek Congo moet bestrijden. Het is de bedoeling op verschillende niveaus te handelen, zowel op het vlak van preventie en zorg als op het vlak van justitie en reïntegratie van slachtoffers. Het programma zal worden uitgevoerd door het VN-Bevolkingsfonds, Unicef en het Hoog Commissariaat voor de Mensenrechten, samen met enkele andere VN-agentschappen en lokale NGO's.

Après l'assemblée générale des Nations unies en septembre dernier, je me suis rendu à New York au United Nations Population Fund, l'agence des Nations unies la plus spécialisée dans la santé reproductive. Cette agence est dirigée avec une énergie exceptionnelle par Mme Thoraya Obaid, une femme originaire d'Arabie saoudite, l'un des pays au monde où la femme a le moins de droits.

Je m'y étais rendu sur les conseils de ma collègue hollandaise, Mme Van Ardenne, qui a placé sa présidence de l'UE sur ce thème, et de mon vieil ami Charles Goerens qui était, il y a quelques mois encore, ministre de la Coopération du Luxembourg.

J'ai évidemment été terriblement marqué en découvrant, au United Nations Population Fund, un film qui montre les brutalités extrêmes que subissent les femmes en Afrique, plus précisément dans l'est du Congo et au Darfour, mais également dans le nord de l'Ouganda et en Côte d'Ivoire. Dans ces pays, le viol est utilisé comme une arme de guerre, de combat, de déstabilisation et de destruction de sociétés entières.

Ces événements m'ont convaincu de dégager, en plus des 25 millions d'euros que la coopération au développement belge consacre chaque année à la lutte contre le sida, un budget exceptionnel de 8 millions, sur les 4 prochaines années, pour participer à un projet dirigé par le United Nations Population Fund, l'UNICEF, le HCR et d'autres agences de moindre importance.

Nous serons, avec les Pays-Bas, les principaux financiers de la plus grande action actuellement menée dans la lutte contre la violence sexuelle dans le tiers monde.

Je vous tiendrai bien entendu au courant de l'évolution de ce projet, le plus important au monde, dont nous sommes le principal bailleur de fonds.

Plusieurs conférences de presse se sont tenues hier sur le sida. Il y en avait tellement ce jour-là à Bruxelles que certains journalistes n'ont pas tout à fait perçu l'importance de celle que j'ai donnée à l'International Press Center et qui portait sans doute sur l'aspect le plus dramatique de cette problématique.

Je vais vous énumérer les projets que la Belgique développe dans le domaine de la lutte contre le sida.

Le pays où notre action est la plus importante est l'Afrique du Sud, où nous intervenons de manière régulière, en dehors du programme que je viens d'évoquer dans l'est du Congo ; ensuite, le Congo où nous consacrons annuellement 5,6 millions d'euros à la lutte contre le sida, la Tanzanie, avec un demi-million d'euros, le Maroc, et plus particulièrement Casablanca et les grandes villes où nous tentons de venir en aide aux jeunes et aux groupes les plus vulnérables des banlieues et des bidonvilles, au Burkina Faso où je me suis rendu la semaine dernière pour visiter un projet auquel nous consacrons 5 millions d'euros sur 4 ans.

Au Bénin, nous lançons un programme de 60 mois ; la contribution belge y sera de 2,3 millions d'euros. Par ailleurs, nous soutenons également les programmes du VVOB et de l'APEFE dans ce domaine. Nous cofinançons aussi le VLIR et le CIUF, y compris dans leurs projets qui concernent la pharmacologie, la santé publique, la sociologie ou l'anthropologie. Ils sont très actifs dans ces domaines. C'est notamment le cas du VLIR en Guinée et au Kenya.

N'oubliez pas que nous finançons, chaque année, l'Institut de médecine tropicale d'Anvers qui est un lieu essentiel de lutte contre le sida. J'ajoute nos contributions à ONUSIDA, au FNUAP, à l'UNICEF, au HIV/AIDS and Education Programme for the Southern Africa Region de l'UNESCO, etc. Au total, nous avons donc consacré, en 2003, 24,198 millions d'euros à la lutte contre le sida ; 2,6 millions ont été versés à l'aide bilatérale directe, 13,549 millions à l'aide multilatérale, 6,9 millions à la coopération indirecte avec les ONG et 11,3 millions aux autres programmes. C'est vous dire combien mon département considère la lutte contre le sida comme une priorité. Bien entendu, nous ne pouvons nous occuper de cette maladie dans le monde entier. Nous donnons la priorité à l'Afrique, et plus particulièrement à l'Afrique centrale et au Maroc.

Ziedaar een aantal gegevens over de aids-problematiek. Ik zal de vraagstellers daarover een bijkomende nota geven, alsook een nota over de interventies van België in het algemeen en de verschillende programma's waaraan we de jongste jaren meewerken.

De heer Staf Nimmegeers (SP.A-SPIRIT). - Ik dank de minister van harte voor zijn indrukwekkende uiteenzetting. Ik zal het uitgebreide antwoord met veel aandacht lezen.

Mevrouw Sabine de Bethune (CD&V). - Ik zal uiteraard ook met veel belangstelling de schriftelijke nota van de minister lezen. Ik noteer dat hij in zijn analyse het belang van het probleem erkent. Hij wijst er ook op dat ons land veel geld uitgeeft voor de aids-programma's. Het zou evenwel interessant zijn in een volgend debat ook met indicatoren te kunnen werken om te kunnen zien of we echt ons aandeel leveren op wereldschaal, om dieper in te gaan op de problematiek en te kunnen zien hoe we resultaatgericht kunnen werken. Ik twijfel er niet aan dat er goede initiatieven worden genomen, maar ik zou het op prijs stellen dat onze strategie doelgericht wordt gemeten. Enerzijds is er het budget dat we besteden en de projecten die we opzetten. Anderzijds is er het strategisch inzicht. Werken we doelgericht en welke resultaten kunnen we voorleggen dit jaar en de volgende? Uit het antwoord van de minister kon ik dat niet opmaken.

De heer Armand De Decker, minister van Ontwikkelingssamenwerking. - Dat staat in de nota die ik u zal geven.