3-133/3 | 3-133/3 |
30 NOVEMBER 2004
Op 24 juli 2003 werd door de heer Ludwig Vandehove het wetsvoorstel tot aanvulling van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, met het oog op de openbaarheid van de criminaliteitsgegevens in politiezones, ingediend in de Senaat.
De commissie heeft dit wetsvoorstel besproken tijdens haar vergaderingen van 18 mei 2004 en van 9, 16 en 23 november 2004.
Het wetsvoorstel beoogt een oplossing te bieden voor het ontbreken van uniforme criminaliteitscijfers in de politiezones. Dit gebeurt door de politiezones te verplichten de criminaliteitscijfers op een eenvormige manier bekend te maken en dit binnen een termijn van twee maanden na het dienstjaar.
De minimale vermeldingen die in het jaarverslag moeten worden opgenomen worden bij koninklijk besluit vastgelegd zodat de eenvormigheid van het cijfermateriaal gewaarborgd wordt.
In de publieke opinie heerst immers al te veel het gevoel dat er ofwel geen cijfers beschikbaar zijn ofwel dat ze, als ze al beschikbaar zijn, onbetrouwbaar zijn. Een open communicatie onder de vorm van een jaarverslag van de lokale politie zal de publieke opinie geruststellen en enkel op die manier kan men erin slagen om « indianenverhalen » uit de wereld te helpen.
Mevrouw Leduc treedt het initiatief van de heer Vandenhove volledig bij. Het is niet juist dat de politiehervorming de facto niets heeft opgeleverd. Dagelijks worden er op het terrein verbeteringen vastgesteld. Het uitbrengen van een jaarverslag zou deze positieve resultaten kunnen aantonen en de bevolking op die manier geruststellen.
De heer Wille meent dat een aantal belangrijke gegevens moeten worden opgenomen in het voorgestelde jaarverslag.
In de eerste plaats is echter de eenvormigheid van essentieel belang, zowel wat de inhoud betreft als de manier waarop het verslag kan worden geraadpleegd. Een koninklijk besluit is de beste manier om deze eenvormigheid te waarborgen.
Ten tweede dient de ophelderingsgraad vermeld te worden. Dit is uiterst zinvol en veronderstelt dat er een vorm van samenwerking met het openbaar ministerie tot stand komt. De ophelderingsgraad kan immers laag liggen terwijl dit niet steeds te wijten is aan de werking van de politiediensten.
Ten derde bestaat het risico, dat een omslachtig jaarverslag door de kleine politiezones zou gezien worden als een te grote administratieve last.
Het jaarverslag zou moeten worden voorgelegd aan de politieraad, wat niet voorzien is in het wetsvoorstel.
De heer Vandenhove stemt in met de opmerkingen van de heer Wille maar vindt dat een uitbreiding van het aantal op te nemen gegevens precies bij koninklijk besluit moet worden geregeld.
De heer Patrick Dewael, vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken, gaat er van uit dat de burger, via de overheden, moet geïnformeerd worden. Maar dit wetsvoorstel gaat aan dat doel voorbij.
Het wetsvoorstel is overbodig omdat deze rapportering reeds door de zones wordt gedaan en soms verschijnt in de media. Hij vindt dat er bijgevolg reeds voldoende informatie bestaat en dat het aangewezen is om deze problematiek aan de lokale besturen over te laten.
Het wetsontwerp is daarenboven niet opportuun omdat er een slechts een zeer minimale regeling wordt voorzien. Bepaalde zones die geen bijkomende inspanning op dit vlak te doen krijgen zo een alibi.
De heer Vandenhove antwoordt dat het invoeren van een uniforme en minimale rapporteringsplicht wel aangewezen is omdat een grote meerderheid van de zones dit nu niet doet. Het zijn hoogstwaarschijnlijk deze laatste die deze minimale regeling als een alibi zullen gebruiken om geen bijkomende inspanningen te doen.
Mevrouw Geerts wenst eveneens dat er bij koninklijk besluit minimale criteria worden vastgelegd voor het opmaken van het jaarverslag. Hierdoor kunnen de cijfergegevens kwalitatief worden getoetst. Dit kan niet aan het lokaal bestuursniveau worden overgelaten.
Mevrouw Leduc is van oordeel dat enkel verslagen, die op uniforme wijze zijn opgesteld, vergelijkingen mogelijk maken.
De heer Noreilde is van mening dat er criteria moeten uitgewerkt worden over de manier van opsporen en verwerken van de informatie.
De heer Vandenhove stelt dat het rapporteringssysteem, dat bestond voor de politiehervorming beter was. Nu bestaat er de facto geen systeem meer. Dit wetsvoorstel zal de druk op de lokale overheden voor het geven van criminaliteitscijfers verminderen door het invoeren van een systematische aanpak. Dit kan de discussie over de criminaliteitscijfers enkel ten goede komen.
Indien de minister het nodig acht kan de voorgestelde termijn van twee maanden, die in artikel 2 van het wetsvoorstel voorzien, verlengd worden tot drie of vier maanden.
Mevrouw Thijs stelt vast dat het voorstel een administratieve rompslomp creëert voor de zonechef. Men moet ook bepalen welke rubrieken het jaarverslag moet omvatten.
De heer Collas wijst erop dat de zonechefs uit de Duitstalige regio vrezen voor meer administratieve taken. Hij heeft zijn twijfels bij de haalbaarheid van het voorstel met betrekking tot de openbaarmaking van statistische gegevens over criminaliteit.
Volgens de heer Brotcorne kunnen de politiezones alleen maar goed werken als de administratieve overlast wordt weggewerkt.
De heer Vandenhove antwoordt dat dit wetsvoorstel geen bijkomende administratieve verplichtingen oplegt. Het is ingegeven door de praktijk en het is er op gericht om de politiezones aan te zetten op eenvormige wijze over de criminaliteitscijfers te communiceren met de bevolking. Het opleggen van een minimumregeling in het wetsvoorstel is geen alibi voor de politiezones om een minimum te doen.
De heer Buysse merkt op dat er vooral een probleem bestaat met de communicatie van de cijfers vanuit de federale overheid.
De minister antwoordt dat het wetsvoorstel enkel betrekking heeft op de politiezones. Indien de heer Buysse uitleg wenst over de communicatie van de federale overheid dient hij hierover een vraag tot uitleg aan de minister te stellen.
De heer Moureaux vreest dat het voorstel zorgt voor meer administratie. Hij wil dat het concept « kenbaar maken aan » uit artikel 2 van het wetsvoorstel wordt verduidelijkt. Betekent dit dat de mensen het jaarverslag in het gemeentehuis kunnen inzien of wordt het bij iedereen aan huis bezorgd ? De gemeenten of de zones moeten, indien nodig, de financiële middelen krijgen om dit te bewerkstelligen.
Mevrouw Leduc vindt het meedelen van het jaarverslag aan het publiek een wapen om het subjectieve gevoel van onveiligheid weg te werken.
Mevrouw Bouarfa antwoordt dat de openbaarmaking van het jaarverslag het gevoel van onveiligheid kan versterken. De nadruk moet worden gelegd op het werk van de politieraad zodat de burger een volledig beeld krijgt van de activiteiten van de politie.
De heer Moureaux meent dat er bij de openbaargemaakte criminaliteitscijfers commentaar moet staan die hun relativiteit aantoont. Spreker wijst er bovendien op dat er op gerechtelijk vlak soms een verschil is tussen de activiteiten op federaal niveau en op het niveau van de zones.
De heer Vandenhove antwoordt dat een zone een voorbeeldfunctie heeft en dat men uiteindelijk als doel moet hebben om, zelfs om de twee maanden alle criminaliteitscijfers zowel op federaal als op lokaal vlak ter beschikking te hebben.
De minimumvoorwaarden voor de publiciteit kan ofwel in dit wetsvoorstel ofwel in een koninklijk besluit worden vastgesteld.
Artikel 2
Amendement nr. 1
De heer Vandenhove dient een amendement (stuk Senaat, nr. 3-133/2, amendement nr. 1) in dat ertoe strekt de bevoegde instanties eerst op de hoogte te brengen van de inhoud van het jaarrapport alvorens het ter kennis van het publiek te brengen.
Amendement nr. 2
De heer Moureaux stelt bij amendement voor (stuk Senaat, nr. 3-133/2, amendement nr. 2) de bevolking ten minste de mogelijkheid te bieden het jaarverslag in te zien in ieder gemeentehuis dat ligt op het grondgebied van de politiezone. Het is aan de gemeente na te gaan of er andere middelen van bekendmaking moeten komen.
De heer Vandenhove trekt zijn amendement nr. 1 in omdat het amendement nr. 2 van de heer Moureaux verstrekkender is.
Volgens de heer Collas is amendement nr. 1 van de heer Vandenhove niet gedekt door dat van de heer Moureaux. Volgens amendement nr. 1 zou het jaarverslag op zoveel manieren ingezien kunnen worden als er politiezones zijn. Amendement nr. 2 daarentegen voorziet in een minimumpubliciteit voor alle politiezones. Het lid verklaart het veeleer eens te zijn met het laatste amendement.
Amendement nr. 3
Mevrouw Thijs dient een amendement in (stuk Senaat, nr. 3-133/2, amendement nr. 3) dat er toe strekt om, in het wetsvoorstel de onderdelen en gegevens op te sommen die tenminste in het jaarverslag moeten voorkomen. Deze handelen over personeel, infrastructuur en logistiek en over criminaliteitscijfers.
Volgens de heer Moureaux wil het wetsvoorstel er toe komen het publiek te informeren over de resultaten die de politie heeft geboekt in haar strijd tegen de criminaliteit. Dit amendement wil evenwel een aantal gegevens opleggen die niet dienstig zijn voor dat doel. Daar komt nog bij dat de politie op die manier er nog een aantal administratieve taken bij krijgt.
Mevrouw Thijs antwoordt dat haar amendement er niet toe strekt bijkomende administratieve taken op te leggen aan de politiediensten.
De heer Vandenhove heeft geen inhoudelijke bezwaren tegen het amendement van Mevrouw Thijs maar is van oordeel dat de gegevens die in haar amendement zijn opgenomen niet thuishoren in dit wetsvoorstel.
Mevrouw Thijs merkt op dat indien de term « jaarverslag » in artikel 2 van dit wetsvoorstel zou worden vervangen door « verslag betreffende criminaliteitscijfers » een aantal gegevens voorzien door haar amendement nr. 3 zouden kunnen vervallen.
Mevrouw Thijs laat de hoofdstukken 1 en 2 van haar amendement nr. 3 vallen.
De heer Collas is van mening dat men voor de criminaliteitscijfers eenvormige statistische methodes moet toepassen die worden gebruikt door de federale overheid enerzijds en door de lokale besturen anderzijds.
Artikel 1
Artikel 1 wordt aangenomen met 10 stemmen bij 1 onthouding.
Artikel 2
Amendement nr. 1
Dit amendement wordt ingetrokken.
Amendement nr. 2
Het amendement nr. 2 van de heer Moureaux wordt aangenomen met 10 stemmen bij 1 onthouding.
Amendement nr. 3
Het amendement nr. 3 van Mevrouw Thijs wordt verworpen met 7 stemmen tegen 3 bij 1 onthouding.
Het geamendeerde artikel 2 wordt aangenomen met 7 stemmen bij 4 onthoudingen.
Het geamendeerde wetsvoorstel werd in zijn geheel aangenomen met 9 stemmen bij 2 onthoudingen.
De commissie is akkoord om een aantal technische correcties aan het wetsvoorstel aan te brengen.
Het rapport werd eenparig goedgekeurd door de 10 aanwezige leden.
De rapporteur, | De voorzitter, |
Stefaan NOREILDE. | Ludwig VANDENHOVE. |