3-84

3-84

Belgische Senaat

Handelingen

DONDERDAG 18 NOVEMBER 2004 - NAMIDDAGVERGADERING

(Vervolg)

Mondelinge vragen

Mondelinge vraag van de heer Joris Van Hauthem aan de vice-eerste minister en minister van Begroting en Overheidsbedrijven over «de Interministeriële conferentie voor institutionele hervormingen» (nr. 3-457)

De heer Joris Van Hauthem (VL. BELANG). - Ik heb de indruk dat steeds nieuwe trucs worden gevonden om een beslissing in het dossier van de splitsing van Brussel-Halle-Vilvoorde uit te stellen. Begin oktober heeft het Vlaams Parlement een actualiteitsdebat over dit dossier gehouden nadat de meeste Vlaamse partijen in de Kamer op 11 oktober uiteindelijk een voorstel hadden ingediend.

Over het dossier moet volgens de regering overleg worden gepleegd, maar dit mag absoluut niet in het Forum. Ook het Overlegcomité is niet geschikt. Vorige week hebben we vernomen dat in het Overlegcomité van 9 november een Interministeriële Conferentie voor institutionele hervormingen werd opgericht met als doel een oplossing te vinden voor het dossier Brussel-Halle-Vilvoorde. De Interministeriële Conferentie voor institutionele hervormingen bestaat uit maar liefst 17 ministers: 8 Vlaamse, 8 Franstalige en 1 Duitstalige. Het is eigenaardig dat dit gebeurt terwijl in de Kamer een wetsvoorstel voorligt dat op de normale parlementaire wijze zou kunnen worden behandeld.

Er werd geen einddatum vooropgesteld voor de werkzaamheden van de conferentie. Het initiatief is echter merkwaardig en verontrustend. Met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid zal dit initiatief in het beste geval de voorbode zijn van een begrafenis eerste klas, zoals de burgemeester van Lennik, de heer De Waele, het stelde. Ook minister Dewael heeft iets dergelijks laten verstaan in een vraaggesprek met Het Belang van Limburg, namelijk:

"Guy Verhofstadt heeft een groot aantal elementen op tafel gelegd die kunnen helpen om een oplossing uit te werken."

Wat is de ratio achter de oprichting van de Interministeriële Conferentie, die een dossier moet behandelen waarover in de Kamer al een wetsvoorstel is ingediend?

Wat is de timing om tot een conclusie te komen? Waarover wordt er gepraat? Wat wordt met andere woorden verstaan onder het begrip `redelijke termijn' waarvan sprake was bij de oprichting van de Interministeriële Conferentie?

Wat is de agenda van de conferentie? Wat zijn de elementen waarover minister Dewael het heeft en die tot een oplossing kunnen leiden? Hoe verklaart de minister dat 17 ministers zich buigen over een wetsvoorstel dat in de Kamer in behandeling is?

De voorzitter. - Ik verwelkom mevrouw Bousakla en feliciteer haar met haar moedige houding.

De heer Johan Vande Lanotte, vice-eerste minister en minister van Begroting en Overheidsbedrijven. - Als 17 ministers zich over een probleem buigen, dan is het natuurlijk een zeer belangrijk probleem. Dat is de eerste reden waarom zoveel ministers zich ermee bezighouden.

De Interministeriële Conferentie wordt precies in het leven geroepen om de normale procedure een kans te geven. Als er bij de bespreking van een wetsvoorstel op een bepaald moment een blokkering optreedt of als het tot een stemming komt die tot gevolg heeft dat een van beide taalgroepen de alarmbelprocedure opstart, dan wordt het probleem naar de regering doorgeschoven. Met de alarmbelprocedure doet één taalgemeenschap immers een beroep op de paritair samengestelde federale regering om het probleem op te lossen. Lukt dat niet, dan kan één taalgemeenschap een voorstel definitief blokkeren en zal dat tot de val van de regering leiden. Dat is de juridische logica van de alarmbelprocedure. Een meerderheid kan dus niet zo maar haar wil opleggen, vooral niet wanneer een alarmbelprocedure wordt aangekondigd.

Die alarmbelprocedure is aangekondigd en daarom vond de regering het beter een oplossing te zoeken. De Interministeriële Conferentie, waarbij ook de gewesten en gemeenschappen worden betrokken, lijkt ons het beste middel om te vermijden dat de alarmbelprocedure de facto alles stillegt.

De enige manier om tot een conclusie te komen is natuurlijk geen te strikte timing voor te stellen. Als vooraf wordt bepaald dat er tegen een bepaalde datum een oplossing moet zijn, dan zal ten minste één parlementslid de betrachting hebben net de dag erna te eindigen.

Een redelijke termijn is de termijn die nodig is om tot een redelijke oplossing te komen.

Het arrest van het Arbitragehof heeft uiteraard een effect op de kiesarrondissementen, maar het Arbitragehof zegt ook dat bij een wijziging van de kiesarrondissementen er voor deze specifieke situatie, voor Brussel-Halle-Vilvoorde dus, specifieke regelingen moeten kunnen worden getroffen. Dat heeft te maken met het samenwonen van Nederlandstaligen en Franstaligen. Of we het nu willen of niet, alles wat specifiek nodig is om tot een oplossing voor het samenleven van de taalgemeenschappen te komen, zal een onderdeel van de discussie moeten zijn.

De heer Joris Van Hauthem (VL. BELANG). - De vice-eerste minister weet heel goed wat de politieke vertaling van het arrest van het Arbitragehof is. Volgens hem is de beste timing geen timing. Vanuit politiek oogpunt kan ik dat wel begrijpen. Maar ook voor de SP.A moet het kiesarrondissement Brussel-Halle-Vilvoorde vóór het einde van het jaar worden gesplitst. De partij van de vice-eerste minister heeft die timing in het Vlaamse regeerakkoord geschreven. Alle Vlaamse partijen zijn dus verantwoordelijk voor de timing.

Volgens de vice-eerste minister zal de alarmbelprocedure tot de val van de regering leiden. Dat is niet juist. Er zit wel een politieke logica in. Als de alarmbelprocedure wordt ingesteld, komt het dossier bij de Ministerraad. Als de Ministerraad er na dertig dagen niet uit komt, moet er een gemotiveerd advies naar het Parlement worden gestuurd. Zo staat het trouwens ook op pagina 39 van het Reglement van de Senaat. Dat de alarmbelprocedure kan leiden tot de val van de regering is misschien een politieke logica, maar geen juridische logica.

De vice-eerste minister zei dat het in de Interministeriële Conferentie zal gaan over het samenleven van de taalgemeenschappen. Maar dan denk ik aan alle vroegere manoeuvres om de faciliteiten nog maar eens te betonneren, om het minderhedenverdrag goed te keuren en om de taalwetgeving in gerechtszaken in Brussel nogmaals te wijzigen. Uit het antwoord begrijp ik dat het in de Interministeriële Conferentie inhoudelijk daarover zal gaan en niet alleen over de eenvoudige vraag of het kiesarrondissement Brussel-Halle-Vilvoorde al dan niet gesplitst wordt.