3-910/1

3-910/1

Belgische Senaat

ZITTING 2004-2005

18 NOVEMBER 2004


Wetsvoorstel tot invoeging van een artikel 289quater in het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, met betrekking tot een belastingkrediet voor 60-plussers

(Ingediend door mevrouw Annemie Van de Casteele en de heer Stefaan Noreilde)


TOELICHTING


Dit wetsvoorstel moet samen gelezen worden met onze andere voorstellen die kaderen in een geheel van maatregelen om de impact van de vergrijzing op onze sociale zekerheid op te vangen.

België is binnen Europa het land met de laagste activiteitsgraad bij 50-plussers. Europa luidde voor België al lang de alarmbel inzake de werkgelegenheidsgraad. De Stockholm-norm schrijft voor dat tegen 2010 50 % van de personen van 55 tot 64 jaar binnen de EU aan het werk zou moeten zijn. België komt nu net aan 28 % ! De Lissabon-norm voorziet in een gehele werkgelegenheidgraad van 70 % tegen 2010. België heeft momenteel een werkgelegenheidsgraad van 60 %. Voor beide normen bengelt ons land op dit moment geheel onderaan, een weinig benijdenswaardige plaats.

Het derde Europese werkgelegenheidsrichtsnoer voor de uitwerking van een beleid dat erop gericht is het beroepsleven te verlengen, pleit voor drie kerndoelstellingen : een leeftijdsonafhankelijk opleidingsbeleid dat oudere werknemers een zelfde toegang tot bijscholing en permanente opleiding waarborgt, een hervorming van de belasting- en uitkeringstelsels om de oudere werknemers ertoe aan te zetten hun beroepsleven voort te zetten en de invoering van flexibele arbeidsstelsels, zoals deeltijds werk, om de geleidelijke uitstap uit de arbeidsmarkt op een vrijwillige basis mogelijk te maken.

Met een levensverwachting van meer dan 85 jaar in het vooruitzicht, staan gepensioneerden in de toekomst voor een post-actieve periode van minstens dertig jaar. Hoe zullen zij hiermee omgaan en hoe zal de maatschappij dat kunnen bekostigen ?

De jongste jaren werden reeds inspanningen gedaan volgens twee sporen. Enerzijds werd het aan het werk blijven van ouderen aangemoedigd door de lancering van een aantal flexibele werkregelingen, waaronder het halftijds brugpensioen, de tijdskredietregel en de landingsbanen. Anderzijds werd een aantal maatregelen getroffen om de uitstroom enigszins terug te dringen. Werkgevers worden gestimuleerd om ouderen aan te werven of aan het werk te houden, door middel van de verplichting om in een outplacementbegeleiding te voorzien bij het ontslag van een werknemer van 45 jaar of ouder en via kortingen op de werkgeversbijdragen. Tevens wordt de pensioenleeftijd voor vrouwen tegen 2009 geleidelijk verhoogd tot 65.

Een van de mogelijke verklaringen voor de lage arbeidsgraad bij 55-plussers is het in 1974 ingevoerde systeem van brugpensioen. Daardoor is er totaal geen incentive om niet vervroegd uit te treden.

Bruggepensioneerden zoeken meestal geen baan meer, aangezien zij ervan uitgaan dat er voor hen wegens hun leeftijd, hun kwalificaties of de voorwaarden van de arbeidsmarkt, geen job meer beschikbaar is. Bovendien is hun financiële statuut meestal voldoende interessant in vergelijking met de ongemakken die een werkhervatting of verder werken met zich meebrengt. Uit een enquête, uitgevoerd door professor Elchardus in opdracht van de kamercommissie Sociale Zaken, blijkt dat 47 % van de bruggepensioneerden geen inkomensverlies ervaart en 3 % zelfs inkomenswinst ! Dat laatste waarschijnlijk omdat ze nog bijklussen buiten het formele circuit. Een zelfde fenomeen doet zich voor bij sommige « Canada Dry »-regelingen.

In dezelfde enquête wordt benadrukt dat één van de belangrijkste stimuli om langer te werken meer verdienen is ­ duidelijk meer verdienen dan de uitkering die men ontvangt als men kiest voor het brugpensioen.

Zolang tal van discriminaties bestaan op vlak van leeftijd, zowel in onze sociale regelgeving als in de loonsbepaling op basis van leeftijdsbarema's, zijn wij van mening dat een beleidsmaatregel die het werken bij 60-plussers fiscaal aanmoedigt, een stap in de goede richting is.

Dit wetsvoorstel voorziet daarom in een belastingkrediet van minstens 1 000 euro voor 60-plussers als extra stimulans om langer aan het werk te blijven in plaats van vervroegd uit te treden. De budgettaire kosten van het invoeren van deze maatregel bedragen 6 125 000 euro. Wij zijn ervan overtuigd dat die kost niet opweegt tegenover de winst wanneer 60-plussers langer aan het werk blijven.

Parallel hiermee wordt een wetsvoorstel ingediend om voor die jaren een pensioenbonus in te voeren, waardoor wie langer werkt ook een beter pensioen zal hebben.

Annemie VAN de CASTEELE.
Stefaan NOREILDE.

WETSVOORSTEL


Artikel 1

Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet

Art.2

In titel VI, hoofdstuk II, afdeling IV, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 wordt een artikel 289quater ingevoegd, luidende :

« Art. 289quater. ­ § 1. De rijksinwoner die, na de leeftijd van 60 jaar te hebben bereikt, nog inkomsten uit arbeid verkrijgt als bedoeld in artikel 23, § 1, 1º, 2º, en 4º, heeft recht op een belastingkrediet.

Om recht te geven op een belastingkrediet moet het bedrag van de inkomsten uit arbeid hoger zijn dan 20 000 euro.

§ 2. De Koning bepaalt de nadere regels inzake de toekenning van het belastingkrediet alsook de hoogte van het bedrag, zonder dat dit evenwel minder mag bedragen dan 1 000 euro. »

Art. 3

Deze wet treedt in werking op 1 januari 2006.

13 september 2004.

Annemie VAN de CASTEELE.
Stefaan NOREILDE.