3-82

3-82

Belgische Senaat

Handelingen

DONDERDAG 28 OKTOBER 2004 - NAMIDDAGVERGADERING

(Vervolg)

Vraag om uitleg van mevrouw Erika Thijs aan de vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken over «de veiligheids- en aansprakelijkheidsaspecten bij evenementen en manifestaties» (nr. 3-373)

De voorzitter. - De heer Vincent Van Quickenborne, staatssecretaris voor Administratieve Vereenvoudiging, toegevoegd aan de eerste minister antwoordt namens de heer Patrick Dewael, vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken.

Mevrouw Erika Thijs (CD&V). - De veiligheid van de burgers moet worden gewaarborgd. De federale en de Vlaamse overheid hebben elk eigen normen voor brandveiligheid en brandpreventie. De burgemeester is verantwoordelijk voor het initiatief tot controle en de afgifte van brandveiligheidsattesten voor logiesverstrekkende bedrijven en jeugdhuizen die gelegen zijn in zijn gemeente. De attesten worden uitgereikt na positief advies van de plaatselijke brandweer.

Brandpreventie valt onder de bevoegdheid van verschillende overheden. Dit heeft tot gevolg dat diverse, tegenstrijdige bepalingen van toepassing zijn, wat problemen geeft bij de uitvoering. Voor de brandveiligheidsnormen van de logiesverstrekkende bedrijven bestaan er twee basisteksten. Het koninklijk besluit van 7 juli 1994 bepaalt de basisnormen voor preventie van brand en ontploffing waaraan de nieuwe gebouwen moeten voldoen. Daarnaast vormen het decreet van 1984 over het statuut van de logiesverstrekkende bedrijven en het uitvoeringsbesluit van 27 januari 1988 tot vaststelling van de specifieke brandveiligheidsnormen voor de logiesverstrekkende bedrijven een tweede rechtsbron. Voor de toepassing van dit besluit is een technische commissie brandveiligheid verantwoordelijk. Het voornaamste probleem doet zich voor wanneer de commissie afwijkingen op de normen van het Vlaamse besluit van 1988 toestaat. Die zijn soms strijdig met de basisnormen van het koninklijk besluit van 1994. In de praktijk leidt dit ertoe dat een bedrijf volgens de Vlaamse overheid in orde kan zijn met de brandveiligheidsnormen, terwijl de burgemeester geen attest kan geven omdat het bedrijf de basisnormen niet haalt. De burgemeester kan persoonlijk aansprakelijk gesteld worden als het toezicht op de brandveiligheid in gebouwen onvoldoende, onzorgvuldig of foutief is verricht.

De brandveiligheid van veel jeugdhuizen laat te wensen over. De Vlaamse noch de federale overheid heeft hiervoor een wettelijke basis bepaald. Vele gemeenten maken daarom reglementen op eigen initiatief om de brandveiligheidsnormen van de jeugdhuizen te regelen.

Graag kreeg ik een antwoord op volgende vragen.

Welke wetgeving primeert bij de normen voor de brandveiligheid en de brandpreventie: de federale of de Vlaamse?

Is er al een initiatief genomen voor overleg tussen de verschillende overheden over een uniforme regelgeving inzake brandveiligheid en -preventie?

De burgemeester is aansprakelijk voor de brandveiligheid, maar er zijn geen eensluidende wettelijke instrumenten voorhanden. Wie is dan aansprakelijk bij een zware brand in een logiesverstrekkend bedrijf of jeugdhuis?

De jeugdhuizen scoren slecht als het op brandveiligheid aankomt. Komt er een regelgeving die geldt voor alle jeugdhuizen? Zo ja, welke overheid legt dan de normen vast?

De heer Vincent Van Quickenborne, staatssecretaris voor Administratieve Vereenvoudiging, toegevoegd aan de eerste minister. - In ons land primeert de federale wetgeving niet op de Vlaamse of omgekeerd. Er is geen hiėrarchie der normen. Op dat gebied zijn wij een uniek federaal land. Concreet betekent dit dat de federale en de Vlaamse normen waarnaar wordt verwezen een verschillend toepassingsgebied hebben. Eenvoudiger kan worden gezegd dat de federale overheid ter voorkoming van brand en ontploffing basisnormen uitvaardigt voor verschillende soorten gebouwen, ongeacht hun bestemming. De gemeenschappen zijn bevoegd om de specifieke brandvoorkomingsnormen uit te vaardigen met betrekking tot de bestemming van een gebouw.

De Ministerraad heeft reeds een ontwerp van koninklijk besluit goedgekeurd waardoor afgevaardigden van de gemeenschappen en de gewesten in de Hoge Raad voor de beveiliging tegen brand en ontploffing worden opgenomen. Dit ontwerp dient nog te worden aangepast aan de opmerkingen van de Raad van State. De Waalse en de Vlaamse verenigingen van steden en gemeenten zijn reeds vertegenwoordigd in die Hoge Raad voor de beveiliging tegen brand en ontploffing.

Inzake mogelijke aansprakelijkheid is, los van de discussie gemeenschappen-gewesten-federale Staat, de persoon die de brand veroorzaakt heeft in een logiesverstrekkend bedrijf of jeugdhuis, krachtens artikel 1382, aansprakelijk voor die brand. Naar dit artikel werd deze week nog verwezen door de voorzitter van de commissie voor de Justitie in een belangrijke bijdrage in De Standaard. Naast de toepassing van de artikelen 1382, 544 en 1134 kan de gemeente aansprakelijk worden gesteld wanneer een burgemeester zijn taak tot het verzekeren van de veiligheid in zijn gemeente onvoldoende heeft volbracht. Voor het instellen van een dergelijke aansprakelijkheidsvordering kan men zich baseren op artikel 5 van de wet van 30 juli 1979 betreffende de preventie van brand en ontploffing en op artikel 22 van het koninklijk besluit van 8 november 1967 aangaande de organisatie van de brandweer.

De gemeenschappen zijn bevoegd om specifieke brandvoorkomingsnormen uit te vaardigen voor jeugdhuizen.

Mevrouw Erika Thijs (CD&V). - Ik dank de staatssecretaris voor zijn antwoord. Wanneer twee verschillende overheden dezelfde verantwoordelijkheid hebben en normen moeten uitvaardigen zijn er voortdurend botsingen mogelijk. Ik heb deze vraag niet zomaar gesteld. Ik hoop dat wanneer wij binnenkort in de commissie voor de Binnenlandse Zaken en voor de Administratieve Aangelegenheden de hulpdiensten ter bespreking brengen, dat element ook aan bod komt en dat wordt nagegaan wie uiteindelijk verantwoordelijk is voor brandveiligheid. Totnogtoe is dat nog grotendeels de federale overheid.