3-72 | 3-72 |
De heer Paul Wille (VLD), corapporteur. - Mevrouw Thijs heeft me gevraagd in ons beider naam verslag uit te brengen, wat ik natuurlijk graag doe.
De Senaat mag niet zelfgenoegzaam zijn, maar toch mag worden vermeld dat hij op het vlak van de bestrijding van mensenhandel en het verlenen van visa een goede naam heeft, zowel in binnen- als buitenland. Het spreekt dan ook voor zich dat het rapport geregeld wordt geactualiseerd. Ook ditmaal is het uitgemond in heel wat aanbevelingen die unaniem werden goedgekeurd. Het rapport is een uitstekend bewijs dat een instelling als de Senaat goed geplaatst is om in alle rust en in de tijd gespreid, grondig werk te leveren.
De commissie heeft al eerder aanbevelingen geformuleerd. Ook die waren goed voorbereid, onder meer na bezoeken aan diplomatieke posten, zoals in Kiev en Kinshasa. Door de heer Veestraeten, directeur-generaal consulaire zaken van de FOD Buitenlandse Zaken, en van de heer Roosemont, directeur-generaal van de Dienst Vreemdelingenzaken, is de commissie tot het inzicht gekomen dat in deze materie een goede wisselwerking tussen de regering en het Parlement aangewezen is.
Als gevolg van uitvoerige besprekingen en de actieve participatie van de commissieleden zijn de meesten van hen inmiddels erg vertrouwd met de problematiek. Heel wat van onze vroegere aanbevelingen werden op het terrein verwezenlijkt, zowel op het vlak van de logistiek als van de human resources.
Sta me toe de belangrijkste nieuwe aanbevelingen op te sommen. Ten eerste, hoewel de vreemdelingenwet zich toespitst op de FOD Binnenlandse Zaken, wordt het terreinwerk verricht door de FOD Buitenlandse Zaken. Daar wetgeving realiteitsgetrouw moet zijn, bevelen we hieromtrent het nemen van initiatieven aan.
Ten tweede, iedereen heeft er belang bij de visumdiensten verder te professionaliseren en wij onderstrepen de noodzaak van glasheldere termijnclausules.
Ten derde, visumaanvragen elektronisch doorsturen volstaat niet als alleen een geschreven document de procedure doet opstarten. Om weken tijd te sparen moet ook de registratie elektronisch gebeuren.
Ten vierde, elke beslissing van de Dienst Vreemdelingenzaken die afwijkt van de consulaire adviezen, dient gemotiveerd te worden.
Ten vijfde, de diensten moeten de gemeenten waarschuwen wanneer een visum van personen die op hun grondgebied verblijven vervalt.
Ten zesde, de dienst Veiligheid van de Staat moet de mogelijkheid hebben om de ambtenaren die zich schuldig maken aan visafraude te screenen.
Ten zevende, wat het Europese aspect van deze problematiek betreft, is de commissie in het algemeen van oordeel dat men zich bij disfuncties niet te gemakkelijk mag verstoppen achter het Europese kader. Tegelijkertijd vinden we dat de Europese regelgeving over bepaalde punten, bijvoorbeeld de gezinshereniging zonder visumverplichting, zo snel mogelijk moet worden omgezet in nationale wetgeving.
Ten achtste, hebben we ons ook grondig beraden over de problematiek van de schijnhuwelijken en de mensenhandel. Met alle respect voor de scheiding der machten lijkt het ons goed een geïntegreerde aanpak van parketten en politiediensten na te streven.
Ten negende, zowel inzake wetgeving als inzake de implementatie ervan is België altijd een voortrekker geweest. Laten we dat ook zijn wanneer het gaat over het Visa Information System.
We vertrouwen erop dat de regering de aanbevelingen grondig zal bekijken, maar wensen ook te weten wat er op het terrein gebeurt. Daarom vragen we dat onze commissie, in alle vertrouwelijkheid, kennis kan nemen van de Europese inspectieverslagen van de diplomatieke en consulaire diensten. Alle aanbevelingen werden unaniem goedgekeurd.
De heer Patrick Dewael, vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken. - Vooreerst wil ik de commissie en in het bijzonder de corapporteur feliciteren met het degelijke verslag. Het is een belangrijk werkstuk dat de nodige aandacht verdient. De tekst die werd goedgekeurd, maakt het mij mogelijk te overleggen met de andere bevoegde collega's in de regering. De rapporteur merkt terecht op dat een geïntegreerde actie noodzakelijk is. Daarvoor is meer nodig dan enkel de FOD en de minister van Binnenlandse Zaken. Ook overleg met de collega's van Justitie en Buitenlandse Zaken is wenselijk, zeker in verband met de problematiek van de schijnhuwelijken, waaraan ik zeer veel aandacht wens te besteden. Ik ben ook van oordeel dat de parketten op dit punt één en dezelfde lijn moeten volgen. Ik zal deze problematiek zeker bespreken met collega Onkelinx.
Het verslag gaat ook in op enkele actuele problemen. De visafraude in Sofia van 1997 kwam onlangs nog eens in het nieuws toen bleek dat er inderdaad valse visa waren gebruikt bij gevallen van mensenhandel. Dan is er de zaak van de Congolezen die begin dit jaar in de transitzone van Zaventem strandden. Zij beschikten over een in Kinshasa afgeleverd visum, maar bleken bij aankomst niet te voldoen aan andere voorwaarden om het land binnen te komen. Zij hadden geen bewijzen inzake bestaansmiddelen en ook geen duidelijk reisdoel. Problemen hadden kunnen worden vermeden met een beter en grondiger onderzoek bij de afgifte van het visum in Kinshasa.
Ik kan niet alle aanbevelingen overlopen, maar op enkele wil ik wel kort ingaan. In de eerste plaats wil ik erop wijzen dat zowel de FOD Buitenlandse Zaken als de Dienst Vreemdelingenzaken al heel wat inspanningen hebben gedaan om de problematiek aan te pakken. We moeten het dossier nu verder bekijken in het licht van de strijd tegen de mensenhandel. Wij zullen ook de strijd aanbinden tegen het misbruik van de procedure van gezinshereniging en tegen schijnhuwelijken. Een doorgezette gecoördineerde aanpak moet op die vlakken nog meer vruchten afwerpen. De Senaat doet hieromtrent interessante suggesties zoals het aantonen van bloedverwantschap via DNA-testen bij gezinshereniging en de sensibilisering van de parketten voor de aanpak van schijnhuwelijken.
Een van de belangrijkste problemen is dat van de bevoegdheid om visa te verstrekken. De vreemdelingenwet geeft deze aan de FOD Binnenlandse Zaken, terwijl in negentig procent van de gevallen personeelsleden van de FOD Buitenlandse Zaken op diplomatieke posten die taak vervullen. Hier moet via een parlementair initiatief of via een regeringsontwerp de vreemdelingenwet van 1980 worden aangepast. Er zal duidelijk moeten worden bepaald wie welke bevoegdheid heeft. De twee departementen moeten over duidelijke criteria beschikken over welke visa op de diplomatieke posten kunnen worden afgehandeld en welke moeten worden doorgezonden naar de Dienst Vreemdelingenzaken. Dat kan niet louter op basis van de inschatting van de ambtenaren op de diplomatieke posten. Dossiers waarover betwisting ontstaat moeten in ieder geval door de DVZ worden behandeld.
In de aanbevelingen wordt terecht het belang benadrukt van de Europese aanpak en van de enorme mogelijkheden die het Visa Information System biedt. Ik wil dan ook de suggestie van de commissie ter harte nemen en er mede voor zorgen dat België op dit gebied een voortrekkersrol speelt.
Ten slotte wil ik nog iets zeggen over de termijn waarbinnen visa moeten worden verstrekt. Aanbeveling vier vraagt dat tot een redelijke termijn wordt gekomen. Daartoe werden al stappen gedaan, maar het moet nog sneller kunnen. De aanvrager moet duidelijk weten welke termijn hij kan verwachten. De overheid moet zich engageren om de aanvraag binnen een redelijke termijn te beantwoorden. Snelheid mag de veiligheid echter niet in het gedrang brengen. In het kader van het Schengen-verdrag is het vaak nodig de partners te raadplegen alvorens een visum wordt afgeleverd. Dat zorgt uiteraard voor enige vertraging. Hier is een pak maatregelen en vooral een betere samenwerking met de collega's van de FOD Buitenlandse Zaken nodig.
Namens de regering dank ik nogmaals de commissie voor de Binnenlandse Zaken en voor de Administratieve Aangelegenheden voor de uitermate interessante aanbevelingen. De regering zal ze zeker ter harte nemen en alles in het werk stellen om ze in praktijk te brengen.
De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - Ik heb in het debat over de visafraude niet het woord genomen omdat het Comité I in zijn verslag meer dan 20 bladzijden wijdt aan de behandeling van de visafraude sedert 1999. Het wijst ook op de passiviteit van de overheidsdiensten, niet alleen nu, maar ook vroeger. Daardoor was het mogelijk dat meer dan tienduizend visa werden uitgedeeld in allesbehalve duidelijke omstandigheden.
De bespreking van het verslag van het comité zal ons de gelegenheid geven daar dieper op in te gaan. In de vraag om uitleg over de vergadering van de `Big Five' die ik zo dadelijk aan de minister zal stellen, wil ik daar eveneens op terugkomen. De plaag van de gestolen en verloren identiteitskaarten neemt in de bestrijding van de georganiseerde criminaliteit een belangrijke plaats in.
M. le président. - Je tiens à remercier le rapporteur de son important travail et du temps qu'il consacre, depuis des années, à ce sujet.
M. Paul Wille (VLD). - Et Mme Thijs.
M. le président. - Sans oublier effectivement Mme Thijs.
-La discussion est close.
-Il sera procédé ultérieurement au vote sur les recommandations de la commission de l'Intérieur et des Affaires administratives.