Vragen en Antwoorden

Belgische Senaat


Bulletin 3-16

ZITTING 2003-2004

Vragen van de Senatoren en antwoorden van de Ministers

(N.): Vraag gesteld in 't Nederlands - (Fr.): Vraag gesteld in 't Frans


Minister van Leefmilieu, Consumentenzaken en Duurzame Ontwikkeling (Leefmilieu)

Vraag nr. 3-887 van de heer Delacroix d.d. 2 april 2004 (Fr.) :
Biobrandstof. ­ Transgeen koolzaad. ­ Productie. ­ Effecten.

De tekst van deze vraag is dezelfde als die van vraag nr. 3-886 aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, die hiervoor werd gepubliceerd (blz. 1030).

Antwoord : 1. Het op de markt brengen van genetisch gemodificeerde organismen (GGO's) moet het voorwerp uitmaken van een toelatingsprocedure op het niveau van de Europese Unie. Deze procedure is voorzien in de richtlijn 2001/18/EG. De toelating kan verschillende niveaus behelzen :

­ de invoer op de Europese markt;

­ de verwerking op het Europees grondgebied (processing);

­ en/of de teelt.

2. Elk dossier met een verzoek tot toelating om op de markt te brengen moet voorafgaandelijk ingediend worden bij een lidstaat zoals dat voor België gebeurd is in het dossier van Bayer CropScience. De lidstaat moet dan een verslag opmaken op basis van de wetenschappelijke analyse van het dossier. Voor België werd deze analyse uitgevoerd door de Adviesraad voor bioveiligheid. Dit verslag werd vervolgens overgemaakt aan de Europese Commissie en aan de andere lidstaten die opmerkingen kunnen maken vóór de eindstemming.

3. Het gebruik van GGO's of van één van zijn afgeleide producten voor menselijke of dierlijke consumptie is trouwens geregeld door andere communautaire wetgevingen. Deze regelingen leggen een bijkomende risicoanalyse voor de gezondheid van mens en dier op alsook de traceerbaarheid en de etikettering van GGO-producten, met als doel de consument te informeren en te beschermen.

4. In het dossier van Bayer CropScience heeft de Adviesraad voor bioveiligheid een advies gegeven op 26 januari 2004. Dat advies bevat geen bezwaar tegen de invoer en de verwerking van het koolzaad in kwestie maar maakt de teelt ervan afhankelijk van een aantal voorwaarden waardoor de teelt op dit ogenblik niet haalbaar is. Het verslag dat aan de Commissie bezorgd werd door minister Demotte en mezelf is conform dit advies.

5. Voor alle dossiers die op dit ogenblik door mijn diensten behandeld worden, is het doel van deze genetische wijzigingen de koolzaadplanten resistent te maken tegen herbiciden of insecten. Zij hebben dus betrekking op landbouwpraktijken en slaan geenszins op de kwaliteit van de olie die op basis van dit koolzaad geproduceerd wordt. De kwaliteiten (van verbranding, enz.) van een olie gemaakt op basis van traditioneel koolzaad verschillen niet van die van een olie die gemaakt is op basis van een genetisch gemodificeerd koolzaad.

6. Vandaag is de invoer en de verwerking binnen de Unie wettelijk enkel toegestaan voor de GGO-koolzaadvariant Topas 19/2. Dit GGO-koolzaad, dat resistent is voor het gewasbestrijdingsmiddel ammoniumglufosinaat, werd niet veredeld voor de productie van biobrandstof. Het kan er, net als het traditionele koolzaad, wel voor worden gebruikt.

7. Het advies van de Adviesraad voor bioveiligheid inzake het genetisch gemodificeerd koolzaad van Bayer CropScience besluit dat de verwerking (processing) van dit koolzaad geen risico inhoudt voor de gezondheid of het leefmilieu. Er is dus geen bijzondere reden om een specifieke verwerking (processing) te overwegen voor de genetisch gemodificeerde koolzaadgranen.

8. De olie van genetisch gemodificeerd koolzaad wordt voor dezelfde doeleinden gebruikt als olie van traditioneel koolzaad. Zij kan dus gebruikt worden als biobrandstof.

9. De maatregelen die door de regering genomen zijn om het op de markt brengen van biobrandstoffen en meer bepaald koolzaadoliën te stimuleren, zullen zonder onderscheid van toepassing zijn op elk product dat beantwoordt aan de Europese normen inzake biobrandstoffen.