3-778/1 | 3-778/1 |
24 JUNI 2004
Nu het vrij verkeer van personen binnen de Europese Unie een feit is, aarzelen vele van onze medeburgers niet om hun land van herkomst al dan niet met hun gezin volledig te verlaten om te gaan wonen en werken in een ander land.
Anderzijds werken sommige Belgen, die dichtbij de grens met een van onze buurlanden wonen, buiten België terwijl zij wel hun vaste woonplaats op ons grondgebied behouden.
Zij zijn grensarbeiders die, in tegenstelling tot de klassieke migrant, met twee landen verbonden zijn : dat van hun woonplaats en dat van hun beroepswerkzaamheid.
Vanuit fiscaal oogpunt is een grensarbeider :
« een werknemer of een zelfstandige, van welke nationaliteit ook,
die zijn beroepswerkzaamheid uitoefent in het grensgebied van een Staat en woont op het grondgebied van een andere Staat,
waar hij in principe dagelijks naar terugkeert. »
Wanneer iemand zich naar een ander land verplaatst om er te werken, kunnen zowel het land van de woonplaats als het land van de beroepswerkzaamheid aanspraak maken op het recht om belastingen te heffen op de ontvangen inkomsten, overeenkomstig hun wetgeving terzake.
Om dubbele belastingheffingen te vermijden sluiten de Staten dan ook belastingovereenkomsten af.
In het algemeen geldt voor deze belastingovereenkomsten het volgende principe : de beroepswerkzaamheden worden belast in het land waar die activiteit plaatsheeft, behalve voor de grensarbeiders en de gedetacheerde werknemers, die in het land van hun woonplaats belast worden.
Meestal zal het bijzondere reglement inzake grensarbeid, dat opgenomen is in de bilaterale overeenkomsten ter voorkoming van dubbele belastingheffing het recht om belastingen te heffen toekennen aan de Staat van de woonplaats in plaats van de Staat van de beroepswerkzaamheid wanneer de belastingplichtige in de grensstreek van een Staat woont en hij in de grensstreek van een andere Staat werkt, op voorwaarde dat de betrokkene regelmatig naar zijn woonplaats terugkeert.
De categorie van de grensarbeiders is daardoor soms benadeeld ten opzichte van de anderen, omdat mensen uit die categorie niet altijd dezelfde fiscale regelingen genieten als de anderen.
Dat nadeel geldt in het bijzonder voor de pensioenen, renten en als zodanig geldende toelagen die toegekend worden aan grensarbeiders.
De extralegale pensioenen van de grensarbeiders worden immers soms alleen gestort in de vorm van een rente, wat de toepassing van de verminderde aanslagvoet als bepaald in artikel 171 van het Wetboek van inkomstenbelastingen 1992 uitsluit.
Het doel van deze wet bestaat er dan ook in terzake een tijdelijke correctieve maatregel voor te stellen.
Ten eerste is de maatregel correctief omdat de voorgestelde wijzigingen de nadelen proberen weg te werken die de thans gepensioneerde grensarbeiders ondervinden.
Ten tweede is de maatregel tijdelijk omdat zij niet langer van kracht zal zijn zodra de bovenvermelde nadelen behandeld worden in een overeenkomst tussen de betrokken lidstaten.
Aangezien de onderhandelingen voor het totstandkomen van een overeenkomst ter voorkoming van dubbele belastingheffing tijd vergen, lijkt het aangewezen om in afwachting van een oplossing de wijzigingen aan het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992 aan te nemen, ook al zijn ze slechts lapmiddelen.
Bovendien blijkt uit een parlementaire vraag aan de minister van Financiën van 19 februari jongstleden (nr. 3-217) dat het statuut zelf van de grensarbeider ter discussie gesteld zal worden in het kader van een meer algemene bespreking.
Reden te meer om nu reeds een einde te maken aan de moeilijkheden die de grensarbeiders ondervinden!
Christiane VIENNE. |
Artikel 1
Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.
Art. 2
Artikel 34, § 1, 1º, van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992, gewijzigd bij de wetten van 28 december 1992, 17 mei 2000 en 19 juli 2000, wordt aangevuld als volgt :
« , met uitzondering van de pensioenen van buitenlandse oorsprong die gestort zijn door een instelling voor aanvullend pensioen aan ingezetenen van het Rijk die een beroepswerkzaamheid uitgeoefend hebben in de grenszone van een lidstaat van de Europese Unie die aan België grenst en die in de Belgische grenszone hun woonplaats hadden, voor het deel van deze renten of pensioenen die gefinancierd zijn door bijdragen die zijn werkgever gestort heeft. »
Art. 3
Artikel 171, 4º, van hetzelfde Wetboek, laatst gewijzigd bij de wet van 4 mei 1999, wordt aangevuld met een punt j), luidende :
« j) de pensioenen die gestort zijn in de vorm van een rente door een instelling voor aanvullend pensioen aan ingezetenen van het Rijk die een beroepswerkzaamheid uitgeoefend hebben in de grenszone van een lidstaat van de Europese Unie die aan België grenst en die in de Belgische grenszone hun woonplaats hadden, voor het deel dat niet uitgesloten wordt door artikel 34, § 1, 1º, wanneer de begunstigden van deze pensioenen niet voor een kapitaalstorting hebben kunnen kiezen. »
Art. 4
Deze wet treedt in werking de dag waarop zij in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
De bepalingen van deze wet vervallen zodra bepalingen geratificeerd worden die de door deze wet geregelde aangelegenheid op een soortgelijke manier oplossen, en die vastgelegd zijn in het kader van bilaterale overeenkomsten ter voorkoming van dubbele belastingheffing tussen België en de lidstaten van de Europese Unie die aan België grenzen.
20 april 2004.
Christiane VIENNE. |