3-775/1 | 3-775/1 |
22 JUNI 2004
Overeenkomstig artikel 52 van de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk worden, wanneer in de onderneming geen comité voor veiligheid, gezondheid en verfraaiing van de werkplaatsen (later een comité voor preventie en bescherming op het werk) is opgericht, de taken van deze comités waargenomen door de vakbondsafvaardiging.
In dat geval genieten de leden van de vakbondsafvaardiging dezelfde bescherming als de personeelsafgevaardigden in de comités. « Deze bescherming vangt aan op de datum van het begin van hun opdracht en eindigt op de datum waarop de bij de volgende verkiezingen verkozen kandidaten worden aangesteld als lid van het comité. » (zie het eerder vermelde artikel 52, tweede lid, tweede zin).
Hieruit volgt dat een plaatsvervangende vakbondsafgevaardigde die geen lid is van de vakbondsafvaardiging, slechts van de bescherming geniet die in deze bepaling wordt beschreven voor zover en zolang de plaatsvervangende afgevaardigde de werkende vakbondsafgevaardigde vervangt.
Het Arbitragehof heeft, als antwoord op een prejudiciële vraag vanwege de arbeidsrechtbank van Brugge, voor recht verklaard dat artikel 52 van de voornoemde wet « de artikelen 10 en 11 van de Grondwet niet [schendt] in zoverre het de ontslagbescherming voor de leden van een vakbondsafvaardiging die met de uitoefening van de opdrachten van het comité voor preventie en bescherming op het werk is belast, pas laat aanvangen op de datum van het begin van hun opdracht. » (arrest nr. 68/2000 van 14 juni 2000, Belgisch Staatsblad van 10 augustus 2000).
In een arrest van 10 februari 2003 zegt het Hof van Cassatie dat de huidige tekst van het voormelde artikel 52 de bescherming waarnaar wordt verwezen slechts toekent aan de leden van de vakbondsafvaardiging en dat die bescherming alleen geldt voor de plaatsvervangende leden wanneer zij werkelijk een lid dat niet aanwezig kan zijn, vervangen.
In zijn conclusies betreffende het eerder genoemde arrest, heeft eerste advocaat generaal Leclercq in hoofdzaak gezegd dat, overeenkomstig artikel 52 van voornoemde wet « een plaatsvervangend vakbondsafgevaardigde, ook al heeft hij de werkend afgevaardigde vervangen gedurende een periode die intussen voorbij is, intussen geen lid of geen lid meer is van de vakbondsafvaardiging die belast is met de uitoefening van de voorgeschreven opdracht ». Deze afgevaardigde geniet dus niet meer van de wettelijke bescherming. De regel die door de wet ondersteund wordt kan dus enkel als volgt luiden : onverminderd de bepalingen van de toepasselijke collectieve overeenkomsten, kan de plaatsvervangende vakbondsafgevaardigde zich in principe niet beroepen op de bescherming die bestaat ten gunste van de leden van de vakbondsafvaardiging die belast is met de opdrachten van het comité voor preventie en bescherming op het werk. Hij besluit dan ook dat : « De oplossing kan ongetwijfeld weinig bevredigend, ja zelfs weinig coherent schijnen de lege lata, ook al kan eventueel gelijktijdig in het voordeel van de lastige plaatsvervangend vakbondsafgevaardigde toepassing worden gemaakt van het begrip onrechtmatig ontslag, maar de bewoordingen van de wetteksten zijn hier wat ze zijn. » (Conclusies van de eerste advocaat-generaal J.F. Leclercq, voor het Cassatiearrest derde kamer, van 10 februari 2003, R.G. S.02 0068.F).
Het is dus noodzakelijk om artikel 52 van de wet van 4 augustus 1996 te wijzigen, om het gebrek aan samenhang dat in de huidige tekst bestaat, te ondervangen, gezien het gewone systeem van bescherming van beschermde werknemers, of zij nu effectief zijn dan wel plaatsvervangend.
Teneinde de werkgevers en de andere betrokken personen tijdig op de hoogte te brengen van de geplande wijzigingen, wordt de voorgestelde wet van kracht drie maanden na zijn verschijning in het Belgisch Staatsblad.
Dat is het doel van onderhavig wetsvoorstel.
Clotilde NYSSENS. |
Artikel 1
Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.
Art. 2
Artikel 52, tweede lid, van de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk, wordt gewijzigd als volgt :
A. in de eerste zin worden de woorden « de leden van de vakbondsafvaardiging » vervangen door de woorden « de vakbondsafgevaardigden en hun plaatsvervangers »;
B. in de tweede zin worden de woorden « op de datum van het begin van hun opdracht » vervangen door de woorden « op de datum van het begin van de opdracht waarmee de vakbondsafvaardiging belast is ».
Art. 3
Deze wet treedt in werking op de eerste dag van de derde maand na die waarin ze in het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt.
4 mei 2004.
Clotilde NYSSENS. |