3-52

3-52

Belgische Senaat

Handelingen

DONDERDAG 22 APRIL 2004 - NAMIDDAGVERGADERING

(Vervolg)

Mondelinge vragen

Mondelinge vraag van de heer Jean-Marie Dedecker aan de minister van Landsverdediging over «het beroep dat werd ingesteld door de Staat tegen het vonnis van de rechtbank van eerste aanleg te Brussel in de zaak van het luchtvaartongeval waarbij een Mirage-5 en een burgertoestel betrokken waren op 25 juni 1986» (nr. 3-282)

De voorzitter. - De heer Didier Reynders, minister van Financiën, antwoordt namens de heer André Flahaut, minister van Landsverdediging.

De heer Jean-Marie Dedecker (VLD). - Op 25 juni 1986 ramde een Mirage-5 van de Belgische luchtmacht boven Visé een burgervliegtuigje van een kleine luchtvaartmaatschappij uit Hasselt. De militaire piloot kon zich met zijn schietstoel redden. De drie inzittenden van het burgervliegtuig waren kansloos en overleden. Achttien jaar na de feiten heeft de rechtbank eindelijk een uitspraak gedaan. De Luchtmacht heeft nu beslist in beroep te zullen gaan tegen het vonnis, ondanks onderlinge afspraken tussen de advocaten.

Deze procedure komt voor de nabestaanden uiteraard zeer hard aan. Zij hebben niet alleen 18 jaar moeten wachten op een uitspraak, maar zij riskeren nu nog jaren te moeten wachten op een uitspraak in beroep. Dit is een typisch staaltje van onmenselijke gerechtelijke `Kafka'.

Om welke reden legt de Staat zich niet neer bij het vonnis van de rechtbank van eerste aanleg in Brussel? Lijkt het de minister niet logisch - gezien de evolutie in de rechtspraak sinds het Flandria-arrest van 1920 - dat de uiteindelijke beslissing in dezelfde lijn zal liggen als de uitspraak in eerste aanleg? Is de minister van mening dat bevelhebbers zijn vrijgesteld van het in acht nemen van het voorzichtigheids- en zorgvuldigheidsprincipe bij het plannen en laten uitvoeren van militaire opdrachten?

Is het volgens de minister evident dat gevaarlijke militaire opdrachten op dergelijke lage hoogte worden gehouden in gebieden waarvan het geweten is dat burgertoestellen er gebruik maken van het luchtruim, zonder de burgers te verwittigen van de risico's? Hebben dergelijke oefeningen in dezelfde omstandigheden ook vandaag nog plaats?

De heer Didier Reynders, minister van Financiën. - De beslissing van de rechter is onaanvaardbaar omdat met deze jurisprudentie de training van piloten tijdens vluchten in een ongecontroleerd luchtruim in het gedrang komt. Deze oefeningen zijn onontbeerlijk om de operationaliteit van Luchtmacht te garanderen en dus op optimale wijze de nationale en internationale verplichtingen na te komen.

Defensie is zich bewust van de noodzaak aan regels voor het verzekeren van de luchtveiligheid en heeft daarvoor de nodige maatregelen getroffen. De voorzichtigheids- en zorgvuldigheidsregels zijn zelfs strenger dan die toegepast in de burgerluchtvaart.

Het tragische ongeval waarvan sprake vond plaats in het vrije luchtruim, in internationale afspraken gedefinieerd als het luchtruim van klasse G. Het luchtverkeer in het luchtruim van klasse G wordt niet gecontroleerd door de luchtverkeersleidingsdiensten, voornamelijk omdat de technische beperkingen van radar en radiouitrusting dat niet mogelijk maken; in dergelijk luchtruim ligt de verantwoordelijkheid voor het vermijden van botsingen bij de piloten. Militaire oefeningen in het luchtruim van klasse G hebben vandaag nog steeds plaats, maar zijn, gezien de afbouw van het aantal gevechtsvliegtuigen, minder frequent dan ten tijde van het ongeval. Het luchtruim van klasse G is in België beduidend kleiner dan in de ons omringende landen.

Beroep aantekenen impliceert soms nieuwe termijnen en voor de slachtoffers ligt dat dan moeilijk. Om de nadelen hiervan op menselijk en sociaal vlak zo veel mogelijk te beperken heb ik de juridische diensten van mijn departement verzocht om de vraag in beroep te beperken tot het enige twistpunt. Zodoende kan de gerechtelijke procedure in de kortst mogelijke termijn worden afgewerkt. Ten slotte zullen mijn diensten onderzoeken of het mogelijk is om op specifieke sociale gronden voorschotten toe te kennen.

De heer Jean-Marie Dedecker (VLD). - De laatste zin van het antwoord klinkt bijzonder interessant.