3-560/1 | 3-560/1 |
11 MAART 2004
Dit voorstel beoogt winkeliers en bepaalde categorieën van uitoefenaars van vrije beroepen de mogelijkheid te bieden, bij een overval, via een communicatiesysteem onmiddellijk auditief in verbinding met de politiediensten te staan.
Om de gesprekken door te zenden, af te luisteren en/of op te nemen, moet, bij een communicatie waaraan niet wordt deelgenomen, thans op grond van de privacybescherming toestemming gevraagd worden aan alle deelnemers. Bij gebrek aan toestemming is voor dergelijke maatregel steeds een voorafgaande beschikking van de onderzoeksrechter vereist (artt. 90ter 90quater van het Wetboek van Strafvordering).
Al die voorwaarden vormen natuurlijk een rem op het verhogen van de veiligheid van overvallen winkeliers en/of klanten; auditief contact met de politiediensten zou een snellere en accurate interventie mogelijk maken.
Daarom wijzigt dit voorstel een aantal bepalingen van het Strafwetboek en het Wetboek van strafvordering die beletten dat er via zogenaamde « alarmknoppen » communicatie tijdens een overval wordt doorzonden, afgeluisterd en opgenomen door de politiediensten. Het voordeel van een dergelijke regeling is dat de politie haar tussenkomst beter kan voorbereiden. Desgevallend kan de opname later als bewijs dienen.
Een dergelijk plan werd reeds opgevat in Kortrijk. De Kortrijkse handelaars zullen op basis van het plan ook een opleiding krijgen over hoe om te gaan met geweldsituaties. De maatregelen maken deel uit van het nieuwe veiligheidsplan van de stad. Minister van Binnenlandse Zaken Patrick Dewael staat alvast volledig achter het proefproject.
Dit wetsvoorstel bevat een aantal wetstechnische aanpassingen om de voorgestelde veiligheidsmaatregelen een wettige grondslag te geven.
Artikel 2
De aanpassing van artikel 314bis van het Strafwetboek maakt een uitzondering mogelijk op het verbod gesprekken waaraan men niet noodzakelijk deelneemt te verzenden, te laten afluisteren en op te nemen, wanneer er in een handelszaak of in bepaalde lokalen van de uitoefenaars van door de Koning te bepalen vrije beroepen een diefstal met geweld of bedreiging plaatsvindt.
Artikel 3
Het is natuurlijk niet mogelijk om bij een overval tijdig een voorafgaande beschikking van de onderzoeksrechter tot toestemming in de opname te verkrijgen. Daarom wordt erin voorzien dat de onderzoeksrechter binnen 24 uur na ontvangst van de bewuste opname een controlerecht krijgt over de wettigheid ervan.
Artikel 4
Vormt een technische aanpassing en tevens een tekstverbetering. Zowel in het geval van §4 als §5 van art. 90ter van het Wetboek van Strafvordering kan het immers nooit zo zijn dat de onderzoeksrechter machtiging verleent vóór het ingaan van de maatregel.
Stefaan DE CLERCK. |
Artikel 1
Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.
Art. 2
In artikel 314bis van het Strafwetboek, ingevoegd bij de wet van 30 juni 1994 en gewijzigd bij de wet van 26 juni 2000, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
A) de inleidende zin van § 1 wordt vervangen als volgt :
« Behoudens in het geval bedoeld in § 5, wordt met gevangenisstraf van zes maanden tot één jaar en met geldboete van vijf euro tot tweehonderd vijftig euro of met één van die straffen alleen gestraft hij die : »
B) er wordt een § 5 toegevoegd, luidende :
« § 5. Is geen misdrijf in de zin van dit artikel, het met behulp van enig toestel overbrengen, doen afluisteren, doen kennisnemen, opnemen of doen opnemen van communicatie, gevoerd ter gelegenheid van feiten bedoeld in de artikelen 468 en 469, wanneer deze feiten zich afspelen in handelszaken of in bepaalde voor het publiek toegankelijke lokalen van door de Koning aangewezen uitoefenaars van een vrij beroep, en voor zover de ontvanger van deze communicatie een openbaar officier of ambtenaar, drager of agent van de openbare macht is. »
Art. 3
Artikel 90ter van het Wetboek van strafvordering, ingevoegd bij de wet van 30 juni 1994 en gewijzigd bij wet van 6 januari 2003, wordt aangevuld met een § 6, luidende :
« § 6. De §§ 1 tot 5 zijn niet van toepassing wanneer een maatregel werd genomen met toepassing van artikel 314bis, § 5, van het Strafwetboek.
In dat geval worden de gemaakte opnamen zonder verwijl aan de onderzoeksrechter toegezonden op de wijze bepaald in artikel 90sexies.
De onderzoeksrechter vaardigt op straffe van nietigheid binnen 24 uur na ontvangst ervan een gedagtekende en met redenen omklede beschikking uit die wordt meegedeeld aan de procureur des Konings en die ten minste vermeldt :
1º de aanwijzingen en de concrete feiten, eigen aan de zaak, die de overeenkomstig deze paragraaf genomen maatregel wettigen;
2º de redenen waarom de maatregel dienstig is om de waarheid aan de dag te brengen;
3º de al dan niet geïdentificeerde personen, het communicatie- of telecommunicatiemiddel en de plaats die het voorwerp was van de maatregel;
4º de periode tijdens welke de genomen maatregel werd genomen;
5º de naam en de hoedanigheid van de officier van gerechtelijke politie die werd belast met het toezicht op de uitvoering van de maatregel. »
Art. 4
In artikel 90quater, § 1, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 30 juni 1994, worden tussen de woorden « 90ter » en « wordt » de woorden « , §§ 1 tot 4, » ingevoegd.
19 februari 2004.
Stefaan DE CLERCK. |