3-46

3-46

Belgische Senaat

Handelingen

DONDERDAG 11 MAART 2004 - NAMIDDAGVERGADERING

(Vervolg)

Mondelinge vraag van de heer Jean-Marie Dedecker aan de vice-eerste minister en minister van Justitie over «de juridische kwalificatie van het versieren van flitspalen» (nr. 3-240)

De voorzitter. - De heer Rudy Demotte, minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid antwoordt namens mevrouw Laurette Onkelinx, vice-eerste minister en minister van Justitie.

De heer Jean-Marie Dedecker (VLD). - In een nog ongepubliceerd antwoord op een schriftelijke parlementaire vraag van volksvertegenwoordiger Daan Schalck van 7 oktober 2003, kwalificeert de minister - volgens een persbericht uitgegeven door de vraagsteller - het `versieren' van flitspalen juridisch als `vernieling'. De rechtbank van Leuven heeft op 9 maart 2004 nochtans twee personen vrijgesproken die een flitspaal hadden versierd. Het versieren van flitspalen is vanuit het oogpunt van de uitvoerders een ludiek protest tegen een bestuursdaad waarmee zij het niet eens zijn.

Het EVRM bepaalt dat eenieder recht heeft zijn vrijheid van gedachte tot uitdrukking te brengen in praktische toepassing ervan. Artikel 10 stelt dat eenieder recht heeft op vrijheid van meningsuiting. Net zoals het stakingsrecht of het betogingsrecht kan de uitoefening ervan worden onderworpen aan beperkingen voor zover die in een democratische samenleving noodzakelijk zijn, tenzij tijdens o.m. een algemene noodtoestand die het bestaan van het land bedreigt.

Ik kan moeilijk begrijpen dat de minister antwoordt dat versiering vernietiging is. Ik vermoed dat de socialistische partij meer dan eens opgeroepen heeft tot betogen, tot het ophangen van spandoeken of tot het bevestigen van ballons aan verkeerslichten, bijvoorbeeld. Bij mijn weten werden die verkeerslichten daarbij niet vernietigd. Evenmin wordt het ophangen van spandoeken aan bruggen gelijkgesteld met het opblazen van bruggen. Gelukkig zijn er nog rechters zoals de rechter in Leuven die het verschil zien tussen het binden van een strik rond een flitspaal en het omvertrekken van die flitspaal.

Klopt de inhoud van het persbericht van de indiener van de parlementaire vraag? Zo ja, heeft de rechter de wet dan verkeerd toegepast of geïnterpreteerd? Er is namelijk een verschil tussen wat de minister van Justitie zegt en de uitspraken van haar rechters. Maken de personen die flitspalen versieren, zonder ze te beschadigen, volgens de vice-eerste minister rechtmatig gebruik van hun gewaarborgd recht van vrije meningsuiting? Zo niet: om welke juridische of feitelijke redenen?. Zo ja, waarom moeten `versierders' dan worden vervolgd en bestraft? Is er volgens haar sprake van een algemene noodtoestand die het bestaan van het land bedreigt? Wat is volgens de vice-eerste minister de juridische kwalificatie van het versieren van flitspalen met spandoeken tijdens syndicale acties georganiseerd door erkende vakbonden?

De heer Rudy Demotte, minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid. - Uit de gegevens waarover collega Onkelinx beschikt, blijkt dat het openbaar ministerie te Leuven destijds twee personen heeft gedagvaard op grond van artikel 521, tweede lid SWB, wegens het onbruikbaar maken van een flitspaal, die in juridische termen als een kunstwerk werd beschouwd. (Men glimlacht)

In ondergeschikte orde stelde het parket dat minstens artikel 526, tweede lid, werd overtreden waarbij de vernieling, verminking, beschadiging of neerhaling van voorwerpen van algemeen nut wordt bestraft. Twee jongeren hadden aluminiumfolie gewikkeld rond de paal en hadden het bovenste gedeelte ervan waarin zich de camera en de lens bevinden, grotendeels met papier bedekt.

In haar vonnis heeft de rechtbank bevestigd dat artikel 521, tweede lid, voor dit soort van feiten van toepassing was. Artikel 526, tweede lid, werd niet weerhouden omdat nergens intrinsieke of uitwendige schade werd vastgesteld. De rechtbank heeft de twee verdachten vrijgesproken omdat het openbaar ministerie onvoldoende heeft kunnen bewijzen dat de flitspaal, zelfs voor korte tijd, onbruikbaar is geweest. Volgens de rechtbank kon niet of onvoldoende worden aangetoond dat het apparaat door de handelingen van de verdachten gedurende zelfs maar korte tijd, niet kon werken.

Dit antwoord is geenszins in tegenstrijd met het schriftelijke antwoord dat werd gegeven op de vraag van de heer Schalck. Hierin was sprake van een versiering die schade veroorzaakt. Alles hangt ervan af op welke manier dat zogenaamde versieren concreet gebeurde. Als geen schade wordt aangericht of als het toestel niet onbruikbaar wordt gemaakt, zijn hoger genoemde strafbepalingen niet van toepassing. De rechter moet het bewijs dat door het parket wordt aangereikt, evalueren.

Dit neemt niet weg dat in bepaalde gevallen andere wetsbepalingen aan de orde kunnen zijn en dat versieringen strijdig kunnen zijn met de strafwet. Daarbij wordt verwezen naar artikel 80 van het KB van 1 december 1975 waarbij het verboden is op de openbare weg inrichtingen aan te brengen die bestuurders in dwaling brengen of, ook maar gedeeltelijk, de doelmatigheid van de reglementaire verkeersborden verminderen. Het lijkt daarenboven niet uitgesloten dat versieringen strijdig kunnen zijn met de milieuwetgeving of met sommige verordeningen van gewestelijke provinciale of gemeentelijke overheden inzake het bermbeheer.

De versiering van een flitspaal kan niet beschouwd worden als een uiting van de vrije mening. Onder voorwendsel van een gewaarborgd recht kan geen misdrijf worden gepleegd. Het EVRM staat overigens toe het recht op de vrije mening te beperken of te reglementeren. De versieringen die worden aangebracht tijdens een syndicale actie, moeten in die zin worden beschouwd.

Vanzelfsprekend moet het openbaar ministerie in elk van die gevallen beoordelen of het opportuun is op te treden. Niet elke overtreding kan of moet worden vervolgd. Er bestaat terzake een beleidsmarge waarbinnen het mogelijk is een onderscheid te maken tussen eenmalige ludieke acties, zoals bij een betoging, en systematische acties die de verkeersveiligheid in het gedrang kunnen brengen.

De heer Jean-Marie Dedecker (VLD). - Minister Demotte heeft nog toekomst als minister van Justitie.

Artikel 9 van het EVRM bepaalt dat de vrijheid van eredienst, de vrije openbare uitoefening ervan alsmede de vrijheid om op elk gebied zijn mening te uiten gewaarborgd zijn behoudens bestraffing van de misdrijven die ter gelegenheid van het gebruik maken van die vrijheden worden gepleegd. Aangezien de minister zegt dat er geen misdrijf is gepleegd stel ik met vreugde vast dat ik volgende week niet naar de gevangenis moet wegens oproeping tot burgerlijke ongehoorzaamheid.