3-44

3-44

Belgische Senaat

Handelingen

DONDERDAG 19 FEBRUARI 2004 - NAMIDDAGVERGADERING

(Vervolg)

Vraag om uitleg van mevrouw Erika Thijs aan de staatssecretaris voor Informatisering van de Staat over «het e-government van het lokale bestuur» (nr. 3-140)

Mevrouw Erika Thijs (CD&V). - In september 2003 organiseerden V-ICT-OR, VVSG en MEMORI samen een on line bevraging bij alle ICT-medewerkers in de Vlaamse OCMW's en gemeentebesturen. Deze enquête toont aan dat de lokale besturen de afgelopen twee jaar vooruitgang in ICT hebben geboekt, maar dat er nog een hele weg is af te leggen.

Internationale standaarden stellen dat minimum twee procent van het personeel voor ICT dient in te staan. Bij dienstverlenende organisaties ligt de lat zelfs nog hoger. In onze gemeentebesturen is slechts 1,7% van de medewerkers professioneel bezig met ICT in de ruime zin van het woord. Bij de OCMW's is dat nog lager, namelijk 1,2%. Organisatie en strategische beleidsplannen voor ICT laten te wensen over. Slechts één op vijf besturen heeft een beleidsplan voor ICT.

Een studie van eiStream in januari 2003 toonde aan dat e-govportals de administratie nog ingewikkelder hebben gemaakt in plaats van vereenvoudigd. De lokale besturen oordelen dat de andere overheden hun ICT-ontwikkelingen meer moeten ondersteunen en een beleid op maat van de lokale besturen moeten voeren. De informatisering van de lokale besturen hinkt achterop ten opzichte van andere Europese landen. Zowel de administratieve als de elektronische vereenvoudiging duren tergend traag.

Slechts 10 van de 282 besturen deed een beroep op de mogelijkheid om bestellingen zonder aanbesteding te plaatsen via een raamcontract dat door de federale overheid gesloten werd. Dit systeem lijkt eenvoudig, snel en goedkoop te zijn en de klanten zijn er bijzonder tevreden over.

Werden de besturen wel voldoende geïnformeerd over dit systeem? Blijft het systeem van federale raamcontracten bestaan? Dit is namelijk zeer onduidelijk, zodat sommige besturen zich afvragen of ze er nog wel een beroep op kunnen doen.

Werken de diverse overheden, zowel op federaal, Vlaams, provinciaal als gemeentelijk niveau, samen aan een uniform, transparant ICT-beleid? Zo ja, hoe wordt dit concreet georganiseerd? Werd er bijvoorbeeld ooit een ronde tafel over georganiseerd met alle deelnemende besturen? Wordt hiervoor een langetermijnvisie ontwikkeld? Wat zijn de doelstellingen en de middelen?

Geeft de overheid concrete richtlijnen voor een draaiboek voor e-government en voor een kwaliteitslabel voor softwarepakketten voor de lokale besturen? Elk lokaal bestuur heeft immers wel een ICT-manager, maar meestal worden de softwarepakketten aangekocht die deze ICT-manager het liefst heeft.

Hoe verloopt de communicatie met de lokale overheden? Welk medium wordt daarvoor gebruikt en hoe vaak geschiedt die communicatie? Bestaat er daarvoor een speciale brief of circulaire? Werd ook voorzien in interactie en follow-up? Kunnen de lokale besturen onmiddellijk reageren wanneer bijvoorbeeld een richtlijn of aanbeveling wordt uitgevaardigd en ze die niet kunnen volgen? Welke financiële, logistieke en personele ondersteuning geeft de federale overheid aan de lokale besturen? Is er samenwerking met de overheidsdienst die instaat voor de administratieve vereenvoudiging?

De heer Peter Vanvelthoven, staatssecretaris voor Informatisering van de Staat, toegevoegd aan de minister van Leefmilieu, Consumentenzaken en Duurzame Ontwikkeling. - Ook ik heb uiteraard met belangstelling de resultaten van de bevraging van de sector in opdracht van de VVSG bestudeerd omdat ik als staatssecretaris bevoegd voor de informatisering van de Staat, de gemeenten als een belangrijke partner beschouw. Het gemeentelijk niveau is voor de burgers immers de laagste drempel om in contact te treden met de overheid.

De gemeenten hebben dan ook een belangrijke rol in het totale informatiseringsbeleid. De conclusie van dat onderzoek is dat de gemeenten vorderingen maken, maar dat er nog veel werk te doen is en er dus nog een stimulans nodig is. De lokale besturen vallen echter niet onder de federale bevoegdheid. Bijgevolg is het voor de federale overheid niet altijd eenvoudig om een concreet totaalbeeld te krijgen van wat zich afspeelt bij de lokale besturen en of al dan niet moet worden ingegrepen. Dat betekent echter niet dat geen overleg wordt gepleegd of dat de federale overheid geen stimulansen zou geven.

In maart 2001 werd een samenwerkingsovereenkomst ondertekend tussen de federale overheid, de Vlaamse, de Franse en de Duitstalige Gemeenschap, het Vlaams Gewest, het Waals Gewest, het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, de Vlaamse Gemeenschapscommissie, de Franse Gemeenschapscommissie en de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie betreffende de bouw en de exploitatie van een gemeenschappelijk e-platform. De gemeenten zijn daar als dusdanig niet bij betrokken maar via de gemeenschappen die toezicht houden op de gemeenten zijn ze dat in tweede instantie wel.

Op 4 februari werd tijdens een interkabinettenwerkgroep met afgevaardigden van Administratieve Vereenvoudiging, Justitie, Defensie, Openbaar Ambt en Informatisering van de Staat, een stuurgroep opgericht om de werkzaamheden voor de verdere uitbouw van de elektronische aanbestedingen te versnellen. Als eerste stap voor deze vernieuwing werd beslist om bestaande systemen te promoten, ook de niet-elektronische. Ook in deze werkgroep werd vastgesteld dat slechts een beperkt aantal instellingen gebruik maakt van de bestaande faciliteiten. Het betreft niet enkel de raamcontracten afgesloten door de federale overheid, maar ook de mogelijkheid om offerteaanvragen volledig papierloos via elektronische weg te publiceren. Navraag bij minister Arena en ook bij de kanselarij van de eerste minister, die verantwoordelijk is voor alle niet-informatica-aspecten van openbare aanbestedingen en raamcontracten, bevestigt dat het systeem van de federale raamcontracten blijft bestaan. Het beheer is in handen van de overschrijdende raamcontractendienst bij de FOD Personeel en Organisatie.

Wat betreft de vraag over een transparant ICT-beleid verwijs ik opnieuw naar het samenwerkingsakkoord van maart 2001. In het kader daarvan komt er een gemengde technische en beleidswerkgroep regelmatig samen. De laatste samenkomst was in Namen op 3 februari jongstleden. Daar worden verschillende onderwerpen besproken, zoals de stand van zaken in de verschillende e-gov-projecten zowel van de federale overheid als van de gewesten en de gemeenschappen, de verkiezingen 2004, de status van de werkgroep op Europees niveau, enzovoort. De megaministerraad van 15 en 16 januari in Gembloers heeft daarenboven beslist om e-gov-bouwstenen die door de administratie FEDICT zijn ontwikkeld ter beschikking te stellen van de gemeenschappen en de gewesten. Al wat we voor ons eigen e-government maken, wordt aangeboden aan de gemeenschappen en de gewesten. Op 23 februari bracht ik een bezoek aan de Waalse minister president die sterk vragende partij was voor het gebruik van de elektronische identiteitskaart en voor aansluiting op onze federale kruispuntbank sociale zekerheid en ondernemingen.

Met de lokale overheden is er geen formeel overleg. Hier wordt in principe beroep gedaan op de gemeenschappen en de gewesten, maar er is uiteraard regelmatig informeel overleg naar aanleiding van een aantal projecten en ook naar aanleiding van de bevraging die de VVSG heeft gedaan.

We geven geen afdwingbare richtlijnen of kwaliteitslabels voor de lokale besturen, maar zoals gezegd is in Gembloers beslist om alles ter beschikking te stellen van de gemeenschappen en de gewesten en in tweede orde ook van de gemeenten. Eind vorig jaar heeft de gemeente Bornem het gebruikersbeheer van de federale overheid met de token, dat is de beveiligde toegang tot overheidsbestanden, volledig overgenomen. Concreet betekent dit dat de verschillende overheden voor de inwoners van de gemeente Bornem compleet transparant zijn. Als ze zich eenmaal aanmelden hebben ze toegang tot alle overheidsdiensten.

We willen het voorbeeld van Bornem promoten in andere gemeenten omdat dit een goede manier van werken is. In de toekomst zal ook met de federale elektronische identiteitskaart informatie bij de verschillende overheden kunnen worden opgevraagd.

Op de vraag naar de communicatie met de lokale overheid heb ik al geantwoord. De regio's en de gewesten zijn onze formele spreekbuizen. Informeel is er natuurlijk overleg. Wat de financiële, logistieke en personele ondersteuning betreft, ontwikkelt de federale overheid heel wat toepassingen - de bouwstenen - en stelt ze ter beschikking van de lokale besturen.

De laatste vraag handelt over de samenwerking met de FOD Administratieve Vereenvoudiging. Bij het begin van de regeerperiode hebben collega Van Quickenborne en ikzelf samen onze beleidsnota aan de ministerraad voorgelegd. De directeurs van de beide beleidscellen vergaderen om de week. Om de drie weken nemen ook de staatssecretarissen aan dit overleg deel.

Mevrouw Erika Thijs (CD&V). - Rekening houdend met de resultaten van het onderzoek, is het goed dat de federale raamcontracten blijven bestaan. De gemeentebesturen moeten wellicht beter worden geïnformeerd. Misschien willen we niet dat veel gemeenten intekenen, omwille van de hoge kosten die eraan verbonden zijn. Anders begrijp ik niet waarom we de informatisering niet extra zouden promoten. De financiële mogelijkheden van de lokale besturen zijn de jongste jaren sterk beperkt. Besparingen zijn wellicht nodig, maar toch niet ten koste van de technologische vooruitgang.

De staatssecretaris zegt geen afdwingbare richtlijnen te kunnen uitvaardigen. Ik begrijp dat de federale overheid niet kan raken aan de lokale autonomie. Ik heb recent geprobeerd zoveel mogelijk websites van gemeenten te bezoeken. De diversiteit is enorm en een zekere orde in de websites dringt zich op. Oningewijden kunnen daarin onmogelijk hun weg vinden. Tijdens het overleg tussen de verschillende niveaus zou dit ter sprake gebracht moeten worden.

Het proefproject Bornem zou na evaluatie in de commissie Binnenlandse Zaken kunnen worden besproken. ICT evolueert immers zo snel dat de parlementsleden zich permanent moeten bijscholen. We zouden ook kunnen nagaan in welke mate en tegen welk tempo dit project tot andere lokale besturen kan worden uitgebreid.