3-31 | 3-31 |
Mevrouw Jacinta De Roeck (SP.A-SPIRIT). - Het zal u niet verwonderen dat ik mij volledig kan aansluiten bij het betoog van mevrouw Lizin. Het artikel over het alimentatiefonds heeft ook mij diep ontgoocheld. Ik heb daarover al meer dan eens het woord genomen, maar dat haalt blijkbaar allemaal niets uit.
De vraag naar een alimentatiefonds leeft al meer dan 30 jaar bij de vrouwenverenigingen. De oprichting ervan wordt weer eens met 9 maanden uitgesteld; dat is een volle dracht. De regering zou dus van een goed alimentatiefonds moeten kunnen bevallen.
Na 30 jaar wachten betekenen 9 maanden maar een klein uitstel; evenmin als talloze andere mensen kan ook ik het echter niet aanvaarden. Niet alleen vrouwen en mannen wachten op de oprichting van dat fonds, vooral kinderen hebben het broodnodig. Als het fonds er niet komt, komen zij niet rond.
Een wetsvoorstel dat vorige zittingsperiode door verschillende vrouwelijke parlementsleden samen met minister Reynders en over de partijgrenzen heen werd uitgewerkt en goedgekeurd, schuift de regering nu als een banaal kladwerkje voor zich uit. Ik vrees stilaan dat uitstel, afstel wordt.
Een ander artikel in de programmawet waar ik bedenkingen bij heb, is dat over de toename van de belastingvermindering en de verlaging van de werkgeversbijdragen voor de hogere lonen. Ik begrijp dat in de huidige situatie van hoge werkloosheid ook van hoger gediplomeerden een inspanning wordt gevraagd om bepaalde categorieën vlugger aan de slag te helpen. Maar wat biedt deze programmawet voor de lagere looncategorieën?
Ik denk vooral aan de leefloontrekkers. In de vorige zittingsperiode werd gevraagd om het leefloon met 10% te verhoging. Uiteindelijk kwam er een verhoging met 4% en de belofte dat de ontbrekende 6% in een volgende zittingsperiode zouden worden toegekend. Ik heb in juni of juli al vruchteloos gevraagd waar die 6% bleven. Vandaag vind ik ze weer niet terug in de tekst. De allerlaagste inkomens krijgen geen 6% verhoging, ze krijgen zelfs geen 3%. Als de loonlastenverlaging voor de hogere lonen onze economie ten goede komt, waarom zou een verhoging van het leefloon dat dan niet doen? Als de koopkracht van de leefloontrekkers toeneemt, heeft dat zeker en vast een gunstig effect op de economische resultaten van sommige KMO's.
Vanmiddag hebben wij nog vergaderd met verenigingen van armen uit het Vlaamse landsgedeelte. Vier jaar geleden waren nauwelijks twintig personen aanwezig op een soortgelijke vergadering. Vandaag hebben bijna zeventig armen deelgenomen aan een discussie over het thema `Wonen en gezondheid'. Zij hebben onder andere uitgelegd dat zij zich geen koelkast met een A-label kunnen veroorloven en zich met een C-label moeten tevreden stellen, met alle nadelige gevolgen van dien voor hun energierekening. Als groene denk ik dan ook aan de nadelige gevolgen voor het leefmilieu.
In feite dwingen wij die mensen om energieverslindende producten te kopen en te leven op een manier die helemaal niet leefmilieuvriendelijk is. In een land dat zo welvarend is als het onze, is dat onaanvaardbaar.
Voorts zijn er twee typisch groene maatregelen, die helaas fel worden afgezwakt en uitgesteld. Over de ecoboni heb ik reeds gesproken. Ik wil het nu hebben over de productnormen. Op gewestelijk niveau bestaan er al jaren programma's inzake de vermindering van het gebruik van pesticiden. Het uitwerken van dergelijke programma's is zeer belangrijk voor de gezondheid van de bevolking en voor de bescherming van het leefmilieu. Bij de uitvoering van die programma's worden we geconfronteerd met de achterstand die op dat vlak op federaal niveau bestaat. Tijdens de vorige regeerperiode is beslist dat het eerste reductieprogramma op 31 januari 2004 eindelijk van start gaat. In de programmawet wordt bepaald dat die maatregel wordt uitgesteld tot eind 2004. De betekenis van de vermindering van het gebruik van biociden en gewasbeschermingsmiddelen kan nochtans niet worden ontkend. Deze regering, die zich de groenste aller regeringen noemt, bewijst daarmee dat ze eigenlijk niet zo groen is. We hebben inmiddels al enige druk uitgeoefend op minister Van den Bossche, die in de commissie heeft verklaard van dit punt ondanks alles een prioriteit te willen maken. Het probleem is dat minister Van den Bossche de bevoegdheid over deze materie met minister Demotte deelt. Ik hoop dat de beide ministers zich voor deze problematiek zullen inzetten. De drukkingsgroepen buiten de politiek kijken hoopvol toe en ze nemen de gemaakte beloften au sérieux. Als onafhankelijke groene zal ik erop toezien dat dit groene aandachtspunt niet wordt verdaagd. Ik zal zowel minister Van den Bossche als minister Demotte hierover geregeld ondervragen. Ik vertrouw erop dat zij hun beloften nakomen.
Ik vind de programmawet enigszins ontgoochelend. Dat zal ik bij de stemming duidelijk laten blijken.
Mme Christiane Vienne (PS). - À mon tour, je voudrais intervenir au sujet du Fonds de créances alimentaires en rappelant quelques dates clés.
La loi a été publiée au Moniteur belge du 21 février 2003 avec une entrée en vigueur prévue en septembre 2003. Le 16 juillet 2003, l'entrée en vigueur est reportée au 1er septembre 2004. Aujourd'hui, comme le disait le ministre Reynders en commission, l'application de la loi est avancée de trois mois puisqu'il parle du 1er juin 2004.
J'attire votre attention sur le fait que, lorsque l'on parle d'application de la loi, cela veut simplement dire que l'on va commencer à rassembler les sommes nécessaires et non à effectuer les versements.
En fait, 175.000 familles sont concernées. 19% des pensions alimentaires ne sont pas payées et un enfant sur quatre dont les parents sont divorcés ne voit pas du tout son père.
Le montant moyen d'une pension alimentaire est de 150 euros et le coût estimé par le Bureau du Plan est de 7,5 millions d'euros.
Quelle est la situation aujourd'hui ? Comme l'ont déjà dit mes collègues, la question de l'universalité est battue en brèche. En effet, contrairement à ce qui était prévu, un plafond a été appliqué.
Par ailleurs, on parle beaucoup des enfants, mais il y a aussi énormément de femmes qui n'ont pas exercé d'activités professionnelles durant leur vie et qui se retrouvent, divorcées et seules, à un âge avancé.
Les recouvrements prévus ne permettront pas de couvrir l'ensemble de la demande. Ils permettront à peine de constituer une réserve pour le fonds.
Qui complétera ? Rien n'est prévu à ce sujet dans la déclaration gouvernementale.
Quand démarreront les premiers versements aux familles ?
Comme je l'ai déjà exprimé au sein de cette Assemblée, il est évident que la formule choisie est loin d'être idéale et qu'il faudra, un jour ou l'autre, réexaminer toutes les alternatives possibles. On ne peut pas attendre la faillite du système et laisser plus longtemps dans la difficulté toutes les familles concernées.
Nous serons donc vigilants et si, dès l'instant où les recouvrements auront commencé, on ne fixe pas rapidement une date pour effectuer les premiers versements, nous devrons faire d'autres propositions et retravailler cette question.
Mevrouw Sabine de Bethune (CD&V). - Ik zal mij beperken tot de toelichting bij één artikel over noord-zuidsolidariteit. Ik heb het amendement terzake voor het eerst in de plenaire vergadering ingediend. Daarin stel ik voor om een noodfonds voor de NGO's op te richten. We zijn daartoe genoopt nadat de Kamer zojuist de begroting heeft besproken. De afgelopen weken hebben de NGO's met concrete cijfers aangetoond dat het paarse budget voor ontwikkelingssamenwerking gezichtsbedrog is. CD&V heeft dat ook bij het begrotingsdebat in de Kamer aangeklaagd. Maar we zijn vooral verontrust over het beleid zelf. Een jarenlang gegroeide consensus over een aantal essentiële punten in het beleid inzake ontwikkelingssamenwerking wordt immers brutaal herzien. We vinden die trendbreuk zeer verontrustend en willen met dit signaalamendement een oproep doen tot bijsturing.
De trendbreuk is drievoudig. Ten eerste is het bereiken van de 0,7%-norm in het budget voor ontwikkelingssamenwerking een goede zaak, maar het mag geen doel op zich worden. De betekenis van de begroting voor ontwikkelingssamenwerking is dat de regering jaarlijks een bepaald bedrag reserveert voor het zuiden. Dat geld kan bijgevolg niet meer gebruikt worden voor het eigen beleid hier in het noorden. De paarse regering stapt daar evenwel van af. Onder het mom van de horizontale budgetlijnen wordt met budgetten geschoven teneinde het groeipad naar 0,7% te realiseren. Een spectaculaire stijging is enkel het gevolg van de overschrijving van middelen van andere departementen op het budget van ontwikkelingssamenwerking. In werkelijkheid stijgt het budget niet, meer nog het Belgisch asielbeleid wordt voortaan ook betaald met geld dat voor het zuiden bestemd is. Voor CD&V is deze trendbreuk onaanvaardbaar omdat het budget van ontwikkelingssamenwerking gebruikt wordt voor de Belgische politiek. De mensen in het zuiden zijn daar het slachtoffer van.
Een tweede trendbreuk ligt in het feit dat de minister van ontwikkelingssamenwerking jarenlang de woordvoerder van het zuiden was, maar nu door de inventieve begrotingstrucs van de paarse regering een minister zonder portefeuille wordt. Bovendien heeft hij nog een aantal bevoegdheden aan de minister van Buitenlandse zaken moeten afstaan. Een minister die geen autonome beheersbevoegdheid heeft over zijn budget, kan bij gebrek aan geloofwaardigheid nog moeilijk beschouwd worden als woordvoerder van het zuiden. CD&V vindt dat een duidelijke en spijtige trendbreuk met het verleden met als enig slachtoffer de mensen in het zuiden.
De derde trendbreuk heeft betrekking op de NGO's. Ze hebben op vraag van de overheid hun kwaliteit opgedreven door de opgelegde beleidsvoorwaarden uit te voeren. Daartegenover plaatste de overheid de erkenning van hun autonomie en de gegarandeerde budgetten. De inzet van de NGO's om zich naar die beleidsvoorwaarden te schikken wordt evenwel niet gehonoreerd door de huidige paarse meerderheid, integendeel. Door de aanzienlijke vermindering van de budgetten van NGO's, komt de paarse regering die eerder aangegane engagementen niet meer na.
In het verleden behandelde de regering de directe, indirecte en multilaterale hulp op gelijke voet. De aanzienlijke vermindering van het budget voor indirecte hulp doorbreekt dat evenwicht waardoor de NGO's aan gezag inboeten. Voor CD&V is dat onaanvaardbaar omdat opnieuw de mensen in het zuiden het slachtoffer zijn.
CD&V sluit zich aan bij de kritiek van de NGO's, die aantonen dat de stijging van de begroting van Ontwikkelingssamenwerking alleen te wijten is aan inventieve begrotingtrucs. Ik geef daarvan een vijftal voorbeelden.
De 847 miljoen euro in 2004 is grotendeels het resultaat van een verwerking van uitgaven van Financiën, Buitenlandse Zaken in de begroting Ontwikkelingssamenwerking. De totale uitgaven voor ontwikkelingssamenwerking inclusief de uitgaven van andere departementen, zou in totaal 1,3 miljard in 2004 bedragen. Waar haalt de regering ruim 450 miljoen euro extra op een ogenblik dat ze reeds een groot aantal begrotingen van de andere departementen in het budget Ontwikkelingssamenwerking heeft ondergebracht?
De minister van Ontwikkelingssamenwerking heeft geen zeggenschap over zijn begroting aangezien vele bedragen van andere departementen in zijn begroting worden ingeschreven terwijl de bevoegdheid bij de bevoegde ministers blijft.
Circa 70 miljoen euro van de 847 miljoen komt onder de rechtstreekse bevoegdheid van de minister van Buitenlandse Zaken. Dat is ongeveer 10 procent van de totale begroting van ontwikkelingssamenwerking.
De begroting Bilaterale samenwerking daalt in werkelijkheid met 8 miljoen euro. De schijnbare stijging is alleen het gevolg van de overschrijving van leningen van staat tot staat van Financiën naar Ontwikkelingssamenwerking.
De begroting Indirecte samenwerking daalt met ruim 70 miljoen euro. Vooral de NGO's worden getroffen. Vandaar het amendement dat we in de programmawet willen inschrijven om een soort noodfonds op te richten voor de NGO's.
De beleidsnota van de minister van Ontwikkelingssamenwerking staat vol met lovenswaardige intenties. Voor CD&V moeten die echter ook gerealiseerd worden. Een analyse van de begroting Ontwikkelingssamenwerking is echter zeer ontnuchterend. De regering vergeet de daad bij het woord te voegen. De bevolking in het zuiden wordt andermaal het slachtoffer. Daarom moet de regering dringend haar beleid bijsturen en in de nodige financiële middelen voorzien.
Mme Sfia Bouarfa (PS). - J'interviens au nom de mon groupe sur les matières qui ont été traitées par la commission des Affaires sociales. Je me limiterai à quelques aspects de la loi-programme soumise à examen et qui comprend essentiellement des dispositions exécutant les accords pris au cours de la Conférence pour l'emploi ou les mesures décidées lors du conclave budgétaire.
En octobre dernier, lors de la discussion de la déclaration gouvernementale, nous nous étions déjà exprimés sur l'augmentation de la norme de croissance réelle légale des dépenses de l'assurance soins de santé : celle-ci passe de 2,5% à 4,5%. L'accord gouvernemental est donc respecté en la matière et cette mesure permettra une amélioration de l'accessibilité au système pour un plus grand nombre de nos concitoyens avec en outre une prise en compte des besoins du secteur. Nous pouvons à nouveau nous en réjouir.
De nombreuses adaptations techniques ont été soumises à l'examen de la commission des Affaires sociales mais on relève, dans le domaine de l'assurance soins de santé et indemnités, trois dispositions qui rencontrent sans aucun doute notre approbation :
Ces mesures participent aussi à la lutte contre la fraude sociale et nous actons qu'un plan général de lutte contre cette fraude sociale est actuellement en cours.
Je suis intervenue personnellement en commission des Affaires sociales pour signaler que l'action devait d'abord porter sur ceux qui organisent la fraude sociale notamment par le travail au noir à grande échelle.
Le travail au noir menace effectivement la solidarité entre les personnes et il est la cause de dysfonctionnements constatés sur le marché du travail. Il doit dès lors être combattu.
Certes le travail au noir détruit le travail, parce qu'il fausse non seulement la concurrence mais aussi la pression fiscale et parafiscale.
Le ministre a rappelé que « son cheval de bataille » était surtout la création d'emplois.
J'adhère à ce principe et je prends acte que le ministre partage aussi mon souhait que la lutte contre la fraude soit efficace tout en tenant compte de la situation concrète de certaines personnes.
En l'occurrence l'entrée dans le système des titres-services ne devra pas prioritairement engendrer des enquêtes sur le passé des travailleurs.
Je voudrais poursuivre mon intervention à propos des titres-services.
Ce qui est important à nos yeux, c'est que les travailleurs visés, particulièrement ceux qui bénéficient d'une allocation de chômage complémentaire ou d'un revenu d'intégration, puissent à terme prétendre à un contrat à durée indéterminée pour au moins un emploi à mi-temps.
Il s'agit ici d'une grande expérience au niveau des services de proximité et en ce qui concerne les ALE, nous partageons la volonté du gouvernement de ne pas encourager l'existence de deux systèmes concurrents.
Cette exigence de véritables contrats de travail confère en outre une image valorisante et de confiance au travail de proximité. C'est une excellente chose.
Nous serons attentifs au chiffre annonçant la création de 25.000 emplois. L'évaluation en profondeur qui devra intervenir au plus tard au mois de septembre 2005 sera déterminante. Il s'agit ici d'une expérience sociale novatrice car jamais, par le passé, on n'a tenté de régulariser la situation des gens travaillant au noir.
Nous accorderons donc notre confiance au gouvernement et nous marquons notre accord sur l'indispensable collaboration qui doit exister en la matière avec les communautés et régions.
Je terminerai cette courte intervention en épinglant quelques mesures qui rencontrent également tout particulièrement notre approbation.
Tout d'abord, l'extension de la mission de Fedasil prévoyant un droit limité à une aide matérielle pour les mineurs dont les parents sont sans papiers. À ce propos, il me semble que l'expression « enfants illégaux » utilisée dans le rapport écrit est inadéquate. Elle peut laisser croire qu'il s'agit d'enfants illégitimes ou indésirables alors qu'en réalité, nous parlons d'enfants dont les parents sont dépourvus de documents de séjour. Je voudrais que cette erreur soit rectifiée.
L'extension de la mission prévoyant un droit limité à une aide matérielle pour les mineurs dont les parents ne peuvent respecter l'obligation alimentaire nous paraît essentielle. Le séjour illégal des parents ne doit en effet en aucun cas compromettre l'intégrité physique et psychique des enfants. C'est fondamental.
Par ailleurs, les possibilités d'insertion sur le marché du travail pour les groupes cibles les plus exposés aux discriminations seront renforcées. C'est une excellente chose car au-delà de l'octroi d'une aide financière, procurer un job constitue une mesure d'insertion éminemment plus positive encore.
Le renforcement des droits des personnes vivant dans des situations précaires constitue également une mesure positive. Nous approuvons les mesures annoncées en la matière, particulièrement celle offrant à un usager la possibilité de faire valoir ses droits auprès des tribunaux du travail en cas de négligence d'un CPAS.
-De algemene bespreking is gesloten.
De voorzitter. - Teneinde de artikelsgewijze bespreking van het ontwerp van programmawet in alle sereniteit te laten verlopen, stel ik voor dat de werkzaamheden van de commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden nu worden geschorst zodat iedereen de gelegenheid heeft om zijn amendementen te verdedigen. De commissie zal wellicht omstreeks 22 uur haar werkzaamheden kunnen voortzetten.
De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - Als de commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden heel de nacht zou vergaderen, dan vragen wij morgen de lezing van het verslag.
De voorzitter. - Iedereen moet een beetje goede wil aan de dag leggen. Het lijkt mij zeer redelijk de werkzaamheden van de commissie tijdens de artikelsgewijze bespreking te schorsen. We weten overigens niet hoe de werkzaamheden van de Kamer zullen verlopen.