3-31

3-31

Belgische Senaat

Handelingen

DONDERDAG 18 DECEMBER 2003 - NAMIDDAGVERGADERING

(Vervolg)

Mondelinge vraag van de heer Jurgen Ceder aan de vice-eerste minister en minister van Justitie en aan de vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken over «het toezicht op een Palestijnse overvaller» (nr. 3-123)

De heer Jurgen Ceder (VL. BLOK). - In de ochtend van 16 december heeft de politie acht personen opgepakt die verdacht worden van betrokkenheid bij meerdere overvallen, onder andere bij de overval op het postkantoor van Nederbrakel eind vorig jaar, waarbij explosieven werden gebruikt.

Een van de gearresteerde personen is Khalil Mouhammed Abdallah Al-Nawawreh. Deze 25-jarige Palestijn was vorig jaar één van de bezetters van de Geboortekerk in Betlehem. Na onderhandelingen op internationaal niveau werd hij door Israël verbannen en samen met enkele anderen door België opgevangen, op voorwaarde dat hij onder toezicht van de autoriteiten zou blijven. Nu blijkt dat dit toezicht niet verhinderd heeft dat deze Palestijn mogelijk zou hebben deelgenomen aan verschillende gewapende overvallen.

Gisteren heeft het departement van de minister toegegeven dat sinds juni geweten is dat betrokkene niet meer bij zijn gastgezin in Bertrix verblijft en contacten onderhield met fundamentalistische en terroristische kringen in Brussel. We mogen nog van geluk spreken dat geen andere politieke doelwitten werden aangevallen, want niets zou die personen belet hebben aanslagen te plegen tegen Israëlische, joodse of andere doelwitten.

Waaruit bestaat dat toezicht op de in België opgevangen bezetters van de Geboortekerk? Hoe kon die persoon zware criminele activiteiten uitvoeren terwijl hij onder toezicht stond? Zijn er banden tussen deze criminele bende en andere bezetters van de Geboortekerk? Diende de opbrengst van de overvallen voor de financiering van politieke activiteiten of terrorisme? Hoe zal het toezicht worden georganiseerd om dergelijke feiten onmogelijk te maken?

De heer Patrick Dewael, vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken. - De aanwezigheid van betrokkene in ons land vloeit rechtstreeks voort uit een beslissing van de Europese Unie. De Raad voor Algemene Zaken en Buitenlandse Betrekkingen heeft op 21 mei vorig jaar beslist 13 Palestijnen die betrokken waren bij de kerkbezetting, voor één jaar in de Europese Unie op te nemen. De 13 personen werden verdeeld over een aantal lidstaten. De Belgische minister van Buitenlandse Zaken had zich bereid verklaard één persoon op te nemen.

Op grond van de gegevens waarover ik beschik, is de kwalificatie van terrorist onaanvaardbaar. De EU gaat ervan uit dat het om bannelingen gaat, wat gevolgen heeft voor de verblijfsvoorwaarden in de EU-lidstaten. Betrokkene heeft dus geen verblijfsvergunning conform het Belgische recht. Hij is geen asielzoeker en ressorteert niet onder de vreemdelingenwetgeving. We kunnen hem bijvoorbeeld geen huisarrest geven. Zolang hij geen strafbare feiten pleegt, mag hij zich vrij bewegen op ons grondgebied. De enige verplichtingen die de EU ons oplegt, is dat hem een vaste verblijfplaats wordt toegewezen en dat hij een meldingsplicht heeft.

Mochten zich feiten voordoen, dan moeten die krachtens de notificatie enkel aan de Europese Unie worden gemeld. Noch de minister van Binnenlandse Zaken, noch de minister van Buitenlandse Zaken, noch enige andere Belgische instantie kan eenzijdig op dat engagement terugkomen.

Ik heb naar aanleiding van de feiten die zich nu hebben voorgedaan, overleg gepleegd met de minister van Buitenlandse Zaken en hem gevraagd de kwestie bij de Europese Unie aan te kaarten.

De regeling gold aanvankelijk voor één jaar, maar in mei van dit jaar werd ze voor twee jaar verlengd.

De betrokkene heeft de meldingsplicht tamelijk goed nageleefd. De eigenaar van de woning waarin hij verbleef, heeft regelmatig gerapporteerd aan de lokale politie, die ook instructies had gekregen om aan de betrokkene bijzondere aandacht te besteden. Vanaf mei van dit jaar heeft de betrokkene zich steeds minder van zijn meldingsplicht gekweten. Hij werd echter wel permanent gevolgd. Telkens werd vastgesteld dat hij de meldingsplicht niet naleefde, moest hij via overleg ervan worden overtuigd terug naar Bertrix te gaan. De klassieke middelen bij een asielprocedure konden niet worden aangewend. Op een bepaald ogenblik werd vastgesteld dat hij in Anderlecht contacten bleef onderhouden. Maar hij kon zich, zoals gezegd, vrij over het grondgebied bewegen. Hij kon niet onder huisarrest worden geplaatst.

Nu is een nieuwe situatie ontstaan. Hij is bij een huiszoeking opgepakt en zijn naam wordt in verband gebracht met enkele diefstallen. De onderzoeksrechter heeft hem onder aanhoudingsmandaat geplaatst. De raadkamer beslist morgen of dat mandaat wordt bevestigd. België moet het dossier opnieuw bij de Europese Unie aankaarten.

Ik heb dit dossier vanop een afstand gevolgd. Het is een vrij eigenaardige regeling, die in Europees verband tot stand is gekomen. Dertien bannelingen werden verspreid over lidstaten van de Europese Unie die bereid waren hen op te vangen. Ik heb vernomen dat Ierland, dat twee bannelingen heeft opgevangen, met gelijkaardige problemen wordt geconfronteerd.

De heer Jurgen Ceder (VL. BLOK). - Ik geef toe dat de betrokken persoon een bijzonder statuut geniet, maar we kunnen ook niet zeggen dat hij een diplomatieke onschendbaarheid genoot.

De minister aanvaard de kwalificatie van terrorist niet, maar misschien is hij na de recente feiten van gedacht veranderd. We kenden echter wel de achtergrond van de betrokkene. Hij had deelgenomen aan de bezetting van de Geboortekerk in Betlehem, waarbij geweld was gebruikt. Israël had ons ingelicht tot welke organisaties deze persoon behoorde. De minister wist sinds juni dat de betrokkene zijn meldingsplicht niet langer naleefde en dat hij contacten onderhield met bepaalde terroristische of fundamentalistische organisaties.

Waarom werd niet eerder tot huiszoekingen overgegaan? Er is ook niet overgegaan tot een voorlopige aanhouding. Men heeft alles laten begaan, met de gekende gevolgen.

De heer Patrick Dewael, vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken. - Volgens de heer Ceder aanvaard ik de omschrijving van terrorist niet, maar ben ik op basis van de nieuwe feiten allicht tot een ander inzicht gekomen. Mijn standpunt is evenwel rechtlijnig. Iedereen is onschuldig tot bewijs van het tegendeel. De bewuste persoon is nu in verdenking gesteld en onder aanhoudingsmandaat geplaatst. Ik herhaal dit met klem, omdat ook sommige leden van de Kamer ervan uitgingen dat hij schuldig is aan de feiten.

Ik ben helemaal niet op de hoogte sinds juni. Na de eedaflegging van de regering werd ik immers pas voor het eerst in de loop van september met het dossier geconfronteerd op basis van inlichtingen van de dienst Vreemdelingenzaken.

Ik volg dat dossier niet op de voet, maar toen bleek dat de bewuste persoon de meldingsplicht niet meer respecteerde, hebben mijn diensten al het mogelijke gedaan hem ertoe te bewegen terug naar Bertrix te gaan. Met succes! Mijn diensten zijn evenwel niet verplicht de betrokkene 24 uur op 24 te volgen of onder politiebewaking te plaatsen, gelet op zijn statuut. Ingevolge de gepleegde feiten kan de situatie nu wijzigen.

Uit de gegevens blijkt helemaal niet dat de personen waarmee hij in Anderlecht in contact is gekomen, fundamentalisten of terroristen zijn. Om die reden kan ik hem ook niet preventief laten oppakken.

Na het plegen van feiten van gemeenrecht, wat hij zou hebben gedaan, kan tegen hem een aanhoudingsmandaat worden uitgevaardigd.

De voorzitter. - Mag ik erop wijzen dat het Reglement een spreektijd van drie minuten voorschrijft voor de behandeling van een mondelinge vraag.