3-426/2 | 3-426/2 |
19 DECEMBER 2003
Evocatieprocedure
Dit optioneel bicameraal wetsontwerp (artikel 78 van de Grondwet) werd op 31 oktober 2003 door de regering in de Kamer van volksvertegenwoordigers ingediend (stuk Kamer, nr. 51-383/1) en door de Kamer van volksvertegenwoordigers op 18 december 2003 aangenomen en overgezonden aan de Senaat. De Senaat heeft het ontwerp geëvoceerd op dezelfde dag.
Met toepassing van artikel 27, § 1, tweede lid, van het Reglement van de Senaat, heeft de commissie de bespreking van dit ontwerp aangevat vóór de stemming in de Kamer. De commissie heeft aldus dit wetsontwerp besproken tijdens haar vergaderingen van 3, 18 en 19 december 2003.
Dit wetsontwerp beoogt in de eerste plaats de omzetting van richtlijn 2001/97/EG. Het werd voor de eerste maal in de Kamer ingediend begin 2003 (stuk Kamer nr. 50-2230). Het ontwerp kon echter niet goedgekeurd worden voor de ontbinding van de wetgevende Kamers.
De regering heeft het wetsontwerp dus opnieuw aan het Parlement voorgelegd en heeft een aantal bepalingen ervan aangevuld en versterkt.
Deze omzetting wil twee aanvullende doelstellingen realiseren ten opzichte van de voorgaande toestand. Ten eerste worden de preventiemaatregelen tegen nieuwe vormen van criminaliteit uitgebreid.
Ten tweede wordt het toepassingsgebied van de witwaswetgeving uitgebreid naar andere operatoren. Er is de heel delicate kwestie van de onderwerping van advocaten aan het preventief stelsel en aan de meldplicht. Die worden slechts onderworpen voor zover zij hun cliënten bijstaan bij het voorbereiden of uitvoeren van financiële activiteiten, opgesomd in de richtlijn, of wanneer zij optreden in naam en voor rekening van hun cliënt in een financiële of vastgoedtransactie. In rechtszaken gelden voor hen de verplichtingen van de anti-witwasmaatregelen niet.
Behalve de advocaten gelden de witwasmaatregelen nu ook voor de handelaars in luxegoederen. Zo zal het niet meer mogelijk zijn een voorwerp of een goed van meer dan 15 000 euro cash te betalen.
Eén aspect was problematisch, en de oorspronkelijke tekst werd op dat punt dan ook aangepast. De Cel voor financiële informatieverwerking kan niet alleen bij een hele reeks besturen informatie inwinnen, maar ook bij de rechterlijke overheid. De minister van Justitie heeft opgemerkt dat de procureurs-generaal wensten op te treden wat de onderzoeksrechters betreft. Uiteindelijk werd in samenspraak met de procureurs-generaal en de CFI besloten dat wanneer een onderzoeksrechter ermee instemt informatie aan de Cel te bezorgen, hij daartoe de uitdrukkelijke toestemming moet verkregen hebben van de procureur-generaal. Als deze informatie voor het buitenland bestemd is, moet de federale procureur de toestemming geven. De minister verklaart dat dit amendement geenszins het optreden van de CFI zal belemmeren.
Dit ontwerp breidt het toepassingsgebied uit van de wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld op het vlak van de beoogde misdaadvormen en beroepen.
Voortaan kan men stellen dat al wie van ver of dichtbij een rol van financiële tussenpersoon speelt, verantwoording zal moeten afleggen in het kader van de strijd tegen de witwaspraktijken. Deze benadering is onder andere nodig om het witwassen in het kader van de georganiseerde criminaliteit te bestrijden.
Zo breidt het ontwerp de maatregel uit tot de advocaten. Het beperkt evenwel de toepassing ervan tot wat strikt noodzakelijk is en maakt gebruik van de mogelijkheid die zij hebben om hun meldingen te richten aan de stafhouder van hun orde.
Bovendien voorziet het ontwerp in een verbod om goederen in contanten te betalen, meer bepaald roerende goederen waarvan de waarde gelijk is aan of hoger is dan 15 000 euro, wanneer die goederen verkocht worden door handelaars zoals bedoeld in artikel 1 van het Wetboek van koophandel.
De ontwerptekst heeft in de Kamer van volksvertegenwoordigers geen bijzondere kritiek uitgelokt. Hij werd eenparig aangenomen door de Kamercommissie voor Financiën.
Voor de heer Vandenberghe is dit een belangrijk wetsontwerp dat een grondige bespreking verdient. Het wetsontwerp strekt ertoe de richtlijn 2001/97/EG van het Europees Parlement en van de Raad van 4 december 2001 tot wijziging van richtlijn 91/308/EEG van de Raad tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld, om te zetten. Het witwasmisdrijf wordt hier uitgebreid, met als gevolg dat alle argumenten met betrekking tot de bevrijdende aangifte nog worden versterkt. Deze argumenten zullen nader worden ontwikkeld voor de bevoegde juridische instanties. Spreker kan de wijze van omgaan met het Parlement, die getuigt van een democratisch despotisme, moeilijk aanvaarden.
Op dit ontwerp worden geen amendementen ingediend.
Het wetsontwerp in zijn geheel wordt eenparig aangenomen door de 14 aanwezige leden.
Dit verslag wordt goedgekeurd met 8 stemmen bij 1 onthouding.
De rapporteur, | De voorzitter, |
François ROELANTS DU VIVIER. | Jean-Marie DEDECKER. |
De door de commissie aangenomen tekst
is dezelfde als die van het door
de Kamer van Volksvertegenwoordigers
overgezonden wetsontwerp
(zie stuk Kamer, nr. 51-383/5)